Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 februari 2025, met (uiteindelijk) 41 bijlagen;
- het antwoord, met een eis in (voorwaardelijke) reconventie (een tegeneis).
2.Het geschil
3.De beoordeling
treedtbij PP, maar op de zitting antwoordde zij op de vraag of al er een concreet aanbod ligt: ‘Nee’. Daar komt bij dat het, zoals [persoon A] ook vertelde, eigenlijk de bedoeling is dat ze na 1 februari 2025 eerst twee maanden rust neemt om te bedenken wat ze verder wil gaan doen, al dan niet in de verzekeringsbranche, en dat de arbeidsmarkt op dit moment goed is. Omdat indiensttreding bij PP dus kennelijk minder concreet is dan de e-mail van 20 december 2024 doet vermoeden, wordt [persoon A] er naar het oordeel van de kantonrechter evenmin onbillijk door benadeeld dat Ecclesia haar aan het relatiebeding houdt. Bovendien is de duur van het beding niet onredelijk. Verder is van belang dat Ecclesia haar zwaarwegend belang bij nakoming van dit relatiebeding door [persoon A] voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Voor schorsing van het beding, waar [persoon A] in (voorwaardelijke) reconventie om vraagt, is gelet op wat hiervoor is overwogen dan ook geen aanleiding, zodat die vordering niet wordt toegewezen.