ECLI:NL:RBROT:2025:3665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11541438 VV EXPL 25-89
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing contactverbod in kort geding wegens onrechtmatige inbreuk op persoonlijke levenssfeer door oud-werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers, beide verbonden aan een wereldwijd technologieconcern in de reisindustrie, en een oud-werknemer, de gedaagde. De eisers vorderden een contactverbod tegen de gedaagde, die na de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op 1 september 2024, herhaaldelijk contact had gezocht met oud-collega's en hen tientallen e-mails had gestuurd, ondanks verzoeken om te stoppen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde op ontoelaatbare wijze inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers van de eisers, wat leidde tot gevoelens van intimidatie en onveiligheid. De rechter wees het gevorderde contactverbod toe, met een dwangsom van € 2.500 per overtreding, tot een maximum van € 25.000. Daarnaast werden de overige vorderingen van de eisers afgewezen, waaronder een verbod op uitlatingen over de eisers en een verbod op contact met andere medewerkers. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.204,21 werden begroot, met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11541438 VV EXPL 25-89
datum uitspraak: 18 maart 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiseres 1] .,

kantoorhoudende in Amsterdam,
eiseres sub 1,
2. [eiseres 2],
kantoorhoudende te San Francisco,
eiseres sub 2,
gemachtigden: mr. Y.S. Farzanh en mr. J. Boer,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres 1] ’, ‘ [eiseres 2] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 februari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met één bijlage;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigden van [eiseres 1] en [eiseres 2] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde] .
1.2.
Op 4 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig de gemachtigden van [eiseres 1] en [eiseres 2] en [gedaagde] met zijn gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] is gevestigd in Amsterdam en behoort tot een wereldwijd technologieconcern dat zich focust op de reisindustrie.
2.2.
[eiseres 2] is de aandeelhouder van [eiseres 1] en is gevestigd in San Francisco. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is bestuurder van [eiseres 1] en CEO van [eiseres 2] . [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is de Chief Operational Officer van [eiseres 2] . [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is de Chief People Officer in dienst van [eiseres 2] en is de concernbrede eindverantwoordelijke voor alle HR-zaken.
2.3.
[gedaagde] is op 1 december 2021 in dienst getreden bij [eiseres 1] in de functie van Tech Lead. [gedaagde] stond onder directe leiding van [naam 4] , Engineering Manager (hierna: [naam 4] ). [naam 5] was als Director People & Workplace verantwoordelijk voor alle personeelszaken in de Amsterdamse vestiging (hierna: [naam 5] ).
2.4.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres 1] en [gedaagde] bij beschikking van 1 juli 2024 ontbonden per 1 september 2024.
2.5.
[gedaagde] heeft de afdeling HR op 1 september 2024 het volgende gemaild:
“Dear People Team,
I am reaching out because I’m currently being offboarded, and I was locked out of my accounts a few hours ago. This seems to be based on a misunderstanding that I’ve been trying to resolve.
I have attempted to contact [naam 5] several times (via e-mail and Slack, on July 19, August 13, last Tuesday and just now by phone) to review the data and clarify the situation, but I haven’t received any response from him yet. I’ve attached relevant docs (in Dutch, I’m happy to translate if needed).
Could you please direct me to someone who can assist, as I have not been able to reach [naam 5] ?
Thank you for your help!
Kind regards,
[gedaagde] ”
2.6.
Op een bericht van 2 september 2024 van [eiseres 1] waarin [eiseres 1] schreef dat [gedaagde] geen toegang meer had tot zijn accounts omdat de arbeidsovereenkomst per
1 september 2024 was ontbonden, reageerde [gedaagde] als volgt:
“(…) I received the ruling. However, I
stillhave the same concerns and questions that I asked you on July 19th (I’ve tried to contact you multiple times). Have you received those? Could you please answer those?
As per my July 19th e-mail, I believe the decision to terminate my employment is based on an error, that we can correct. Long story short: I was
notmisbehaving, the individuals I reported to HR on 25th were. This means, per [eiseres 1] code of conduct (and common practice) my employment should
notend, as this would be retaliatory. Do you understand? Can you please help? (…)”
2.7.
[eiseres 1] heeft later op 2 september 2024 het volgende gemaild aan [gedaagde] :
“(…)
As shared earlier, we will follow what is in the ruling – which means termination your employment at [eiseres 1] per September 1st, 2024.
We do not see any reason to open the conversation to talk about onboarding or reviewing the ruling.
Wishing you all the best in your future endeavors.
(…)”
2.8.
Eén van de gemachtigden van [eiseres 1] heeft begin september 2024 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van [gedaagde] en verzocht al het contact tussen hen te laten verlopen.
2.9.
[gedaagde] heeft op 26 september 2024 hoger beroep ingesteld tegen de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter. De mondelinge behandeling daarvan staat gepland op 28 maart 2025.
2.10.
Op 9 december 2024 heeft [gedaagde] een e-mail gestuurd aan CEO [naam 1] . Hij stelde in zijn e-mail voor werknemers [naam 4] en [naam 5] te ontslaan. Hij heeft daarbij twee ontslagbrieven gevoegd die hij had opgesteld en die [eiseres 1] zou kunnen gebruiken om [naam 4] en [naam 5] te ontslaan.
2.11.
Eén van de gemachtigden van [eiseres 1] heeft op 11 december 2024 de gemachtigde van [gedaagde] gebeld en gezegd dat [eiseres 1] niet vrijwillig zou overgaan tot herstel van de arbeidsverhouding en geen e-mails, telefoontjes of anderszins van [gedaagde] over het herstel van het dienstverband hierover verlangde.
2.12.
Desondanks heeft [gedaagde] [naam 1] op 18 december 2024 weer gemaild, met twee nieuwe ontslagbrieven voor [naam 4] en [naam 5] .
2.13.
Op 20 december 2024 heeft één van de gemachtigden van [eiseres 1] wederom contact opgenomen met de gemachtigde van [gedaagde] en aangegeven dat [eiseres 1] juridische acties zal overwegen als dit gedrag van [gedaagde] doorzet.
2.14.
Op diezelfde dag stuurde [gedaagde] weer een mail aan [naam 1] . Dat deed hij ook op 25, 27 en 31 december 2024. Bij de mails van 25, 27 en 31 december 2024 waren steeds twee geüpdatete ontslagbrieven voor [naam 5] en [naam 4] gevoegd.
2.15.
Op 27 december 2024 heeft [naam 3] aan [gedaagde] een mail gestuurd, waarin zij schreef dat [eiseres 1] niet vrijwillig zijn arbeidsovereenkomst zal herstellen, dat [eiseres 1] geen medewerkers op zijn verzoek zal ontslaan en dat [eiseres 1] niet meer op zijn berichten zal reageren anders dan via de advocaten.
2.16.
Op 18 januari 2025 mailde [gedaagde] het volgende aan [naam 3] :
“Dear [naam 3] ,
First of all, no grudges but next time I prefer better content.
Kind regards,
[gedaagde] ”
en daarna in een nieuwe mail:
“ [naam 3] ,
You’re fired.”
2.17.
Op 15 januari 2025 is [gedaagde] mails gaan versturen aan [naam 2] . Dat begon met een mail om 03:44 (Nederlandse tijd), waarin hij [naam 2] verzocht [naam 1] te ontslaan. Hij stuurde daarbij ook een ontslagbrief voor [naam 1] . Daarin nam hij informatie op over het verleden en het persoonlijk leven van [naam 1] . De dagen daarna bleef hij [naam 2] mailen, met steeds een geupdatete ontslagbrief voor [naam 1] .
2.18.
Op 17 en 18 januari 2025 stuurde [gedaagde] minimaal 50 mails aan [naam 2] . Hij stuurde bijvoorbeeld achter elkaar mails met de volgende teksten: “Stopbord”, “Halt”, “Stop”.
2.19.
Ondanks een sommatie van [eiseres 1] op 20 januari 2025 om te stoppen met het contact opnemen met [eiseres 1] -medewerkers, mailde [gedaagde] [naam 2] op 30 januari en 6 februari 2025 met het verzoek [naam 1] , [naam 5] en [naam 4] te ontslaan. Hij stuurde weer ontslagbrieven mee.
2.20.
[naam 3] heeft op 18 januari 2025 rond 17:00 uur de politie Rotterdam gebeld. De politie Rotterdam heeft daarop [gedaagde] telefonisch gesproken. Na dat telefoongesprek stuurde [gedaagde] weer mails aan [naam 2] .
2.21.
Op 29 januari 2025 is namens [eiseres 1] , [eiseres 2] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van belaging.
2.22.
De politie heeft op 14 februari 2025 een zogenoemd stopgesprek gevoerd met [gedaagde] . De politie heeft tijdens dat gesprek uitgelegd dat [gedaagde] zijn gedrag moest staken en dat de politie anders genoodzaakt zou zijn om in te grijpen, bijvoorbeeld door middel van een arrestatie.
2.23.
Diezelfde avond heeft [gedaagde] [naam 2] weer gemaild, met weer ontslagbrieven en vacatureteksten voor [naam 5] en [naam 4] . Voor [naam 4] betrof de (zelfbedachte) vacature de functie van “Grave Digger” (grafdelver).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] eisen (primair) samengevat [gedaagde] te verbieden om nog langer op welke wijze dan ook contact op te nemen met [eiseres 1] , [eiseres 2] en alle aan [eiseres 2] gelieerde ondernemingen, met personen die daar werkzaam zijn of waren, en zich uit te laten over [eiseres 1] , [eiseres 2] en de personen die daar werkzaam zijn (geweest) op straffe van dwangsommen.
Subsidiair eisen [eiseres 1] en [eiseres 2] een andere voorziening te treffen, erin resulterend dat [gedaagde] niet langer onrechtmatig tegenover [eiseres 1] , [eiseres 2] en de aan hen gelieerde ondernemingen en personen handelt.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres 1] en [eiseres 2] in zijn werkelijke advocaat- en proceskosten.
3.3.
De stellingen en standpunten van partijen komen, voor zover van belang, in de beoordeling aan de orde.

4.De beoordeling

4.1.
In kort geding kan (slechts) een voorlopige (orde)maatregel worden getroffen. Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten.
4.2.
Het gevorderde verbod om contact op te nemen met [naam 1] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] wordt toegewezen. De kantonrechter legt hierna uit waarom.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] op ontoelaatbare en daarmee onrechtmatige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam 1] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] . [gedaagde] heeft na het einde van het dienstverband met [eiseres 1] , ondanks verzoeken om dat niet (meer) te doen en zonder een te respecteren reden daarvoor te hebben, steeds contact gezocht met deze medewerkers. Gelet op de hoeveelheid mails die hij verstuurde, de frequentie en de inhoud daarvan, waaronder onsamenhangende teksten, is zonder meer voorstelbaar dat deze medewerkers zich geïntimideerd voelen door [gedaagde] . Dit geldt te meer nu hij ontslagbrieven voor een deel van die medewerkers opstelde, die ontslagbrieven bleef updaten, aan [naam 3] schreef dat zij ontslagen is, er blijk van gaf onderzoek te hebben gedaan naar het verleden van [naam 1] en een (verzonnen) vacature voor de functie van grafdelver meestuurde. De handelwijze van [gedaagde] komt obsessief over en voorstelbaar is dat dit tot gevoelens van onveiligheid heeft geleid bij [naam 1] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] . Blijkbaar kan [gedaagde] zich niet neerleggen bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst, maar dit rechtvaardigt niet dat hij contact zoekt met medewerkers van [eiseres 1] op de manier zoals hij heeft gedaan.
4.4.
Een contactverbod met de hiervoor genoemde medewerkers acht de kantonrechter noodzakelijk omdat de verzoeken van [eiseres 1] om geen contact meer op te nemen en zelfs het stopgesprek met de politie niet het gewenste effect hebben gehad. Daarna heeft hij immers toch nog weer een mail gestuurd. Daarmee is ook het spoedeisend belang van [eiseres 1] en [eiseres 2] bij toewijzing van het contactverbod gegeven. Dat het na de laatste mail op 14 februari 2025 tot de mondelinge behandeling van dit kort geding stil is gebleven maakt dit niet anders omdat uit niets is gebleken dat [gedaagde] het ontoelaatbare van zijn handelwijze inziet en dat hij zich hier in de toekomst van zal onthouden.
Dwangsom
4.5.
De aan het geëiste contactverbod gekoppelde dwangsom wordt ook toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom pas verschuldigd zal zijn als [gedaagde] na betekening van het vonnis het verbod overtreedt. De dwangsom zal worden gematigd tot
€ 2.500,00 per overtreding met een maximum van € 25.000,00.
Afwijzing andere vorderingen
4.6.
De vorderingen om [gedaagde] te verbieden contact op te nemen met (andere medewerkers en oud-medewerkers van) [eiseres 1] en [eiseres 2] en alle aan [eiseres 2] gelieerde ondernemingen worden afgewezen. Deze vorderingen vindt de kantonrechter te ruim, terwijl onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres 1] en [eiseres 2] bij toewijzing van deze vorderingen een belang hebben. [gedaagde] heeft zich steeds gericht tot de medewerkers jegens wie het contactverbod wordt toegewezen. Niet is gebleken dat hij anderen op dezelfde manier benadert of wil benaderen. Het eenmalige contact met oud werknemer [naam 6] is naar het oordeel van de kantonrechter niet ernstig genoeg om een contactverbod te rechtvaardigen. Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] vriendschappelijk contact onderhoudt met oud-collega’s die bij [eiseres 1] werken. Het zou te ver gaan om [gedaagde] te verbieden ook met hen contact op te nemen.
4.7.
De vordering om [gedaagde] te verbieden om uitlatingen te doen over [eiseres 1] , [eiseres 2] en personen die daar werkzaam zijn of zijn geweest wordt ook afgewezen. Dat van dergelijke uitlatingen sprake is geweest anders dan in het contact met de medewerkers jegens wie het contactverbod wordt toegewezen is niet gebleken. Daarnaast is ook deze vordering te ruim. Onder het geëiste verbod zouden dan immers ook niet negatieve of niet (potentieel) schadelijke uitlatingen vallen. Bovendien moet het [gedaagde] vrijstaan om zich in ieder geval in het kader van het hoger beroep uit te laten over [eiseres 1] , [eiseres 2] en de personen die daar werkzaam zijn (geweest).
4.8.
De subsidiaire vordering wordt ook afgewezen. Deze vordering hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] niet specifiek toegelicht en is eveneens te ruim geformuleerd.
De proceskosten
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter acht geen deugdelijke grondslag aanwezig om de (werkelijke) proceskosten van [gedaagde] voor rekening van [eiseres 1] en [eiseres 2] te laten komen. Er is geen sprake van onrechtmatig handelen tegenover [gedaagde] of misbruik van procesrecht; integendeel, er was voor [eiseres 1] en [eiseres 2] voldoende aanleiding om dit kort geding te starten nadat [gedaagde] had laten blijken dat ook het stopgesprek met de politie hem er niet van weerhield contact op te nemen met medewerkers van [eiseres 1] . Dat de dagvaarding ten onrechte aan het kantoor van de gemachtigde van [gedaagde] is betekend en de stelling van [gedaagde] dat het procesreglement niet is nageleefd, leidt evenmin tot het oordeel dat de proceskosten (deels) voor rekening van [eiseres 1] en [eiseres 2] zouden moeten komen: [gedaagde] is daardoor immers niet in zijn belangen geschaad. De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres 1] en [eiseres 2] moet betalen op € 120,21 aan dagvaardingskosten, € 135,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.204,21. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres 1] en [eiseres 2] dat eisen en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagde] om vanaf de datum van dit vonnis op welke wijze dan ook contact op te nemen met [naam 1] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 3] en [naam 2] , op straffe van een door [gedaagde] aan [eiseres 1] en [eiseres 2] te verbeuren dwangsom van € 2.500,00 voor iedere keer dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis dit verbod ten aanzien van één van genoemde personen overtreedt, met een maximum van € 25.000,00:
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres 1] en [eiseres 2] worden begroot op € 1.204,21 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
757