In deze zaak heeft eiseres, een gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire, beroep ingesteld tegen besluiten van de Dienst Toeslagen. Eiseres ontving compensatie op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) voor de toeslagjaren 2011 en 2015, maar was van mening dat de compensatie niet voldoende was. De Dienst Toeslagen had eerder een bedrag van € 16.763,- toegekend, maar na herbeoordeling werd dit bedrag verhoogd naar € 18.467,-. Eiseres stelde dat zij recht had op een hogere compensatie en voerde aan dat er onbillijkheden waren in de toepassing van de wet, vooral met betrekking tot de verrekening van toeslagen. De rechtbank heeft de zaak op 22 januari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen de compensatie op goede gronden had vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een hogere compensatie. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank toekende. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende eiseres een schadevergoeding van € 500,- toe voor de overschrijding van de redelijke termijn en proceskosten van € 226,75.