ECLI:NL:RBROT:2025:3614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11353906 VZ VERZ 24-8838
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping of aanvaarding van een nalatenschap in het erfrecht met betrekking tot een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de verwerping of aanvaarding van een nalatenschap. De moeder, verzoekster, heeft de nalatenschap van haar overleden echtgenoot verworpen, terwijl de zoon deze beneficiair heeft aanvaard. De dochter had nog geen keuze gemaakt over de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. De erflater, geboren in 1970 en overleden in Nieuwerkerk aan den IJssel, was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met de moeder op het moment van zijn overlijden. De echtelijke woning was te koop en de moeder had deze na het overlijden verkocht. De zoon en dochter betwisten de rechtsgeldigheid van de verwerping door de moeder, stellende dat zij de nalatenschap al zuiver had aanvaard door de verkoop van de woning. De kantonrechter oordeelt dat de moeder de nalatenschap rechtsgeldig heeft verworpen, omdat zij dit deed binnen de wettelijke termijn na de beneficiaire aanvaarding door de zoon. De verzoeken van de bijzondere curator om de termijn voor beneficiaire aanvaarding te verlengen en om de nalatenschap namens de dochter te verwerpen, worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11353906 VZ VERZ 24-8838
datum uitspraak: 10 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter
inzake het verzoek van
[naam moeder], hierna te noemen: de moeder,
woonplaats: [woonplaats 1] ,
verzoekster,
gemachtigde mr. A.D. Bauer-van Erp,
Belanghebbenden zijn:

1.[naam zoon] , hierna te noemen: de zoon,

woonplaats: [woonplaats 2] ,
gemachtigde: mr. S. Ballah.
2.mr. J.C. Herreweijer in zijn hoedanigheid van bijzondere curator van
[naam dochter], hierna te noemen: de dochter,
woonplaats: [woonplaats 2] .

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van de zoon met bijlagen, ontvangen op 4 september 2024 en geregistreerd onder zaaknummer 11301613 VZ VERZ 24-8032;
  • het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 15 oktober 2024;
  • de brief van 3 december 2024 van de moeder;
  • het verweerschrift van de zoon met bijlagen, ontvangen op 31 januari 2025.
1.2.
Op 10 februari 2025 is het onderhavige verzoek tijdens een zitting besproken tegelijk met het verzoek van de zoon. Aanwezig waren:
  • de zoon met zijn gemachtigde;
  • de moeder;
  • de dochter met de bijzondere curator.
1.3.
Tijdens de zitting is besproken dat de stukken inzake het verzoek van de moeder en de stukken inzake het verzoek van de zoon onderdeel uitmaken van beide dossiers.

2.De feiten

2.1.
[naam erflater] (hierna te noemen: erflater) is geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] en overleden op [overlijdensdatum] in Nieuwerkerk aan den IJssel. Zijn laatste woonplaats was Rotterdam. Hij was de echtgenoot van de moeder en de vader van [naam zoon] en [naam dochter] . Hij had geen testament, zodat de moeder en de kinderen zijn erfgenamen zijn (artikel 4:10 lid 1 onder a BW).
2.2.
Erflater en de moeder waren op het moment van het overlijden verwikkelend in een echtscheidingsprocedure. Op het moment van overlijden was de echtscheiding nog niet uitgesproken. De echtelijke woning was gezamenlijk eigendom van erflater en de moeder en stond op het moment van overlijden te koop. Op 8 juli 2024 (dus na het overlijden van erflater) heeft moeder de verkoopovereenkomst van de woning getekend.
2.3.
De zoon heeft de nalatenschap van erflater op 17 juni 2024 beneficiair aanvaard. Namens de dochter is nog geen keuze gemaakt over de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. De moeder heeft de nalatenschap op 18 juli 2024 verworpen.

3.Het geschil

3.1.
De moeder verzoekt het volgende:
primair
I. te verklaren voor recht dat zij de nalatenschap van erflater heeft verworpen;
subsidiair
II. voor zover zij de nalatenschap zuiver zou hebben aanvaard, haar te machtigen de nalatenschap van erflater op grond van artikel 4:194a lid 1 BW beneficiair te aanvaarden;
III. mevrouw mr. B.H. Knoop-Bergsma en mevrouw mr. M. Zandbergen, beiden werkzaam bij Erfrechtmeesters B.V. in Delft, te benoemen als vereffenaars in de nalatenschap van erflater.
kosten rechtens en beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De zoon en de dochter stellen zich op het standpunt dat de moeder op 18 juli 2024 niet meer rechtsgeldig kon verwerpen, omdat zij daarvoor de nalatenschap al zuiver had aanvaard door de woning te verkopen.
3.3.
Op de zitting heeft de bijzondere curator aangegeven dat hij nog een beslissing wil op de verzoeken die hij heeft gedaan in zijn verslag aan de kantonrechter van 20 augustus 2024 in de zaak met zaaknummer 11180080 GZ VERZ 24-5272, te weten een voorwaardelijk verzoek tot verlenging van de termijn voor beneficiaire aanvaarding en een voorwaardelijk verzoek tot machtiging de nalatenschap van erflater namens de dochter te mogen verwerpen.

4.De beoordeling

De verzoeken van de moeder
4.1.
De kantonrechter oordeelt dat de moeder de nalatenschap op 18 juli 2024 rechtsgeldig heeft verworpen. Zij heeft de nalatenschap niet zuiver aanvaard door op 8 juli 2024 de echtelijke woning te verkopen. Als dit al gezien moet worden als een daad van zuivere aanvaarding als bedoeld in artikel 4:192 lid 1 BW, was dat op dat moment niet genoeg voor een zuivere aanvaarding. De zoon had namelijk op 17 juni 2024 de nalatenschap beneficiair aanvaard. Omdat de moeder op dat moment nog geen keuze had gemaakt, werd ze hierdoor geacht de nalatenschap ook beneficiair te hebben aanvaard, tenzij zij binnen drie maanden alsnog zuiver zou aanvaarden of verwerpen (artikel 4:192 lid 4 BW). De moeder kon op dat moment de nalatenschap alleen nog maar op een formele manier zuiver aanvaarden, namelijk door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring ter griffie van de rechtbank (laatste zin van artikel 4:192 lid 4 BW in samenhang met artikel 4:192 lid 1 BW). Vast staat dat de moeder dit niet heeft gedaan. De moeder heeft juist op 18 juli 2024 ter griffie een verklaring afgelegd dat zij de nalatenschap wil verwerpen. Dit is gedaan binnen drie maanden na de beneficiaire aanvaarding door de zoon, zodat deze verwerping rechtsgeldig is. De primair verzochte verklaring voor recht wordt daarom toegewezen. Hierdoor wordt aan de subsidiair gedane verzoeken niet toegekomen.
De verzoeken van de bijzondere curator
4.2.
De bijzondere curator heeft in zijn verslag van 22 augustus 2024 verzocht de wettelijke termijn van drie maanden waarbinnen de nalatenschap namens de dochter beneficiair moest worden aanvaard of verworpen te verlengen (artikel 4:193 lid 1 BW). Op dit verzoek is bij beschikking van 10 september 2024 beslist (zaaknummer 11283504 VZ VERZ 2024-7795). De termijn is verlengd tot 4 oktober 2024. De kantonrechter is niet bekend met een verzoek van de bijzondere curator om de termijn nogmaals te verlengen.
4.3.
De bijzondere curator heeft voor het geval komt vast te staan dat de moeder de nalatenschap rechtsgeldig heeft verworpen een machtiging gevraagd om de nalatenschap namens de dochter te verwerpen. Omdat de dochter ten tijde van deze beslissing meerderjarig is, kan deze machtiging niet meer gegeven worden. De bijzondere curator wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.
De proceskosten
4.4.
Gelet op de tussen partijen bestaande familierelatie, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat iedere partij ieder de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de moeder de nalatenschap van erflater heeft verworpen;
5.2.
verklaart de bijzondere curator niet-ontvankelijk in zijn verzoek hem een machtiging te verlenen om de nalatenschap van erflater namens de dochter te verwerpen;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
34286