In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de verwerping of aanvaarding van een nalatenschap. De moeder, verzoekster, heeft de nalatenschap van haar overleden echtgenoot verworpen, terwijl de zoon deze beneficiair heeft aanvaard. De dochter had nog geen keuze gemaakt over de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. De erflater, geboren in 1970 en overleden in Nieuwerkerk aan den IJssel, was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met de moeder op het moment van zijn overlijden. De echtelijke woning was te koop en de moeder had deze na het overlijden verkocht. De zoon en dochter betwisten de rechtsgeldigheid van de verwerping door de moeder, stellende dat zij de nalatenschap al zuiver had aanvaard door de verkoop van de woning. De kantonrechter oordeelt dat de moeder de nalatenschap rechtsgeldig heeft verworpen, omdat zij dit deed binnen de wettelijke termijn na de beneficiaire aanvaarding door de zoon. De verzoeken van de bijzondere curator om de termijn voor beneficiaire aanvaarding te verlengen en om de nalatenschap namens de dochter te verwerpen, worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.