ECLI:NL:RBROT:2025:3656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11432873 CV EXPL 24-30629
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning toegewezen met vordering huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiseres], heeft de huurder, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De huurder had een huurachterstand van € 11.922,87, bestaande uit € 9.948,02 aan huur en € 1.974,85 aan service- en stookkosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden omdat de huurder in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. De huurder had aangevoerd dat hij een betalingsregeling had getroffen, maar dit werd door de verhuurder betwist en er waren geen bewijsstukken overlegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te beëindigen. De ontruiming van de woning moet binnen veertien dagen na het vonnis plaatsvinden, en de huurder moet een gebruiksvergoeding van € 836,86 per maand betalen tot de ontruiming. De kantonrechter heeft ook de vordering tot rente afgewezen, omdat de huurvoorwaarden een oneerlijke bepaling bevatten. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verweer van de huurder, die 80 jaar oud is en zijn woning wil behouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11432873 CV EXPL 24-30629
datum uitspraak: 21 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. el Idrissi.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 november 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
1.2.
Op 20 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon B] namens [eiseres] met [persoon C] namens haar gemachtigde en [gedaagde] met zijn gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woning aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). De huur is nu € 836,86 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. De afrekeningen van de service- en stookkosten zijn ook niet betaald. [eiseres] eist dat [gedaagde] de huurachterstand met rente, de afrekeningen en de lopende huur betaalt. Zij eiste aanvankelijk bij dagvaarding ook een vergoeding voor de gemaakte incassokosten, maar ter zitting heeft zij dit deel van de eis ingetrokken, omdat in haar huurvoorwaarden hierover oneerlijke bepalingen staan. Wel eist [eiseres] de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. [gedaagde] is het hiermee niet eens. Het grootste deel van de vordering wordt echter toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Huur en service- en stookkosten
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 11.922,87 aan [eiseres] te betalen. Dit bedrag bestaat uit € 9.948,02 aan huur tot en met februari 2025 en € 1.974,85 aan service- en stookkosten. Partijen zijn het er over eens dat dit de betalingsachterstand was op het moment van de zitting.
Ontbinding huurovereenkomst
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. [gedaagde] heeft gesteld dat hij een betalingsregeling heeft getroffen maar [eiseres] heeft dat betwist. Omdat verdere stukken in dat verband ontbreken, wordt ervan uitgegaan dat er geen betalingsregeling is en dat de huurachterstand volledig opeisbaar is. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat de huurprijs te hoog is voor hem. Dit betekent dus dat het zeer onzeker is of hij in de toekomst de huur op tijd zal kunnen betalen en de kans dus groot is dat de achterstand alleen maar gaat oplopen. Hoe moeilijk de persoonlijke en financiële omstandigheden van [gedaagde] ook zijn, wegen deze niet op tegen het belang van [eiseres] bij een einde van de huurovereenkomst.
Ontruiming en gebruiksvergoeding
2.4.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 836,86 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Geen rente
2.5.
De kantonrechter wijst de rente af. In de algemene voorwaarden van [eiseres] staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag [eiseres] daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de rente uit de wet. De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat de huurder een boete moet betalen als hij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente moeten betalen. [eiseres] wijkt met de boete dus in het nadeel van een huurder af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Verdere ambtshalve toetsing
2.6.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn in de huurvoorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst. Ook is onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval.
Proceskosten
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.607,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis. Daarbij is vooral gewezen op zijn leeftijd van 80 jaar.
2.9.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] vanzelfsprekend een belang heeft bij het behoud van zijn woning. Daartegenover staat echter dat [eiseres] een zwaarwegend belang heeft bij volledige en tijdige betaling van de huur. Vast staat dat [gedaagde] een flinke huurachterstand heeft laten ontstaan en te weinig toekomstperspectief biedt om deze in te lopen. Niet in geschil is namelijk dat [gedaagde] onvoldoende inkomsten heeft om de huurachterstand in te lopen en de lopende huur te voldoen. Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat in dit geval het belang van [gedaagde] om de woning te behouden niet zwaarder weegt dan het (financiële) belang van [eiseres] . Om die reden wordt het verweer van [gedaagde] op dit punt gepasseerd en zal de veroordeling tot ontruiming uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 11.922,87, waaronder de huurachterstand tot en met februari 2025;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf maart 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan [eiseres] te betalen € 836,86 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.607,72;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
53954