ECLI:NL:RBROT:2025:3669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
ROT 25/1968 en ROT 25/1969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inbeslagneming van nicotineproducten en vapes in strijd met de Tabaks- en rookwarenwet

Op 20 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een financiële holding, verzoekster, en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De staatssecretaris had op 13 en 14 februari 2025 meer dan 43.000 producten, waaronder vapes en nicotinezakjes, in beslag genomen omdat deze in strijd waren met de Tabaks- en rookwarenwet (Trw). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en vroeg om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris aannemelijk had gemaakt dat de in beslag genomen producten bestemd waren voor de Nederlandse markt en dat de inbeslagneming en vernietiging van de producten gerechtvaardigd waren ter bescherming van de volksgezondheid. De voorzieningenrechter weegt het belang van de staatssecretaris bij het voorkomen van verdere verhandeling van de verboden producten zwaarder dan het financiële belang van verzoekster. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, wat betekent dat de staatssecretaris de producten mag vernietigen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ondernemers in de tabaksbranche om te voldoen aan de wet- en regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 25/1968 en ROT 25/1969

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2025 in de zaken tussen

[verzoekster] , uit Rotterdam, verzoekster(gemachtigde: [gemachtigde] )

en

de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.W. Gerritsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekster tegen de besluiten van de staatssecretaris van 13 februari 2025 (zaaknummer 202500319) en 14 februari 2025 (zaaknummer 202500324).
1.1.
Met deze besluiten heeft de staatssecretaris partijen van 932 respectievelijk 42.217 producten van verzoekster in beslag genomen en bepaald dat deze partijen zullen worden vernietigd, omdat deze producten in strijd met de geldende wet- en regelgeving op de Nederlandse markt werden gebracht. Verzoekster heeft tegen beide besluiten op 19 februari 2025 bezwaar gemaakt.
1.2.
De staatssecretaris heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Verzoekster heeft naar aanleiding van het verweerschrift een nader stuk ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, bijgestaan door zijn echtgenote [naam 1] , en de gemachtigde van de staatssecretaris, vergezeld door [naam 2] , werkzaam als toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van de besluiten

2. Verzoekster is een financiële holding die zich bezighoudt met beheer- en managementactiviteiten. Zij is bestuurder van de ondernemingen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
3. Op dinsdag 4 februari 2025 hebben toezichthouders van de NVWA inspecties gehouden in een bedrijfspand gevestigd op het adres [adres 1] te Rotterdam en in een bedrijfspand gevestigd op het adres [adres 2] te Barendrecht. Deze inspecties zijn uitgevoerd op grond van de Tabaks- en rookwarenwet (Trw). De toezichthouders hebben hun bevindingen neergelegd in een rapport van bevindingen (inspectie in Rotterdam) en een relaas van bevindingen (inspectie in Barendrecht).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1.
De voor de beoordeling van de verzoeken belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. [1] Daarom dient de voorzieningenrechter eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.1.
Verzoekster voert aan dat het om in beslag genomen producten met een waarde van € 300.000,- gaat en dat zij het zich niet kan veroorloven om zo’n grote voorraad te verliezen.
5.2.
De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een spoedeisend belang, nu het louter om een financieel belang gaat en dit volgens vaste rechtspraak geen spoedeisend belang oplevert.
5.3.
De voorzieningenrechter houdt er bij de beoordeling van het spoedeisend belang in de eerste plaats rekening mee dat de NVWA in totaal ruim 43.000 producten bij verzoekster in beslag heeft genomen en van plan is om deze producten te vernietigen. Ook al is tussen partijen niet in geschil dat het door verzoekster genoemde bedrag van € 300.000,- de verkoopwaarde van deze producten is, vindt de voorzieningenrechter het aannemelijk dat het aantal in beslag genomen producten van aanmerkelijke invloed is op de bedrijfsvoering van verzoekster. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat ter zitting namens verzoekster is verklaard dat zij meerdere bedrijven heeft en dat het geld dat met het ene bedrijf wordt verdiend wordt gebruikt om activiteiten binnen andere bedrijven te financieren. Hoewel verzoekster hier geen bewijsstuk van heeft overlegd, vindt de voorzieningenrechter dit niet onaannemelijk. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster het spoedeisend belang voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Inhoudelijk
6. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij voorlopige voorzieningen zal treffen of de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben. Dat kan een reden zijn om de bestreden besluiten te schorsen. Om te beoordelen of de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben beantwoordt de voorzieningenrechter, aan de hand van de gronden van verzoekster, of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat verzoekster producten in de handel heeft gebracht die niet aan de wettelijke vereisten voldoen. Ook is van belang of de staatssecretaris wel bevoegd is de producten in beslag te nemen en te vernietigen.
Het smaakjesverbod
7. Het smaakjesverbod is ingevoerd met het oog op het Nationaal Preventieakkoord [2] en is sinds 1 januari 2023 van kracht. Het is verboden om aanverwante producten op de Nederlandse markt in de handel te brengen wanneer uit de verpakking blijkt dat er smaakstoffen in zitten die niet zijn toegestaan of wanneer de verpakking een aanduiding bevat die naar een smaak anders dan tabak verwijst. Dit verbod heeft tot doel om het gebruik van deze producten onder jongeren terug te dringen. Smaakstoffen maken de producten namelijk aantrekkelijker voor jongeren, wat kan leiden tot een verhoogd risico op verslaving aan nicotine.
De bevoegdheid tot inbeslagneming en vernietiging
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de staatssecretaris in deze zaken gebruik heeft gemaakt van bevoegdheden, die pas sinds 1 januari 2025 in de Trw zijn opgenomen. De bevoegdheid tot inbeslagneming is neergelegd in artikel 13e, eerste lid, van de Trw en de bevoegdheid tot vernietiging in het derde lid van dat artikel van de Trw. De bevoegdheid tot inbeslagneming en vernietiging kan worden ingezet bij nicotinehoudende vloeistof, niet-nicotinehoudende vloeistof, tabaksproducten en aanverwante producten die niet aan de gestelde eisen voldoen (artikel 3, eerste lid, van de Trw) en bij tabaksproducten voor oraal gebruik of nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik (artikel 3a van de Trw).
Besluit van 13 februari 2025 met zaaknummer 202500319 ( [adres 1] in Rotterdam)
9. Tijdens de inspectie op 4 februari 2025 zijn producten aangetroffen die (onder meer) betreffen nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik (hierna: nicotinezakjes), verpakkingseenheden en/of buitenverpakkingen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen bevatten elementen of kenmerken die verwijzen naar een smaak, geur- of smaakstoffen of andere additieven, of het ontbreken daarvan (hierna: vapes en/of navulverpakkingen met smaakjes). Deze producten voldoen niet aan artikel 3a respectievelijk artikel 3, eerste lid, van de Trw. De staatssecretaris heeft het besluit genomen om verdere verhandeling van de partij te voorkomen. Het op de markt brengen van deze producten vormt een risico voor de Nederlandse volksgezondheid. Omdat niet gegarandeerd kan worden dat deze producten niet alsnog worden verhandeld op de Nederlandse markt, is het noodzakelijk om direct over te gaan tot inbeslagname. Het feit dat deze producten in grote hoeveelheden aanwezig waren in de onderneming van verzoekster maakt het aannemelijk dat de producten bestemd waren voor de verkoop aan consumenten in Nederland en niet bedoeld voor persoonlijk gebruik. Dit wordt verder ondersteund door het feit dat er bij de NVWA een melding is gedaan dat er vanuit [bedrijf 1] producten worden verhandeld die niet voldoen aan de Trw. Nu de partij in Nederland niet in de handel mag worden gebracht en teruggave dan ook niet mogelijk is zal de partij binnen twee weken na de inspectie worden vernietigd, aldus de staatssecretaris.
Nicotinezakjes voor oraal gebruik
10. Verzoekster voert aan dat zij ervan op de hoogte is dat de nicotinezakjes niet mogen worden verkocht op de Nederlandse markt. De nicotinezakjes die in het magazijn gevonden zijn, zijn echter retouren die verzoekster heeft teruggenomen van winkeliers. Dat was op verzoek van de NVWA bij een vorige controle. De nicotinezakjes lagen dus bij verzoekster om weer teruggestuurd te worden naar haar leverancier.
10.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat nicotinezakjes op grond van artikel 3a van de Trw niet-toegestane producten zijn. Ter zitting heeft verzoekster herhaald dat zij er nog niet aan was toegekomen om de nicotinezakjes terug te sturen.
10.2.
De staatssecretaris stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het klopt dat verzoekster eerder heeft moeten meewerken aan een recall op de nicotinezakjes. Op 23 augustus 2024 heeft verzoekster van haar leverancier [bedrijf 3] namelijk de opdracht gekregen om de nicotinezakjes terug te sturen (productie 13 bij het verweerschrift). Om die reden heeft verzoekster de nicotinezakjes die zij heeft (door)geleverd aan haar klanten ook moeten terugroepen.
10.3.
Met de staatssecretaris is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster ruimschoots de tijd heeft gehad om de nicotinezakjes terug te sturen naar haar leverancier. Tussen de recall op 23 augustus 2024 en de inspectie op 4 februari 2025 zijn namelijk ruim vijf maanden verstreken. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat uit productie 13 bij het verweerschrift ook nog volgt dat tijdens de inspectie op 3 september 2024 de toen aanwezige nicotinezakjes al zijn meegenomen door de NVWA. Dat was weliswaar op grond van de Warenwet, zoals ter zitting door [naam 2] is toegelicht, maar het had verzoekster wel duidelijk moeten zijn dat het niet de bedoeling was dat zij deze producten alleen maar zou terugroepen om er vervolgens verder niets mee te doen.
10.4.
Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris het aannemelijk heeft kunnen vinden dat de nicotinezakjes bestemd waren voor de verkoop aan consumenten in Nederland. Daarom heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat verzoekster artikel 3a van de Trw heeft overtreden.
Vapes en navulverpakkingen met smaakjes
11. Verzoekster voert verder aan dat in beslag genomen vapes verkocht mogen worden omdat dit geen vapes met smaakjes zijn. Zij heeft dit bij de vorige controle van de NVWA gevraagd en deze vapes zijn toen ook niet meegenomen.
11.1.
De staatssecretaris stelt zich in het verweerschrift – kort samengevat – op het standpunt dat het er in het geval van de Loom en Acan vapes niet om gaat of deze producten een smaakje bevatten, maar dat uit het rapport van bevindingen blijkt dat op de verpakking van deze vapes wordt
verwezennaar een smaakje. Dit geldt ook voor de vapes van het merk SKE Crystal Bar. Op basis van de aanduidingen op de verpakking van de Elfbar vapes kan niet worden geconcludeerd dat deze vapes in strijd zijn met het smaakjesverbod, maar uit de resultaten van een eerder onderzoek door het RIVM van 19 juli 2024 (productie 16 bij het verweerschrift) blijkt dat in alle vier de in beslag genomen smaakvarianten smaakbepalende additieven zijn gebruikt die niet voorkomen op de limitatieve lijst van 16 toegestane (tabak-gerelateerde) smaakstoffen. Verzoekster was er bovendien al van op de hoogte dat de Elfbar T600-vapes niet-toegestane smaakbepalende additieven bevatten. Op 29 oktober 2024 heeft zij namelijk een e-mail van haar leverancier ontvangen met de mededeling dat het product niet-toegestane smaakstoffen bevat en is zij opgeroepen om de producten aan haar leverancier te retourneren (productie 17 bij het verweerschrift).
11.2.
Hoewel verzoekster niet betwist dat de vapes en navulverpakkingen die bij de inspectie aan de [adres 1] te Rotterdam zijn aangetroffen, bestemd zijn voor de Nederlandse markt en daadwerkelijk door verzoekster op de Nederlandse markt worden verhandeld, verwijst de staatssecretaris in het verweerschrift nog naar diverse facturen die tijdens de inspectie zijn aangetroffen en die als productie 18 bij het verweerschrift zijn gevoegd, waarop te zien is dat onder meer vapes van Crystal Bar en Elfbar T600 aan diverse Nederlandse detaillisten zijn gefactureerd. Bovendien blijkt uit foto 10 bij het rapport van bevindingen dat de Elfbar T600-vapes een Nederlandse gezondheidswaarschuwing hebben. De conclusie dat de producten bedoeld zijn voor de Nederlandse markt en op de Nederlandse markt worden verhandeld, wordt daarnaast ondersteund door een bij de NVWA ingediende melding over de verhandeling van vapes vanaf de [adres 1] (productie 19), aldus de staatssecretaris.
11.3.
De voorzieningenrechter ziet op grond van de hierboven weergegeven omstandigheden geen aanleiding om te oordelen dat de staatssecretaris niet heeft kunnen concluderen dat het aannemelijk is dat de in Rotterdam aangetroffen producten zijn bestemd voor de Nederlandse markt.
11.4.
De voorzieningenrechter is gelet op wat in 11.1 tot en met 11.3 is overwogen van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de bij verzoekster aangetroffen vapes en navulverpakkingen niet voldoen aan de wettelijke eisen aan de verpakking en de ingrediënten van de producten.
11.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster deze bevindingen door de toezichthouders niet gemotiveerd heeft weerlegd. Haar stelling dat zij zich aan de regels wil houden, maar daarvoor afhankelijk is van informatie van haar leveranciers, volgt de voorzieningenrechter niet. Het had het op de weg van verzoekster gelegen om op grond van de verpakkingen van een deel van de producten vast te stellen dat daarop wordt verwezen naar een smaak. Op de foto’s 4, 5, 8, 9 en 11 bij het rapport van bevindingen is dat duidelijk te zien. Met betrekking tot de fantasienamen op de verpakkingen heeft de staatssecretaris verwezen naar de Nota van Toelichting [3] , waaruit volgt dat ook dat niet mag. Met de staatssecretaris is de voorzieningenrechter van oordeel dat het primair de verantwoordelijkheid van verzoekster als ondernemer in de tabaksbranche is om ervoor te zorgen dat zij niet handelt in strijd met de wet- en regelgeving.
11.6.
Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris voor wat betreft de vapes met een verwijzing naar een smaak op de verpakking terecht heeft geconcludeerd dat verzoekster artikel 3, eerste lid, van de Trw heeft overtreden.
Besluit van 14 februari 2025 met zaaknummer 2025500324 ( [adres 2] in Barendrecht)
12. Tijdens de inspectie op 4 februari 2025 is een partij van 42.217 vapes met smaakjes aangetroffen. Uit het rapport van verbindingen blijkt dat het gaat om een grote hoeveelheid verschillende merken en smaken. Op het grootste gedeelte van de vapes stond een Nederlandstalige gezondheidswaarschuwing. De toezichthouder heeft tijdens de inspectie een pakbon aangetroffen op het briefpapier van [bedrijf 1] waaruit blijkt dat er op 31 januari 2025 vapes en/of navulverpakkingen met smaakjes, zijn geleverd aan onder meer een Cigo en een bedrijf dat wordt aangeduid met [bedrijf 4] . Gelet op het bovenstaande is het aannemelijk dat de aangetroffen partij door verzoekster in de handel werd gebracht. Deze producten voldoen daarmee niet aan de wettelijke vereisten zoals opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de Trw. De staatssecretaris heeft het besluit genomen om verdere verhandeling van de partij te voorkomen. Het op de markt brengen van deze producten vormt een risico voor de Nederlandse volksgezondheid. Omdat niet gegarandeerd kan worden dat deze producten niet alsnog worden verhandeld op de Nederlandse markt, is het noodzakelijk om direct over te gaan tot inbeslagname, aldus de staatssecretaris.
13. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de in Barendrecht aangetroffen producten voor het buitenland zijn bestemd.
13.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster niet betwist dat de in Barendrecht aangetroffen producten (verwijzingen naar) smaken bevatten die in Nederland niet zijn toegestaan. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat deze producten bestemd zijn voor de Nederlandse markt.
13.2.
In het verweerschrift stelt de staatssecretaris zich – samengevat – op het volgende standpunt. Uit het relaas van bevindingen dat naar aanleiding van de inspectie in Barendrecht is opgemaakt blijkt onder meer dat er bij de NVWA meerdere meldingen zijn binnengekomen over de aanwezigheid en verhandeling van vapes vanaf de [adres 2] . Het merendeel van de producten was voorzien van een Nederlandse gezondheidswaarschuwing, namelijk 38.640 van de in totaal 42.217 in beslag genomen producten. Dat komt neer op 91,5%. De in beslag genomen vapes van Gold Bar hebben van origine een Engelstalige gezondheidswaarschuwing, maar daar is op de voorzijde van de verpakking een Nederlandstalige gezondheidswaarschuwing overheen geplakt. Dat duidt op een actieve handeling om het product geschikt te maken voor de Nederlandse markt. Verder zijn er tijdens de inspectie pakbonnen aangetroffen, waaruit blijkt dat er vapes met smaakjes zijn geleverd aan onder andere een [bedrijf 5] en een bedrijf aangeduid als [bedrijf 4] . Gezien deze omstandigheden, is ten minste aannemelijk gemaakt dat de producten bestemd zijn en worden verhandeld op de Nederlandse markt, aldus de staatssecretaris.
13.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster het bovenstaande standpunt van de staatssecretaris onvoldoende heeft weerlegd. De voorzieningenrechter vindt daarbij met name van belang het grote aantal aangetroffen vapes met een Nederlandse gezondheidswaarschuwing. Voor zover de verpakkingen met een gezondheidswaarschuwing in het Engels zijn voorzien van een Nederlandse gezondheidswaarschuwing deelt zij de conclusie van de staatssecretaris dat dit duidt op een actieve handeling om de producten geschikt te maken voor de Nederlandse markt. Alleen al hierom is de voorzieningenrechter van oordeel dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de producten bestemd zijn en worden verhandeld op de Nederlandse markt.
13.4.
Voor zover verzoekster stelt dat zij met ingang van 1 januari 2024 alleen nog maar aan buitenlandse afnemers heeft verkocht, ligt het voor de hand dat veel meer gegevens voorhanden zijn dan alleen de door haar overlegde factuur van 19 april 2024 aan een Duitse afnemer en een vrachtbrief van een levering op 24 oktober 2024 in België. Verzoekster heeft verder geen gegevens over orders van of betalingen door buitenlandse afnemers overgelegd, zelfs niet ter ondersteuning van die ene factuur. Dat het tijd kost om buitenlandse afnemers te zoeken, zoals ter zitting naar voren gebracht, neemt de voorzieningenrechter van verzoekster aan, maar zij had daar dus al eerder mee kunnen beginnen nu het smaakjesverbod al op 1 januari 2023 van kracht is geworden. Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat aannemelijk is dat de producten bestemd zijn en worden verhandeld op de Nederlandse markt.
13.5.
Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat verzoekster artikel 3, eerste lid, van de Trw heeft overtreden.
Was de staatssecretaris bevoegd de producten in beslag te nemen en te vernietigen?
14. Uit het voorgaande volgt dat alle in beslag genomen producten in strijd zijn met de Trw. Zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen onder het kopje “De bevoegdheid tot inbeslagneming en vernietiging” betekent dit dat de staatssecretaris in beginsel bevoegd is de producten in beslag te nemen en deze te vernietigen. Verder heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat uit het Specifiek interventiebeleid NVWA tabak en rookwaren [4] volgt dat deze corrigerende interventies vanaf de eerste overtreding kunnen worden toegepast.
Evenredigheid van de besluiten tot inbeslagneming en vernietiging
15. Verzoekster betoogt ten aanzien van alle in beslag genomen producten dat zij deze graag terug wil, zodat zij ze zelf kan terugsturen naar haar leverancier en zij haar geld terug kan krijgen. Verzoekster wil het bewijs hiervan delen met de staatssecretaris.
15.1.
De staatssecretaris voert aan dat verzoekster primair zelf verantwoordelijk is om alleen producten te verhandelen die in overeenstemming met de Trw zijn en dat door de producten in beslag te nemen en te vernietigen wordt voorkomen dat de producten (verder) worden verhandeld en bij de consument terecht komen. Verder heeft verzoekster volgens de staatssecretaris na 23 augustus 2024 ruimschoots de tijd gehad om de nicotinezakjes aan haar leverancier terug te sturen. Ook heeft zij na 29 oktober 2024 ruimschoots de tijd heeft gehad om de Elfbar T600-vapes aan haar leverancier terug te sturen. Dat zij dit in beide gevallen niet heeft gedaan komt voor haar eigen rekening en risico, aldus de staatssecretaris.
15.2.
De voorzieningenrechter is het met de staatssecretaris eens dat verzoekster zelf verantwoordelijk is om alleen producten te verhandelen die in overeenstemming met de Trw zijn. Uit het voorgaande blijkt dat verzoekster meerdere artikelen uit de Trw heeft overtreden. Gelet hierop heeft de staatssecretaris in beide besluiten voldoende gemotiveerd dat zijn belang bij de inbeslagname van de producten is gelegen in het voorkomen van verdere verhandeling van de partijen. Gelet op het belang van bescherming van de volksgezondheid, weegt dit belang zwaar.
15.3.
De staatssecretaris hoefde naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet af te zien van inbeslagneming en vernietiging om verzoekster in de gelegenheid te stellen zelf de producten naar haar leverancier terug te sturen. Dat verzoekster hierdoor een financieel nadeel heeft, leidt de voorzieningenrechter dan ook niet tot een ander oordeel.
16. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris terecht heeft besloten tot inbeslagneming en vernietiging van de bij verzoekster aangetroffen nicotinezakjes en vapes en/of navulverpakkingen met smaakjes en dat de bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dat betekent dat de werking van de besluiten van 13 en 14 februari 2025 niet wordt geschorst. Dat betekent dat verzoekster de in beslag genomen producten niet terugkrijgt en dat de staatssecretaris deze mag vernietigen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Tabaks- en rookwarenwet
Artikel 1, eerste lid
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aanverwant product: elektronische dampwaar, elektronisch verhittingsapparaat en voor roken bestemd kruidenproduct;
buitenverpakking: de verpakking waarin tabaksproducten of aanverwante producten in de handel worden gebracht en die een verpakkingseenheid of een aantal verpakkingseenheden bevat, met dien verstande dat onbedrukte cellofaanverpakkingen niet als buitenverpakking worden beschouwd;
elektronische dampwaar: elektronische sigaret, navulverpakking, elektronische sigaret zonder nicotine, navulverpakking zonder nicotine en patroon zonder nicotine;
in de handel brengen: de terbeschikkingstelling van producten aan consumenten in de Europese Economische Ruimte, al dan niet tegen betaling, inclusief via de verkoop op afstand, ongeacht de plaats van productie ervan; in geval van grensoverschrijdende verkoop op afstand wordt het product geacht in de handel te zijn gebracht in Nederland indien de consument zich in Nederland bevindt;
verpakkingseenheid: de kleinste individuele verpakking van een tabaksproduct of aanverwant product dat in de handel wordt gebracht.
Artikel 2, tweede, aanhef en onder a
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de volksgezondheid eisen gesteld aan de verpakkingseenheid en de buitenverpakking van tabaksproducten en aanverwante producten. De eisen hebben betrekking op:
a. de aanduidingen op verpakkingseenheden en buitenverpakkingen.
Artikel 3, eerste lid
Het is verboden om nicotinehoudende vloeistof, niet-nicotinehoudende vloeistof, tabaksproducten en aanverwante producten in de handel te brengen, indien die producten niet aan de krachtens artikel 2, eerste, tweede en vijfde tot en met negende lid, gestelde eisen voldoen.
Artikel 3a
Het is verboden tabak voor oraal gebruik of nicotineproducten zonder tabak voor oraal gebruik in de handel te brengen.
Artikel 13e, eerste en derde lid
1. Onze Minister kan de inbeslagneming van de op grond van artikel 3, eerste lid, en artikel 3a verboden producten gelasten.
3. Onze Minister kan de vernietiging van de op grond van artikel 3, eerste lid, en artikel 3a verboden producten gelasten.
Tabaks- en rookwarenbesluit
Artikel 3.3
Bij ministeriële regeling worden ter bescherming van de volksgezondheid of ter uitvoering van de tabaksproductenrichtlijn eisen gesteld met betrekking tot aanduidingen op een verpakkingseenheid en een buitenverpakking van rookloze tabaksproducten en aanverwante producten.
Tabaks- en rookwarenregeling
Artikel 3.10, derde lid
Een verpakkingseenheid en een buitenverpakking van een elektronische sigaret of navulverpakking voldoet aan artikel 20, vierde lid, onder b, onder ii, van de tabaksproductenrichtlijn.
Richtlijn 2014/40/EU betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c
1. De etikettering van verpakkingseenheden en van elke buitenverpakking en het tabaksproduct zelf bevat geen enkel element of kenmerk dat:
c) verwijst naar een smaak, geur- of smaakstoffen of andere additieven, of het ontbreken daarvan.
Artikel 20, vierde lid, onder b, onder ii
4. De lidstaten dragen zorg voor het volgende:
b) verpakkingseenheden en eventuele buitenverpakkingen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen:
ii) bevatten, onverminderd punt i) hierboven, geen elementen of kenmerken als bedoeld in artikel 13, met uitzondering van artikel 13, lid 1, onder a) en c), betreffende informatie inzake het nicotinegehalte en de geur- of smaakstoffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.https://open.overheid.nl/documenten/ronl-1f7b7558-4628-477d-8542-9508d913ab2c/pdf, pagina 13.
3.Staatscourant 2022 nr. 32367 28 november 2022, pagina 9.
4.IB03-SPEC 31, versie 20, Staatscourant 2024, nr. 37492.