ECLI:NL:RBROT:2025:3698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
24/11517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen bestuurlijke boete op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 2.000,- opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid & Natuur. Eiseres had op 2 oktober 2024 bezwaar aangetekend tegen deze boete, maar het bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen bezwaargronden waren ingediend. De rechtbank oordeelt dat het niet indienen van bezwaargronden niet verschoonbaar is, aangezien eiseres op de hoogte was van het ontbreken van deze gronden en de gelegenheid heeft gekregen om deze binnen een termijn van vier weken in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bezwaargronden heeft ingediend binnen de gestelde termijn en dat er geen reden is om aan te nemen dat het verzuim niet aan haar kan worden toegerekend. De rechtbank concludeert dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], gevestigd te [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: [naam]),
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid & Natuur, verweerder.

Inleiding

1. Verweerder heeft bij besluit van 23 augustus 2024 een bestuurlijke boete van € 2.000,- opgelegd aan eiseres. Eiseres heeft bij brief van 2 oktober 2024, door verweerder ontvangen op 3 oktober 2024, bezwaar aangetekend.
1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 11 november 2024. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van bezwaargronden.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt voorop dat zij zich bij de toetsing van het bestreden besluit dient te beperken tot de beoordeling of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Toetsingskader
3. Een bezwaarschrift moet bezwaargronden bevatten. [1] Als een bezwaarschrift geen gronden bevat, is er sprake van een verzuim. Dan kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Het bestuursorgaan moet de indiener dan wel eerst de gelegenheid geven om het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen. [2]
Heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
4. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift van 2 oktober 2024 geen bezwaargronden bevat. Verweerder heeft eiseres op 3 oktober 2024 gewezen op dit verzuim en eiseres de gelegenheid geboden om binnen een termijn van vier weken alsnog de bezwaargronden in te dienen. Vast staat dat verweerder binnen deze termijn geen bezwaargronden heeft ontvangen. Er is daarom niet voldaan aan het vereiste in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
4.1.
Eiseres voert in beroep aan dat sprake was van een vergissing of fout aan haar kant waardoor het bezwaarschrift niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Na de ontvangst van het bestreden besluit heeft zij direct verweerder hiervan op de hoogte gesteld en gevraagd om coulance. Eiseres wijst er daarbij op dat zij slechts beperkte tijd heeft gekregen om te reageren, terwijl de NVWA zelf meermalen beslistermijnen heeft overschreden en op onduidelijke wijze correspondeert. Eiseres vindt dat verweerder meer oog moet hebben voor de menselijke maat.
4.2.
In hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om het niet indienen van bezwaargronden verschoonbaar te achten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit het bezwaarschrift van 2 oktober 2024 blijkt dat eiseres zich ervan bewust was dat er geen bezwaargronden waren ingediend. Zij heeft in dat schrijven ook zelf om een nadere termijn gevraagd voor het indienen van de gronden. In de brief van 3 oktober 2024 heeft verweerder duidelijk aangegeven binnen welke termijn de bezwaargronden moesten worden ingediend. Daarbij is eiseres er op gewezen dat indien van de herstelmogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt, het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiseres heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat eiseres dit bericht niet (tijdig) heeft ontvangen. Dat er per abuis geen bezwaargronden zijn ingediend is – in het licht van de genoemde omstandigheden – onvoldoende om te oordelen dat eiseres van het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt. De stelling dat de NVWA het zelf ook niet altijd even nauw neemt met beslistermijnen, is dat evenmin. Voor zover eiseres meent dat de geboden hersteltermijn te kort was, had het op haar weg gelegen verweerder binnen de geboden termijn om verlenging te vragen.
4.3.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Reinders, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.