ECLI:NL:RBROT:2025:3613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
11301613 VZ VERZ 24-8032
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beneficiaire aanvaarding en benoeming vereffenaar in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2025 uitspraak gedaan in een erfrechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek van de zoon van de erflater, die de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap op 17 juni 2024 heeft gedaan. De zoon verzoekt de vernietiging van deze aanvaarding, omdat hij stelt dat hij dit onder bedreiging van zijn moeder heeft gedaan. De moeder heeft hem volgens de zoon onder druk gezet door te dreigen met aansprakelijkheid voor de schulden van de erflater. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van bedreiging in de zin van de wet, en dat de zoon zich in een stressvolle situatie bevond, maar dat dit niet voldoende is om de beneficiaire aanvaarding te vernietigen.

Daarnaast heeft de zoon verzocht om de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat zij onbevoegd is om dit verzoek te behandelen. Dit verzoek moet worden voorgelegd aan de rechtbank, aangezien de benoeming van een vereffenaar wettelijk is voorbehouden aan de rechtbank. De kantonrechter heeft de zaak daarom verwezen naar de rechtbank, team handel en haven, en de verzoeken van de zoon zijn afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M. Fiege.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11301613 VZ VERZ 24-8032
datum uitspraak: 10 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter
inzake het verzoek van
[naam zoon], hierna te noemen: de zoon,
woonplaats: [woonplaats 1] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S. Ballah.
Belanghebbenden zijn:

1.[naam moeder] , hierna te noemen: de moeder,

woonplaats: [woonplaats 2] ,
gemachtigde mr. A.D. Bauer-van Erp,
2.mr. J.C. Herreweijer in zijn hoedanigheid van bijzondere curator van
[naam dochter], hierna te noemen: de dochter,
woonplaats: [woonplaats 1] .

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 september 2024;
  • het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 15 oktober 2024 en geregistreerd onder zaaknummer 11353906 VZ VERZ 24-8838 (hierna te noemen: het verzoek van de moeder);
  • de brief van 3 december 2024 van de moeder;
  • het verweerschrift van de zoon met bijlagen, ontvangen op 31 januari 2025 inzake het verzoek van de moeder.
1.2.
Op 10 februari 2025 is het onderhavige verzoek tijdens een zitting besproken tegelijk met het verzoek van de moeder. Aanwezig waren:
  • de zoon met zijn gemachtigde;
  • de moeder;
  • de dochter met de bijzonder curator.
1.3.
Tijdens de zitting is besproken dat de stukken inzake het verzoek van de zoon en de stukken inzake het verzoek van de moeder onderdeel uitmaken van beide dossiers.

2.De feiten

[naam erflater] (hierna te noemen: erflater) is geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] en overleden op [overlijdensdatum] in Nieuwerkerk aan den IJssel. Zijn laatste woonplaats was Rotterdam. Hij was de echtgenoot van de moeder en de vader van [naam zoon] en [naam dochter] . Erflater had geen testament, zodat de moeder en de kinderen zijn erfgenamen zijn (artikel 4:10 lid 1 onder a BW). De zoon heeft de nalatenschap van erflater op 17 juni 2024 beneficiair aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
De zoon verzoekt het volgende:
met betrekking tot de beneficiaire aanvaarding
primair
I. te bepalen dat de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater door de zoon op 17 juni 2024 heeft plaatsgevonden vanwege bedreiging;
II. te bepalen dat beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater door de zoon wordt vernietigd;
III. te bepalen dat de zoon wordt toegelaten om de nalatenschap van erflater te verwerpen;
subsidiair
IV. te bepalen dat de beneficiaire aanvaarding van de zoon op 17 juni 2024 ongedaan wordt gemaakt, zodat de zoon wordt toegelaten om de nalatenschap van erflater te verwerpen;
met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap
V. mevrouw mr. B.H. Knoop-Bergsma en mr. M. Zandbergen, werkzaam bij Erfrechtmeesters in Delft, te benoemen tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater;
VI. te bepalen dat de vereffenaar, die door de griffier wordt ingeschreven in het boedelregister, de benoeming bekend maakt in de Staatscourant en de vereffenaar te ontslaan van de plicht tot publicatie in een dagblad;
VII. de vereffenaar op te dragen dat deze beschikking bekend zal worden gemaakt door plaatsing op www.rechtspraak.nl/uitspraken;
kosten rechtens en de beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De zoon baseert het verzoek op het volgende. De beneficiaire aanvaarding door de zoon moet worden vernietigd, omdat hij die keuze heeft gemaakt onder bedreiging van de moeder. Zij heeft hem voorgehouden dat hij (met zijn zus) aansprakelijk zou zijn voor alle schulden van erflater omdat hij de nalatenschap niet beneficiair had aanvaard. De zoon was net meerderjarig toen erflater overleed en bleef alleen met zijn minderjarige zus achter in de woning. De moeder woonde al een tijd niet meer in de woning vanwege de echtscheidingsprocedure. Hij stond onder druk en was bang dat hij een daad van zuivere aanvaarding zou verrichten.
3.3.
Als de beneficiaire aanvaarding niet kan worden vernietigd, moet de beneficiaire aanvaarding worden omgezet in een verwerping met analoge toepassing van de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden (artikel 4:194a lid 1 BW). Die wet heeft tot doel erfgenamen te beschermen tegen onverwachte schulden van de erflater, zoals hier het geval is.
3.4.
Als de beneficiaire aanvaarding in stand blijft, moet een professionele vereffenaar worden benoemd vanwege de complexiteit van de vermogensbestanddelen van de nalatenschap. Dit onderdeel van het verzoek zou dan moeten worden verwezen naar de rechtbank.

4.De beoordeling

Met betrekking tot de beneficiaire aanvaarding
De kantonrechter is bevoegd
4.1.
De kantonrechter moet, zo nodig ambtshalve, beoordelen of zij absoluut bevoegd is om het verzoek te behandelen en daarop te beslissen. Zij oordeelt dat zij bevoegd is. De verzoeken gaan over aanvaarding en verwerping van de nalatenschap. Dit onderwerp wordt geregeld in afdeling 2 van titel 6 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. In deze afdeling wordt telkens de kantonrechter aangewezen als de bevoegde rechter om een verzoek over die onderwerpen te behandelen en daarop beslissen.
Het beroep op bedreiging slaagt niet
4.2.
De zoon stelt primair dat zijn beneficiaire aanvaarding moet worden vernietigd, omdat hij die keuze heeft gemaakt onder bedreiging van de moeder. Dit beroep slaagt niet. Uit het dossier komt naar voren dat de zoon zich na het overlijden van erflater in een stressvolle en onzekere situatie bevond en bang was om iets verkeerds te doen met mogelijk grote nadelige gevolgen. Dat is begrijpelijk. Als hij, zoals hij stelt, op basis van negatieve opmerkingen van de moeder in het (app)contact de indruk kreeg dat zij het niet erg zou vinden als hij een daad van zuivere aanvaarding zou verrichten waardoor hij met zijn eigen vermogen aansprakelijk zou worden voor de schulden van de nalatenschap, betekent dat echter nog niet dat er sprake is van bedreiging zoals bedoeld in de wet (artikel 3:44 BW). Nergens blijkt uit dat de moeder hem heeft bedreigd met financieel nadeel en hem daarmee gericht heeft aangezet tot het beneficiair aanvaarden van de nalatenschap. Uit de appberichten waar de zoon naar verwijst (randnummer 16 in het verzoekschrift) kan hooguit worden afgeleid dat hij bij het afwikkelen van de nalatenschap geen hulp van de moeder hoefde te verwachten.
Geen analoge toepassing artikel 4:194a lid 1 BW
4.3.
Artikel 4:194a lid 1 BW geeft de erfgenaam die een nalatenschap zuiver heeft aanvaard de mogelijkheid met een machtiging van de kantonrechter de nalatenschap alsnog te verwerpen. De zoon vindt dat dit artikel analoog moet worden toegepast. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor analoge toepassing. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden (
Stb. 2016, 226) blijkt dat artikel 4:194a lid 1 BW tot doel heeft erfgenamen die zuiver hebben aanvaard te beschermen tegen onverwachte schulden van de erflater die zij uit eigen vermogen moeten voldoen omdat het saldo van de nalatenschap daartoe ontoereikend is. Die situatie doet zich hier niet voor. De zoon heeft immers beneficiair aanvaard en hij wordt daardoor al beschermd tegen onverwachte schulden. Het doel wat hij wenst te bereiken, namelijk dat hij niets meer te maken heeft met de afwikkeling van de nalatenschap, is niet waarvoor artikel 4:194a lid 1 BW in de wet is opgenomen.
Met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap
De kantonrechter is onbevoegd: de zaak wordt verwezen naar de rechtbank
4.4.
Een verzoek tot het benoemen van een vereffenaar moet worden behandeld en beslist door de rechtbank. Dat is in de wet bepaald (artikel 4:203 BW). De kantonrechter verwijst de zaak daarom in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank, team handel en haven (artikel 71 Rv).
4.5.
De zaak bevindt zich op dit moment in de stand waarin uitspraak kan worden gedaan, aangezien het verzoek tijdens de zitting inhoudelijk is besproken met de partijen. De kantonrechter die de zaak op de zitting met partijen heeft besproken, zal na verwijzing naar de rechtbank uitspraak doen als handelsrechter in de rechtbank. Een nieuwe zitting is niet nodig en er kunnen geen nadere stukken in het geding worden gebracht. De partijen zullen over het verdere verloop van de procedure schriftelijk bericht ontvangen van de griffier van team handel en haven van de rechtbank.
4.6.
De kantonrechter wijst de zoon er op dat voor procederen bij de rechtbank (hogere) griffierechten gelden. Daarvoor verstuurt het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een factuur.

5.De beslissing

De kantonrechter:
met betrekking tot de beneficiaire aanvaarding
5.1.
wijst de verzoeken af;
met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap
5.2.
verwijst de zaak naar de rechtbank, team handel en haven, zodat de zaak daar wordt voortgezet in de stand waarin deze zich op dit moment bevindt;
5.3.
draagt de griffier op de processtukken en een kopie van deze beschikking zo spoedig mogelijk te sturen naar de griffier van team handel en haven van deze rechtbank.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
34286