ECLI:NL:RBROT:2025:3553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11209117 CV EXPL 24-17356 & 11391396 CV EXPL 24-27819
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdzaak en vrijwaring inzake VvE-bijdragen tussen Vereniging van Eigenaars en gedaagden

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaars (VvE) dat gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van achterstallige VvE-bijdragen. De VvE stelt dat gedaagden maandelijks een bijdrage verschuldigd zijn op basis van hun lidmaatschap. De eis in de hoofdzaak wordt toegewezen, waarbij gedaagden gezamenlijk € 295,96 moeten betalen, inclusief wettelijke rente. Daarnaast worden de toekomstige VvE-bijdragen tot het einde van het boekjaar toegewezen, omdat de hoogte van deze bijdragen nog niet is vastgesteld. Gedaagde 1 heeft gedaagde 2 in vrijwaring opgeroepen, waarbij hij eist dat gedaagde 2 hem vergoedt voor betalingen aan de VvE. Ook deze vordering wordt toegewezen, omdat gedaagden een afspraak hadden gemaakt over de betaling van de VvE-bijdragen. De proceskosten worden aan gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk krijgen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummers: 11209117 CV EXPL 24-17356 (hoofdzaak)
11391396 CV EXPL 24-27819 (vrijwaring)
datum uitspraak: 21 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de hoofdzaak van
Vereniging van Eigenaars [eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde 1,
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd,

2.[gedaagde 2] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde 2,
die zelf procedeert,
en in de vrijwaringszaak van
[gedaagde 1],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd,
tegen
[gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘de VvE’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

In de hoofdzaak
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 juli 2024, met bijlagen;
  • de conclusie in incident tot oproeping in vrijwaring, met bijlage;
  • het antwoord in incident;
  • het vonnis in incident;
  • de akte van de VvE van 3 februari 2025 met een eisvermindering.
In de vrijwaringszaak
1.2.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.3.
Op 17 februari 2024 zijn de zaken gelijktijdig tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig mr. D. Keijzer namens de gemachtigde van de VvE, de gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

2.De beoordeling

Waar gaan deze zaken over?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn eigenaar van het appartement aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). Zij zijn daarmee van rechtswege lid van de VvE en op grond van dit lidmaatschap zijn zij maandelijks bij vooruitbetaling een bijdrage verschuldigd. De VvE eist in de hoofdzaak dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de achterstallige en toekomstige VvE-bijdragen betalen met bijkomende kosten. Na een eisvermindering bij akte van 3 februari 2025 gaat het nog om een bedrag van € 451,87, exclusief proceskosten. [gedaagde 1] heeft [gedaagde 2] in vrijwaring opgeroepen en hij eist in die procedure dat zij aan hem alles betaalt wat hij aan de VvE moet betalen als gevolg van een (eventuele) veroordeling in de hoofdzaak.
2.2.
De eis in de hoofdzaak wordt grotendeels toegewezen. Ook wordt de eis in vrijwaring toegewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot deze beslissingen komt.
in de hoofdzaak
VvE-bijdragen en bijkomende kosten
2.3.
Op de zitting is gebleken dat [gedaagde 2] op 4 februari 2025 € 149,86 aan de VvE heeft betaald. Dit betekent dat nog € 302,01 resteert. Daarin zitten onder andere de kosten voor het kadastraal uittreksel van € 6,05, maar de kantonrechter wijst die kosten af, omdat die niet noodzakelijk waren. De VvE stelt weliswaar dat zij die kosten ten behoeve van haar bewijslast heeft gemaakt, maar zij hoeft haar stelling dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eigenaar zijn van het appartement pas te bewijzen wanneer dit door hun wordt betwist en dat hebben zij niet gedaan. De conclusie is daarom dat € 295,96 overblijft, waaronder € 186,28 aan incassokosten. Deze zijn toewijsbaar, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om die kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het restant bestaat uit de achterstallige VvE-bijdragen tot en met februari 2025 en de wettelijke rente die tot en met 3 februari 2025 € 82,25 bedraagt. Omdat die verder niet zijn betwist worden die ook toegewezen.
2.4.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk worden veroordeeld om € 295,96 aan de VvE te betalen. De vordering om de toekomstige, nog te vervallen VvE-bijdragen te betalen, en de wettelijke rente daarover in het geval [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die bijdragen niet tijdig betalen, wordt toegewezen tot het einde van het op de datum van dit vonnis lopende boekjaar. De reden van deze beperking is dat de hoogte van de VvE-bijdragen voor het nieuwe boekjaar nog niet vast staat.
Proceskosten
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de VvE moeten betalen op € 274,77 aan dagvaardingskosten, € 372,- aan griffierecht, € 510,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.258,77. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
in de vrijwaringszaak
2.6.
[gedaagde 1] heeft uitgelegd dat hij met [gedaagde 2] in de woning heeft samengewoond tot en met 2022. Hij heeft daarna de woning verlaten. [gedaagde 1] stelt dat zij toen hebben afgesproken dat [gedaagde 2] vanaf dat moment de lasten van de woning, waaronder de VvE-bijdragen, zou betalen. [gedaagde 2] erkent dat zij deze afspraak hebben gemaakt. Gelet daarop bepaalt de kantonrechter dat indien de VvE in het kader van de veroordeling in de hoofdzaak enige betaling van [gedaagde 1] eist en [gedaagde 1] daarom een betaling aan de VvE doet, [gedaagde 2] het door [gedaagde 1] betaalde aan hem moet betalen.
2.7.
Omdat [gedaagde 2] ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 2] aan [gedaagde 1] moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 794,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat dat wordt geëist en daartegen verder geen bezwaar is gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In de hoofdzaak
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan de VvE te betalen € 295,96 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 4 februari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om de verplichting tot betaling van de in vergadering van de VvE vastgestelde (maandelijkse) bijdragen na te komen zolang zij lid zijn;
- welke verplichting vanaf 1 maart 2025 tot eind 2025 inhoudt om maandelijks aan de VvE te betalen de bijdrage van € 149,86 en als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dit niet tijdig betalen, wordt dit vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de eerste dag van de betreffende maand tot aan de dag dat volledig is betaald; en
- met de bepaling dat het bedrag zal worden aangepast naar de jaarlijkse verhogingen of verlagingen conform rechtsgeldig door de VvE genomen besluiten, een en ander (3.1. en 3.2.) een bedrag van € 25.000,- niet te boven gaand;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van de VvE worden begroot op € 1.258,77;
In de vrijwaringszaak
3.4.
bepaalt dat indien [gedaagde 1] in het kader van de veroordeling in de hoofdzaak enige betaling aan de VvE doet, [gedaagde 2] het door [gedaagde 1] betaalde aan hem moet terugbetalen;
3.5.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 1] worden begroot op € 794,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
53954