Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 november 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiseres], heeft de huurder, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De huurder had een huurachterstand van € 11.922,87, bestaande uit € 9.948,02 aan huur en € 1.974,85 aan service- en stookkosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden omdat de huurder in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. De huurder had aangevoerd dat hij een betalingsregeling had getroffen, maar dit werd door de verhuurder betwist en er waren geen bewijsstukken overlegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te beëindigen. De ontruiming van de woning moet binnen veertien dagen na het vonnis plaatsvinden, en de huurder moet een gebruiksvergoeding van € 836,86 per maand betalen tot de ontruiming. De kantonrechter heeft ook de vordering tot rente afgewezen, omdat de huurvoorwaarden een oneerlijke bepaling bevatten. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verweer van de huurder, die 80 jaar oud is en zijn woning wil behouden.