ECLI:NL:RBROT:2025:3566

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
10-361258-24 / 10-262734-22 en 10-317975-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met toepassing van het jeugdstrafrecht

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die op 3 oktober 2024 te Oud-Beijerland samen met een ander opzettelijk een ontploffing teweegbracht door zwaar vuurwerk naar de voordeur van een woning te gooien. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met gemeen gevaar voor goederen. De verdachte was ten tijde van het feit 19 jaar oud en de rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 307 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, en de rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-361258-24
Parketnummers vorderingen TUL: 10-262734-22 en 10-317975-23
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Justitieel Complex [naam PI] , [detentieadres] , [postcode 2] [detentieplaats] ,
raadsvrouw mr. E.V. Appeldoorn, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 308 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 oktober 2024 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht
bij een woning gelegen aan de [adres 2] (nummer [huisnummer A] )
door
een stuk zwaar vuurwerk (Cobra) aan te steken en tot ontbranding te brengen
envervolgens naar de voordeur van die woning te gooien,
waardoor dat stuk vuurwerk tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of
de inboedel van die woning te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 19-jarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door midden in de nacht zwaar vuurwerk (een cobra 6) naar de voordeur van een woning te gooien. Het teweegbrengen van ontploffingen bij woningen leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij bewoners en omwonenden. De woning is een plek waar men zich – zeker in de nachtelijke uren – veilig moet kunnen voelen. Ook leidt het, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij onvoldoende stil heeft gestaan bij de impact en gevolgen voor de bewoners van de woning en anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en autisme en er zou sprake zijn van een disharmonisch intelligentieprofiel waardoor hij snel overvraagd wordt. De verdachte gebruikte voor zijn aanhouding wekelijks cocaïne. Hij woonde bij Yulius, maar mag daar niet meer terugkeren. Er is een nieuwe woonplek voor hem gevonden bij JongLeren. De verdachte is eerder met justitie in aanraking gekomen en staat momenteel onder toezicht van de reclassering. Voordat hij werd aangehouden kwam hij de afspraken met de reclassering na.
Vanwege de gebrekkige handelingsvaardigheden en omdat er nog mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding worden gezien, adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen.
Gezien het hoge recidiverisico en de problemen op meerdere leefgebieden adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij de reclassering;
• Ambulante behandeling door Fivoor, de Waag, Humanitas Homerun of een soortgelijke zorgverlener;
• Beschermd wonen bij Jongleren van het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
• Contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers;
• Dagbesteding in de vorm van school, stage en/of werk;
• Meewerken aan controle van het gebruik van onder andere cocaïne, lsd en 2c-b.
Ter zitting heeft [persoon A] namens de reclassering naar voren gebracht dat de verdachte op 4 of 18 maart 2025 geplaatst kan worden bij JongLeren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage van de reclassering, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te motiveren het aangeboden hulpverleningstraject na detentie te volgen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de ernst van het feit en de rapportage van de reclassering waaruit naar voren komt dat sprake is van een hoog recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bovendien acht de rechtbank het van groot belang dat de verdachte direct aansluitend vanuit detentie kan verblijven bij JongLeren. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de genoemde straf passend en geboden. De rechtbank legt een jeugddetentie op die een dag korter is dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank bij het tellen van het aantal dagen voorarrest uitkomt op een dag minder dan waar de officier van justitie van uitgaat bij haar eis. De hoogte van de op te leggen straf maakt dat de verdachte op 18 maart 2025 zal vrijkomen en op die dag bij Jongleren kan worden geplaatst, zoals ook de bedoeling van de officier van justitie is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Samsung telefoon verbeurd te verklaren en de in beslag genomen iPhone terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen Samsung telefoon zal worden verbeurd verklaard, nu het feit met behulp van deze telefoon is begaan; de verdachte heeft het bewezen verklaarde feit immers met deze telefoon gefilmd.
Ten aanzien van de in beslag genomen iPhone zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Vordering benadeelde partij Lorijn
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde 1] , ter zitting bijgestaan door mr. Z. Badrane. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.798,91 aan materiële schade, een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan nader te onderbouwen schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de materiële schade, nu de huur- en energiekosten ook zonder het bewezen verklaarde feit gemaakt zouden zijn en de overnachtingskosten onvoldoende zijn onderbouwd. Om die laatste reden dient de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de nader te onderbouwen schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft tot slot hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
9.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de kosten voor verblijf in het Fletcher hotel en het hostel Stadsklooster af te wijzen, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. Ook voor wat betreft de gevorderde huur- en energiekosten van de woning dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze ook zonder het bewezen verklaarde feit zouden zijn gemaakt. De nader te onderbouwen schade dient te worden afgewezen, nu deze kosten niet aannemelijk zijn gemaakt en deze post te onzeker is om toe te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht het gevorderde schadebedrag te matigen, mede gelet op het geringe aandeel van de verdachte.
9.1.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Het enkele feit dat de benadeelde partij (tijdelijk) niet in de woning kon verblijven, betekent nog niet dat hij daardoor materiële schade heeft geleden. Dat dit het geval zou zijn heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd.
Wel is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot immateriële schadevergoeding.
De gevorderde nader te onderbouwen schade betreft schade die nog niet bekend is en die is gevorderd met het oog op een eventuele procedure in hoger beroep. Deze post is dan ook niet onderbouwd en de benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank bepaalt dat de delen van de vordering waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,--, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde 2] , ter zitting bijgestaan door mr. Z. Badrane. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.000,-- aan immateriële schade en een bedrag van € 5.000,-- aan nader te onderbouwen schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Ten aanzien van de nader te onderbouwen schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de nader te onderbouwen schade af te wijzen, nu deze kosten niet aannemelijk zijn gemaakt en deze post te onzeker is om toe te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging verzocht het gevorderde schadebedrag te matigen, mede gelet op het geringe aandeel van de verdachte.
9.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot immateriële schadevergoeding.
De gevorderde nader te onderbouwen schade betreft schade die nog niet bekend is en die is gevorderd met het oog op een eventuele procedure in hoger beroep. Deze post is dan ook niet onderbouwd en de benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank bepaalt dat de delen van de vordering waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,--, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

10.Vorderingen tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 februari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank (parketnummer
10-262734-22) is de verdachte ter zake van bedreiging en handelen in strijd met artikel 27 van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 1 maart 2023.
Bij vonnis van 4 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer
10-317975-23) is de verdachte ter zake van vernieling, mishandeling en bedreiging veroordeeld tot een taakstaf voor de duur van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 18 april 2024.
10.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De verdediging heeft primair verzocht de vorderingen af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
10.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde straffen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
307 (driehonderdzeven) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt ambulant onder behandeling zal stellen van Fivoor, de Waag, Humanitas Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten JongLeren van het Leger des Heils of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] ;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school, stage en/of werk;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan controle van het gebruik van cocaïne, lsd en
2c-b om het middelengebruik te beheersen en in dit verband zal meewerken aan urineonderzoek of ademonderzoek indien de reclassering dit nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit: 1 STK Telefoonautomaat Samsung;
- gelast de teruggave aan de verdachte van: 1 STK Telefoonautomaat Apple;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, te weten met ingang van 18 maart 2025;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 1.000,--(
zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde 1]te betalen
€ 1.000,-- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 1.000,--(
zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde 2]te betalen
€ 1.000,--(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast
de tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 40 uur, van de bij vonnis van 15 februari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf (parketnummer 10-262734-22);
gelast
de tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 20 uur, van de bij vonnis van 4 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf (parketnummer 10-317975-23).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. A.L Pöll en R.T.K. Davidse, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.R. van Staveren en P.A. van der Schee, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2024 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht
in/aan/bij een woning gelegen aan de [adres 2] (nummer [huisnummer A] )
door
een stuk zwaar vuurwerk (Cobra) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen
en/of (vervolgens) naar/tegen de voordeur van die woning te gooien,
waardoor dat stuk vuurwerk tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of
de inboedel van die woning en/of aangrenzende woningen en/of inboedels van die
aangrenzende woningen,
te duchten was.