ECLI:NL:RBROT:2025:3721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 6379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met adreswijziging en woonkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over de toekenning en terugvordering van een bijstandsuitkering. Eiseres, die vanwege huiselijk geweld haar woning had verlaten, had zich op 1 november 2023 bij het college gemeld voor een bijstandsuitkering. Het college had haar een uitkering toegekend, maar deze met 20% verlaagd omdat eiseres geen woonkosten had. Daarnaast had het college een voorschot van € 310,93 teruggevorderd. Eiseres was het niet eens met de ingangsdatum van de uitkering en de verlaging van het bedrag, en stelde dat er dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de ingangsdatum van de bijstandsuitkering correct was vastgesteld op 1 november 2023, conform de Participatiewet. Eiseres had zich niet binnen de vereiste termijn ingeschreven in de gemeente Rotterdam na haar adreswijziging, wat een voorwaarde was voor een eerdere ingangsdatum. De rechtbank oordeelde ook dat de verlaging van de uitkering met 20% gerechtvaardigd was, aangezien eiseres geen woonkosten had. De rechtbank vond dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten tot terugvordering van het voorschot, en dat eiseres niet voldoende had onderbouwd dat er dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoeken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bijstandsontvangers om zich tijdig in te schrijven bij de gemeente en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6379

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kaplan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Inleiding

1. Met het besluit van 16 januari 2024 (primair besluit 1) heeft het college eiseres met ingang van 1 november 2023 een uitkering toegekend op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van eveneens 16 januari 2024 (primair besluit 2) heeft het college het aan eiseres toegekende voorschot van € 310,93 van eiseres teruggevorderd. Vanaf 1 januari 2024 wordt maandelijks € 45,85 ingehouden op de uitkering.
1.2.
Met het besluit van 17 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Op 14 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen de toekenning van de bijstandsuitkering afgewezen. [1]
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woonde met haar toenmalige partner en kinderen in [gemeente] en ontving een bijstandsuitkering. Zij heeft de woning verlaten vanwege huiselijk geweld. Eiseres en haar kinderen verblijven sinds mei 2023 in [woonplaats] . Zij heeft geen eigen woning. Zij heeft zich op 1 in november 2023 bij het college gemeld om een aanvraag te doen voor een bijstandsuitkering.
2.1.
Met primair besluit 1 heeft het college aan eiseres met ingang van 1 november 2023 een bijstandsuitkering toegekend. Daarbij is de uitkering verlaagd met 20% van het netto minimumloon, omdat eiseres geen woonkosten heeft.
2.2.
Het college heeft eiseres in totaal € 1.962,07 aan voorschotten toegekend. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 85,- (broodnood), een bedrag van € 782,11 (voorschot bijstandsuitkering) en een bedrag van € 1.094,96 (voorschot bijstandsuitkering). Het college heeft de voorschotten verrekend met het na te betalen bedrag van € 1.651,14. Het resterende vorderingsbedrag bedraagt dan nog € 310,93.
2.3.
Met primair besluit 2 heeft het college het aan eiseres nog resterend verstrekte voorschot van € 310,93 teruggevorderd.
2.4.
Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat eiseres geen kosten heeft die vergelijkbaar zijn met woonkosten. Vanwege het ontbreken van woonkosten of daarmee vergelijkbare kosten, heeft eiseres lagere kosten dan de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de norm voorziet. Nu eiseres een lagere bijstandsuitkering heeft gekregen, wordt het teveel toegekende voorschot van € 310,93 teruggevorderd. Het college ziet verder geen dringende redenen om van de terugvordering af te zien.

Gronden van het beroep

3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd het niet eens te zijn met de ingangsdatum van 1 november 2023. Het college had met de ingangsdatum moeten aansluiten bij het einde van de bijstandsuitkering van de gemeente [gemeente] . Verder betoogt eiseres dat er geen wettelijke grondslag is voor de verlaging van de bijstandsuitkering met 20% van het wettelijk minimumloon. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat de omstandigheid dat zij geen eigen woning heeft, niet betekent dat zij minder kosten heeft. Juist doordat zij geen eigen woning heeft moet zij meer kosten maken voor haar dagelijks levensonderhoud.
Ten slotte heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van zeer dringende redenen op grond waarvan het college niet had mogen overgaan tot het terugvorderen van het teveel toegekende voorschot.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid de bijstandsuitkering op 1 november 2023 heeft laten ingaan, of er een korting van 20% van het wettelijk minimumloon mocht worden toegepast en of een bedrag van € 310,93 aan betaald voorschot van eiseres teruggevorderd mocht worden.
5. Eiseres heeft zich op 1 november 2023 bij het college gemeld voor een bijstandsuitkering. In artikel 44, eerste lid, van de Pw, is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. De hoofdregel is dat aan eiseres in principe niet eerder dan 1 november 2023 bijstand kon worden toegekend. Uit het interne handboek van het college volgt dat het college bij verhuizingen vanuit een andere gemeente bijstand toekent aansluitend aan de datum waarop de bijstandsuitkering eindigde in de vorige gemeente. De voorwaarden hiervoor zijn dat de bijstandsgerechtigde zich binnen 10 werkdagen na het bekend worden met de datum van stopzetting dient te melden bij het college en dat de bijstandsgerechtigde zich, conform artikel 2.39 van de Wet Basisregistratie personen, binnen vijf dagen na de adreswijziging heeft ingeschreven in de gemeente Rotterdam. De stopzetting van de bijstandsuitkering van eiseres door de gemeente Rucphen is aangekondigd met de brief van 18 oktober 2023. Aan eiseres wordt niet tegengeworpen dat zij zich niet binnen 10 werkdagen na 18 oktober 2023 heeft gemeld. Wel wordt aan eiseres tegengeworpen dat zij niet heeft voldaan aan de andere voorwaarde, namelijk dat zij zich niet binnen 5 dagen na haar adreswijziging heeft ingeschreven in de gemeente [gemeente] . Eiseres heeft pas op 31 oktober 2023 een briefadres aangevraagd, terwijl zij naar eigen zeggen sinds mei 2023 in Rotterdam verbleef. Ook wanneer wordt uitgegaan van 1 oktober 2023 als verhuisdatum zijn de vijf dagen ruim overschreden. De stelling van eiseres op zitting dat de late aanvraag van een briefadres haar, gezien haar situatie niet mocht worden tegengeworpen, heeft zij verder niet met stukken onderbouwd.
6. Op grond van artikel 27 van de Pw kan het college de bijstandsuitkering verlagen als iemand geen woning heeft. Volgens artikel 3 van de Beleidsregels verlaging wegens woonsituatie en voor schoolverlaters Rotterdam 2016 wordt de bijstandsuitkering met 20% verlaagd als iemand in een woning of opvang woont waaraan geen woonkosten zijn verbonden. De situatie van eiseres valt ook onder deze regeling. Zij verbleef weliswaar bij verschillende mensen, maar zij had geen woonkosten. Het college heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat eiseres lagere noodzakelijke kosten van het bestaan had als gevolg van haar woonsituatie. Evenmin is gebleken dat de hardheidsclausule toegepast had moeten worden. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat sprake is van omstandigheden waaruit volgt dat het beleid voor haar leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
7. Voorzover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat de omstandigheid dat zij geen eigen woning heeft, niet betekent dat zij minder noodzakelijke kosten heeft, heeft eiseres dit evenmin met stukken onderbouwd.
8. De stelling van eiseres dat het college af had moeten zien van terugvordering van het verstrekte voorschot van € 310,93 op grond van de dringende redenen, slaagt niet. Eiseres heeft aangevoerd dat het college wist dat zij dakloos was en dat het aan het college te wijten is dat zij een te hoog voorschot heeft gekregen. De rechtbank acht dit onvoldoende voor een oordeel dat sprake is van dringende redenen om af te zien van de terugvordering. Bij de toekenning van het voorschot is aangegeven dat het gaat om een lening en ook is meegedeeld dat de mogelijkheid tot terugvordering bestond. Daarnaast heeft eiseres de eerste keer dat zij een voorschot (het bedrag van € 782,11) ontving wel het juiste bedrag ontvangen. Daarom had zij kunnen weten dat zij bij ontvangst van het tweede voorschot (het bedrag van € 1.094,96) een te hoog bedrag had ontvangen. Bovendien geeft de toekenning van het voorschot geen recht op bijstand. Daarnaast heeft eiseres niet met stukken onderbouwd dat de terugvordering voor haar onevenredig nadelige financiële gevolgen had in verhouding tot het te dienen doel met de terugvordering. Inmiddels is het terug te vorderen bedrag ook al volledig verrekend.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 maart 2024 is bekend onder het kenmerk