ECLI:NL:RBROT:2025:3575

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
10-017543-24 en 10-216181-24 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met vrijspraak voor twee brandstichtingen en verduistering, maar veroordeling voor brandstichting met werkstraf

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van brandstichting en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de brandstichtingen op 9 oktober 2023 en 27 december 2023, omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de brand op 9 oktober had gesticht, ondanks zijn aanwezigheid op de plaats delict. Voor de brandstichting op 14 oktober 2023 daarentegen, werd de verdachte wel schuldig bevonden, omdat zijn handpalmafdruk op de plaats delict was aangetroffen, wat als sterk bewijs werd gezien. De rechtbank legde een werkstraf van 30 uur op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van deskundigen en de jeugdreclassering. De verdachte had geen strafblad en had positieve stappen gezet in zijn leven, zoals het behalen van zijn diploma en het starten van een vervolgopleiding. De rechtbank besloot tot een taakstraf in plaats van jeugddetentie, gezien de omstandigheden en de ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10-017543-24 en 10-216181-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 27 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L.H. Roebroek heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10-216181-24 ten laste gelegde en de onder parketnummer 10-017543-24 ten laste gelegde brandstichting op 27 december 2023;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10-017543-24 ten laste gelegde brandstichtingen op 9 en 14 oktober 2023;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 75 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder parketnummer 10-216181-24 ten laste gelegde verduistering en de onder parketnummer
10-017543-24 ten laste gelegde brandstichting van 27 december 2023 niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak brandstichting 9 oktober 2023
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de brandstichting van
9 oktober 2023 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ook ten aanzien van de brandstichting op 27 december 2023 kan worden vastgesteld dat de verdachte deze heeft gesticht, de gevorderde vrijspraak ziet enkel op het feit dat niet kan worden vastgesteld dat er gemeen gevaar voor goederen is geweest. Bij alle drie de branden was de ‘modus operandi’ hetzelfde. De branden zijn gesticht boven het plafond in een toiletruimte met propjes toiletpapier. Ook op 9 oktober 2023 was de verdachte weer aanwezig op de plaats delict.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de brandstichting van 9 oktober 2023 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Op basis van de inhoud van het dossier kan de rechtbank enkel vaststellen dat de verdachte op 9 oktober 2023 in het bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] in Capelle aan den IJssel aanwezig is geweest en melding heeft gedaan van een brand. Het dossier bevat geen concrete aanwijzingen dat de verdachte degene is geweest die deze brand zou hebben gesticht. Dat er na deze datum een soortgelijke brand heeft plaatsgevonden waarvan het daderschap van de verdachte wel kan worden vastgesteld, dan wel waarbij de verdachte ook aanwezig was in het pand, is onvoldoende om het bewijs van de brandstichting op 9 oktober 2023 te dragen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van deze brandstichting.
4.2.3.
Conclusie
De onder parketnummer 10-017543-24 ten laste gelegde brandstichting van 9 oktober 2023 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering brandstichting 14 oktober 2023
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de brandstichting op 14 oktober 2023 nu sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte hierbij betrokken is geweest. Het is verklaarbaar dat de handpalmafdruk van de verdachte op het toilet is aangetroffen, nu de verdachte werkzaam was in een kantoorruimte in de directe omgeving van dat toilet en de locatie van de handpalmafdruk passend is bij een staand urinerende man die zichzelf ondersteunt tegen de tegels.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde brandstichting op 14 oktober 2023 wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de aangetroffen handpalmafdruk, die afkomstig blijkt te zijn van de verdachte en die gelet op de locatie van aantreffen door de forensische opsporing is aangemerkt als zeer waarschijnlijk een dadergerelateerd spoor. Gelet op deze bevindingen van de forensische opsporing acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat de aanwezigheid van zijn handpalmafdruk verklaarbaar is door leunen tegen de muur bij een toiletbezoek, volstrekt ongeloofwaardig.
4.3.3.
Conclusie
De onder parketnummer 10-017543-24 ten laste gelegde brandstichting van 14 oktober 2023 is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-017543-24 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 27 december 2023 te
Capelle aan den IJssel opzettelijk
brand heeft gesticht door
- op 14 oktober 2023 in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 3] te
Capelle aan den IJssel
op de plafondplaten in een (toilet)ruimte, open vuur in
aanraking te brengen met een hoeveelheid toiletpapier en/of een of meer
toiletrollen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of de in
datpand aanwezige goederen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Parketnummer 10-017543-24
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 16-jarige leeftijd opzettelijk brand gesticht in een toiletruimte van een bedrijfspand door propjes toiletpapier aan te steken en boven het plafond te leggen. Dit is een ernstig feit omdat vuur zich gemakkelijk en razendsnel kan verspreiden en daardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad.
Dat de gevolgen in dit geval beperkt zijn gebleven tot enige materiële schade, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
7.2.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Arts in opleiding tot psychiater, [naam 1] , en psychiater [naam 2](hierna: de onderzoekers) hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft willen spreken met de onderzoekers, maar door zijn proceshouding en beperkte openheid is weinig zicht verkregen op zijn emotiehuishouding en binnenwereld.
Bij de verdachte hebben onderzoekers geen psychiatrische diagnose kunnen stellen.
De onderzoekers kunnen geen gedegen gedragskundig advies geven ten aanzien van eventueel risicomanagement. In geval van bewezenverklaring kan, vanuit pedagogisch oogpunt, overwogen worden om de verdachte aan te melden bij een forensische polikliniek (zoals de Waag of Fivoor Ambulant Centrum) om een nadere delictanalyse en risicoanalyse te kunnen maken en een adequaat plan voor risicomanagement op te maken, in samenhang met reclasseringstoezicht. De onderzoekers onthouden zich van advies over het strafrechtelijk kader.
GZ-psycholoog [naam 3]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd . Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar de gesprekken blijven door de houding van de verdachte oppervlakkig van aard en hij wil niet overal antwoord op geven. Voorts is er nagenoeg geen informatie beschikbaar over het huidige functioneren van de verdachte, vanwege de weigering van de verdachte om toestemmingsverklaringen te ondertekenen.
Vanuit het huidige onvolledige onderzoek kan geen pathologie worden vastgesteld noch volledig worden uitgesloten.
De psycholoog onthoudt zich van het geven van advies om het recidiverisico te verminderen omdat er onvoldoende zicht is verkregen op forensisch relevante aspecten die het risico op hernieuwd delictgedrag vergroten. De psycholoog acht het van belang dat, wanneer de verdachte schuldig mocht worden bevonden, een forensisch (ambulante) behandelinstantie een goede delictanalyse en risicotaxatie zou kunnen doen om op grond van die bevindingen een adequaat plan van aanpak op te stellen.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Uit het onderzoek van de Raad is beperkt zicht gekomen. Hierdoor is het moeilijk om een inschatting te maken van de kans op recidive. Binnen het leven van de verdachte worden grotendeels beschermende factoren gezien. De ouders zijn betrokken bij de verdachte en zij hebben sinds de schorsing meer zicht op hem gekregen. Daarbij is de verdachte opener geworden richting zijn ouders. Sinds de schorsing heeft de verdachte, na een zware periode, positieve stappen gezet. Hij heeft zijn diploma behaald en hij is met een vervolgopleiding gestart. Verder heeft hij gebroken met zijn oude vrienden en hij heeft positieve contacten met leeftijdsgenoten. Een risicofactor is dat hoewel de verdachte af en toe werkt, er geen sprake is van een gestructureerde vrijetijdbesteding in de vorm van een vaste baan.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
• zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking zal verlenen aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
• zal meewerken aan hulpverlening van de Waag of Fivoor Ambulant Centrum om een nadere delict- en risicoanalyse te kunnen maken en een adequaat plan voor risicomanagement op te stellen en zal meewerken aan de eventueel daaruit volgende behandeling;
• zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een structurele vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan;
waarbij aan de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De jeugdreclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 januari 2025. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de volgende bijzondere voorwaarden:
- Begeleiding vanuit de jeugdreclassering;
- Volgen van onderwijs en/of dagbesteding;
- Behandeling vanuit een forensische instelling zoals de Waag of een soortgelijke instelling.
Ter zitting is door jeugdreclasseerder [naam 4] naar voren gebracht dat de schorsingsperiode goed is verlopen. De verdachte was goed bereikbaar en hield zich aan de afspraken. Hij heeft zijn diploma behaald en is nu bezig met een vervolgopleiding. Desgevraagd heeft de jeugdreclasseerder verklaard dat zij – naast eventuele nadere diagnostiek en behandeling – geen rol meer voor zichzelf ziet qua begeleiding van de verdachte. De ouders zijn genoeg bij machte om zelf dingen te regelen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 uur opleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten dienen ook in deze zaak als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, ook omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Gelet op de verklaring van de jeugdreclasseerder dat het goed gaat met de verdachte en zij geen rol meer voor zichzelf ziet qua begeleiding van de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen met begeleiding van de jeugdreclassering.
Alles afwegend acht de rechtbank de straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77m en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-216181-24 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-017543-24 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten werkstraf resteren;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer
10-017543-24; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. A.L Pöll en R.T.K. Davidse, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.R. van Staveren en P.A. van der Schee, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-216181-24hij in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 10 februari 2024 te
Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk
een of meer portofoons, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [nam bedrijf] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als huurder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Parketnummer 10-017543-24
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2023 tot en met 27 december 2023 te
Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, althans in Nederland
opzettelijk
brand heeft gesticht door
- op of omstreeks 9 oktober 2023 in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2] te
Capelle aan den IJssel en/of
- op of omstreeks 14 oktober 2023 in een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 3] te
Capelle aan den IJssel en/of
- op of omstreeks 27 december 2023 in sportschool [naam sportschool] , gelegen aan de
[adres 4] te Rotterdam
(telkens) op en/of tussen de plafondplaten in een (toilet)ruimte, open vuur in
aanraking te brengen met een hoeveelheid toiletpapier en/of een of meer
toiletrollen, althans brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde panden en/of omliggende
panden en/of de in die panden aanwezige goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die panden aanwezige personen,
te duchten was.