ECLI:NL:RBROT:2025:3603

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/10/688949 / HA RK 24-1049
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzage in bescheiden wegens gebrek aan rechtmatig belang

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 maart 2025, wordt het verzoek van ACCESS WORLD (ROTTERDAM) B.V. en haar verzekeraars, THROUGH TRANSPORT MUTUAL SERVICES (UK) LTD. en TT CLUB MUTUAL INSURANCE LTD., afgewezen. De verzoeksters, hierna AW c.s., hebben verzocht om inzage in bepaalde bescheiden van de verweerster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die nikkelbriketten voor hen heeft opgeslagen. AW c.s. stellen dat er nikkelbriketten zijn verdwenen en dat zij schadevergoeding hebben betaald aan hun opdrachtgevers. Ze willen meer informatie van de verweerster om hun rechtspositie te bepalen. De verweerster heeft echter aangevoerd dat zij al voldoende informatie heeft verstrekt en dat AW c.s. geen rechtmatig belang hebben bij hun verzoek. De rechtbank oordeelt dat AW c.s. hun vorderingen kunnen bewijzen met de informatie die zij al hebben en dat het verzoek om inzage in de bescheiden daarom wordt afgewezen. De rechtbank wijst AW c.s. ook in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.120,00.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/688949 / HA RK 24-1049
Beschikking van 18 maart 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACCESS WORLD (ROTTERDAM) B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
THROUGH TRANSPORT MUTUAL SERVICES (UK) LTD.,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
3. de vennootschap naar buitenlands recht
TT CLUB MUTUAL INSURANCE LTD.,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
verzoeksters,
advocaat mr. D. Komen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V., voorheen handelend onder de naam
[verweerster] B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. D.R.D.A. Buren-Baks te Rotterdam.
Verzoeksters worden hierna genoemd AW c.s. en afzonderlijk AW, TTMS en TTCMI. Verweerster wordt genoemd [verweerster] .

1.De kern van het geschil

1.1.
[verweerster] heeft nikkelbriketten voor AW opgeslagen in big bags. Een aantal klanten van AW heeft gemeld dat in een aantal naar hen verscheepte big bags geen nikkelbriketten maar stenen zijn aangetroffen. Tussen partijen is in geschil waar en onder wiens verantwoordelijkheid de nikkelbriketten zijn verdwenen. AW heeft schadevergoeding betaald aan haar opdrachtgevers. AW en haar verzekeraars hebben al meerdere procedures gevoerd tegen [verweerster] ter verkrijging van informatie van [verweerster] voor het bepalen van hun rechtspositie. AW c.s. willen met deze procedure nadere informatie van [verweerster] verkrijgen. [verweerster] voert verweer: [verweerster] heeft al meer dan voldoende informatie aan AW c.s. verstrekt en de algemene informatie waarnaar AW c.s. vragen, ziet niet op de vorderingen van AW c.s. AW c.s. hebben daarom geen rechtmatig belang bij hun verzoek. De rechtbank geeft [verweerster] daarin gelijk. Hieronder licht de rechtbank dat toe.

2.Het procesverloop

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 6 november 2024, met producties A1 tot en met A18;
  • het verweerschrift van 10 februari 2025, met productie 1;
  • de mondelinge behandeling van 18 februari 2025, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt, en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Komen

3.De feiten

3.1.
AW verleent onder meer diensten die betrekking hebben op het (laten) opslaan van metaalproducten. TTMS en TTCMI zijn verzekeraars van AW.
3.2.
[verweerster] exploiteert onder meer een beveiligde loods in Rotterdam. [verweerster] heeft nikkelbriketten, verpakt in big bags, opgeslagen in opdracht van AW.
3.3.
In een aantal naar klanten verscheepte big bags zijn geen nikkelbriketten maar stenen aangetroffen. Partijen zijn verdeeld over de vragen waar en onder wiens verantwoordelijkheid de nikkelbriketten zijn verdwenen.
3.4.
AW heeft met haar opdrachtgevers schikking getroffen en aan hen $ 2.149.845,- aan schade vergoed.
3.5.
AW c.s. hebben [verweerster] gedagvaard en een incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv ingesteld. Op 21 februari 2024 heeft de rechtbank Rotterdam vonnis in het incident gewezen, waarbij [verweerster] is veroordeeld tot afgifte van bepaalde bescheiden op verbeurte van een dwangsom.
3.6.
[verweerster] heeft in een executiegeschil bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam een verbod gevorderd tot het nemen van executiemaatregelen terzake van dwangsommen uit hoofde van het vonnis in incident. De voorzieningenrechter heeft het door [verweerster] gevorderde verbod toegewezen. AW c.s. zijn in appel gegaan. Het gerechtshof Den Haag heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
3.7.
AW c.s. hebben ten aanzien van dit geschil ook een voorlopig getuigenverhoor verzocht tegen [verweerster] en toegewezen gekregen. In het voorlopige getuigenverhoor zijn zeven getuigen gehoord.
3.8.
AW c.s. hebben op 17 april 2024 verlof verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam voor het leggen van conservatoire beslag. Partijen hebben daarna, in het kader van een opheffingskortgeding, overeenstemming bereikt over zekerheidstelling door [verweerster] .
4. Het verzoek
4.1.
AW c.s. verzoeken de rechtbank – samengevat – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te bevelen tot afgifte van, dan wel uittrekstel van of inzage in de volgende bescheiden aan AW c.s. binnen zeven dagen na deze beschikking:
Jaarlijkse directiebeoordelingen in het kader van het Port Facilty Security Plan (hierna: PFSP) over de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
Handboek Beveiliging & Servicelevel Agreement met Eye4Security, geldend in de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
De werkinstructie voor beveiligers, geldend in de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
Kwaliteitshandboek lading behandeling, geldend in de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
De maandelijkse inspectielijsten waarin controlelopen worden geregistreerd over de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
Alle camerabeelden die op de harde schijf van [verweerster] staan over de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
De interne rapportage naar de incidenten bij [verweerster] in de afgelopen jaren, in het bijzonder over de periode oktober 2019 tot en met maart 2023;
De ontbrekende dagjournalen/dienstrapporten over de jaren 2020, 2021 en 2022;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per (deel van een) dag, met een maximum van € 250.000,00 en met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
4.2.
[verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing. Ingeval toewijzing van het verzoek van AW c.s. verzoekt [verweerster] om haar toe te staan om de onderdelen in de gevraagde bescheiden die zien op derde partijen (anders dan de in deze procedure genoemde partijen), zoals klanten en/of opdrachtgevers van [verweerster] , zwart te maken voordat de bescheiden worden verstrekt dan wel inzicht wordt gegeven tot de stukken aan AW c.s. Ingeval toewijzing van het verzoek van AW c.s. verzoekt [verweerster] ook om een langere termijn van één maand vanwege de omvang van alle gevraagde bescheiden.

5.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht

5.1.
Het geschil heeft een internationaal karakter omdat TTMS en TTCMI in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd. De rechtbank beoordeelt daarom ambtshalve of zij bevoegd is kennis te nemen van het geschil en welk recht daarop van toepassing is.
5.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd op het verzoek te beslissen omdat [verweerster] is gevestigd in Rotterdam (artikel 4 Brussel I-bis). Deze rechtbank is bevoegd omdat die plaats in haar werkgebied ligt (artikel 262 Rv).
5.3.
Op dit verzoek is Nederlands recht van toepassing, omdat het verzoek op grond van artikel 843a Rv (zoals geldend tot 1 januari 2025) van procesrechtelijke aard is en op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlandse recht van toepassing is (artikel 10:3 BW).
Toetsingskader artikel 843a Rv (geldend tot 1 januari 2025)
5.4.
Een verzoek tot afschrift van of inzage in bescheiden is alleen toewijsbaar als aan de drie cumulatieve voorwaarden in het eerste lid van artikel 843a Rv (zoals geldend tot 1 januari 2025) is voldaan. Dat wil zeggen dat:
de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan;
de vordering betrekking heeft op “bepaalde” bescheiden;
de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is.
AW c.s. hebben geen rechtmatig belang bij het verzoek
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben AW c.s. gesteld dat zij hun eigen vorderingen al kunnen bewijzen. Tussen partijen is wel nog in geschil of tussen hen algemene voorwaarden van toepassing zijn op grond waarvan [verweerster] haar aansprakelijkheid kan beperken. Voor dat geval wil AW c.s. kunnen onderbouwen dat de beperking van de aansprakelijkheid moet worden verworpen op grond van opzet of grove schuld van [verweerster] . AW c.s. zien daar aanwijzingen voor in de informatie die zij hebben verkregen middels het artikel 843a Rv-incident en de voorlopige getuigenverhoren.
5.6.
De rechtbank wijst het verzoek af vanwege gebrek aan rechtmatig belang bij het verzoek. AW c.s. stellen zelf dat zij hun vorderingen kunnen bewijzen aan de hand van o.a. de weeglijsten van de big bags. Dat een opzet en grove schuld verwijt mogelijk een rol gaat spelen in de bodemprocedure, is onvoldoende om een rechtmatig belang aan te nemen. Dat dit een rol kan gaan spelen, betekent immers dat nog ongewis is of bewijsvergaring daartoe nodig is. Bovendien is het dan ook nog maar de vraag of het AW c.s. zijn, of [verweerster] is, die de betreffende stukken nodig hebben. Op dit punt is volstrekt nog niet helder of en aan wie dan een bewijsopdracht opgelegd gaat worden. Daarnaast is niet aannemelijk dat informatie op dat moment niet meer beschikbaar is.
Proceskostenveroordeling
5.7.
De rechtbank ziet aanleiding AW c.s. als in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [verweerster] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 × tarief II € 614,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.120,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt AW c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als AW c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoen en de beschikking daarna wordt betekend, dan moeten AW c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
[3718/2009]