ECLI:NL:RBROT:2025:3590
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot kwijtschelding of vermindering van ontnemingsvordering wegens onvoldoende draagkracht
Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsvordering. De veroordeelde, geboren in 1952, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen door het gerechtshof s-Gravenhage, waarbij hij verplicht was € 3.100.000,- aan de Staat te betalen. Deze maatregel werd later door de Hoge Raad verlaagd naar € 3.090.000,-. Op het moment van het verzoek, ingediend op 13 februari 2024, stond er nog een bedrag van € 2.526.652,47 open. De veroordeelde stelde dat hij door beperkte inkomsten, bestaande uit AOW en toeslagen, slechts in staat was om € 100,- per maand te betalen. Hij had in 2011 faillissement aangevraagd en beweerde geen vermogen te hebben.
Het Openbaar Ministerie wees het verzoek af, stellende dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te betalen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn betalingsonmacht. De rechtbank benadrukte dat het uitgangspunt in de ontnemingspraktijk is dat misdrijven niet mogen lonen en dat wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden ontnomen. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij geen draagkracht had en dat hij mogelijk nog steeds over crimineel vermogen beschikte. Daarom werd het verzoek tot kwijtschelding of vermindering van de ontnemingsvordering afgewezen.