ECLI:NL:RBROT:2025:3542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
10.281557.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer en afleveren van cocaïne en wapens met bijbehorende strafrechtelijke gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in verdovende middelen en wapens. De verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het vervoeren en afleveren van ongeveer vier kilo cocaïne. Tijdens een doorzoeking van zijn woning werden naast de cocaïne ook softdrugs, een versnijdingsmiddel, materialen voor het verwerken van drugs, en vijf vuurwapens met munitie aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen en dat hij zich bewust was van hun aanwezigheid. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de risico's voor de volksgezondheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De uitspraak benadrukt de schadelijke impact van drugshandel op de maatschappij en de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke delicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.281557.24
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ( [land] )
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 2 tot en met 5
4.2.1.
Standpunt verdediging
Primair moet de verdachte worden vrijgesproken van de feiten 2 tot en met 5. De verdachte verbleef wel in de woning waarin de goederen zijn aangetroffen die op de tenlastelegging zijn vermeld, maar hij had geen wetenschap van en beschikkingsmacht over de aangetroffen drugs, wapens, munitie en vermeende verwerkingsgoederen. De enkele aanwezigheid van de verdachte in de woning is onvoldoende om die wetenschap en beschikkingsmacht aan te nemen. Er verbleven namelijk meerdere mensen in de woning. Ook stond er iemand anders dan de verdachte ingeschreven op dat adres. Daarnaast was een groot deel van de goederen verborgen en niet op het eerste gezicht zichtbaar.
Subsidiair kan de verdachte slechts worden veroordeeld voor het voorhanden hebben van de wapens waarop zijn DNA is aangetroffen, ten laste gelegd onder 4.
4.2.2.
Beoordeling
Op 2 september 2024 heeft de politie de verdachte aangehouden nadat hij een tas met daarin – naar later bleek – vier kilo cocaïne aan een ander had overhandigd. Hierop werd op 5 september 2024 een woning aan het [adres 2] in Barendrecht doorzocht. In deze woning zijn verspreid over alle ruimtes en in de schuur cocaïne, hasj, creatine (een versnijdingsmiddel), sealbags, sealapparaten, vijf vuurwapens, patronen en patroonhouders aangetroffen. Gelet op de hoeveelheid sealbags en sealapparaten die in de woning zijn aangetroffen, vermoedt de politie dat de woning werd gebruikt als verwerkingspand voor het verpakken en verder distribueren van verdovende middelen.
Voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van verdovende middelen en het voorhanden hebben van wapens is volgens vaste rechtspraak vereist dat op basis van het dossier komt vast te staan dat die verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de in de woning aangetroffen goederen (wetenschap) en dat hij daarover feitelijk kon beschikken (beschikkingsmacht). Dit geldt ook ten aanzien van aangetroffen versnijdingsmiddelen en de overige attributen die worden gebruikt bij het versnijden van drugs, ten laste gelegd onder feit 5.
Wetenschap en beschikkingsmacht?
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds februari 2024 in de woning verbleef op de kamer op de bovenste verdieping. De rechtbank begrijpt dat dit kamer 4 in het huis betreft, zoals volgt uit de plattegrond die zich in het dossier bevindt. Hiermee staat vast dat de verdachte voor langere tijd in de woning heeft verbleven. De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de verdachte de hoofdbewoner was van de woning [adres 2] en of hij de beschikking had tot alle ruimtes van de woning.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij 2.000 euro per maand betaalde aan huur. Uit de verklaring van de eigenaresse van de woning blijkt dat dit het maandelijkse huurbedrag voor de gehele woning betreft. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij ook in de andere ruimtes van de woning kwam, bijvoorbeeld in de woonkamer om tv te kijken en in de keuken en de tuin. Daarnaast volgt uit het dossier dat alle kamerdeuren open stonden en dat daarachter liggende ruimten dus ook voor de verdachte bereikbaar waren. Ook zijn op meerdere plekken in de woning (lijstjes met) foto’s van de verdachte en zijn vriendin en spullen (waaronder dozen met zijn naam en kentekenplaten) van de verdachte aangetroffen. Daarnaast is uit het buurtonderzoek gebleken dat de verdachte, nadat er een foto van hem werd getoond, werd aangewezen als
de bewonervan [adres 2] in Barendrecht. Dat er meerdere mensen (gratis) in de woning verbleven, zoals door de verdediging is aangevoerd, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de (hoofd)bewoner van de woning aan [adres 2] in Barendrecht was en dat hij beschikking had over alle ruimtes in de woning.
Als uitgangspunt geldt dat een bewoner die geruime tijd in een woning verblijft, weet welke voorwerpen zich in zijn woning bevinden. Daarmee staat dan in beginsel vast dat de verdachte als bewoner heeft geweten dat de aangetroffen goederen in de woning lagen en dat deze spullen zich in zijn machtssfeer bevonden. Dat is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het opzet op de aanwezigheid van de drugs en wapens en versnijdingsmiddelen, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt. Van dergelijke bijzondere omstandigheden blijkt niet. De goederen zijn aangetroffen op vrij toegankelijke plekken. De kamers zaten niet op slot, de goederen lagen in het zicht of zaten in open tassen. De verdachte gebruikte de kamer op de bovenste verdieping en moest zich door het huis en over meerdere verdiepingen bewegen om daar te komen. Hij heeft ook verklaard gebruik te maken van meerdere ruimtes in de woning en ook zijn er spullen van de verdachte in de gehele woning (en de schuur) aangetroffen.
Daarbij wordt nog aanvullend opgemerkt dat de verdachte over de wapens heeft verklaard dat hij deze in een tas heeft gezien en één daarvan in zijn hand heeft gehad, en dat een groot gedeelte van de cocaïne in de kamer is aangetroffen waar de verdachte verbleef.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte wist van en kon beschikken over alle in de woning aangetroffen goederen: de hasj, de cocaïne, de wapens, munitie en patroonhouders, de versnijdingsmiddelen, de sealbags en sealapparaten.
Periode en medeplegen
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om de periode zoals ten laste gelegd in te korten bij de bewezenverklaring. De verdachte heeft verklaard vanaf februari 2024 in de woning te verblijven en uit het buurtonderzoek komt naar voren dat de verdachte al langere tijd in de woning verbleef. De feiten hebben zich voorgedaan tijdens het verblijf van de verdachte in de woning.
Verder is bewezen dat alle feiten in vereniging zijn gepleegd. Dit volgt uit de verklaring van de verdachte dat er vaak meerdere mensen in de woning waren en hij wist dat er dingen in de woning gebeurden die met drugspraktijken te maken hadden. Ook kan dit worden afgeleid uit het onder 1 bewezenverklaarde feit, waaruit volgt dat de verdachte in opdracht een tas met verdovende middelen aan een ander moest overdragen.
4.2.3.
Conclusie
De onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 2 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd,
ongeveer 4000 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van ongeveer 594 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden
(totaal
125,5gram) van een materiaal bevattende
coca
ïne, zijnde coca
ïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij in de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten (telkens) een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool
- van het merk Kuzey, type A100, kaliber 9mm en- vier
pistolenvan het merk Aksa, type AK-17 K7, kaliber 9mm
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 10 kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 9mm kort en
- 65 kogelpatronen, merk/type Ppu, kaliber 7.65 mm (32 auto)
en
onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee patroonhouders, zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk/type Beretta M 70, kaliber 7.65mm,
voorhanden heeft gehad;
5
hij in de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bewerken
enverwerkenvan hoeveelheden cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- 10.995 gram creatine, een hoeveelheid versnijdingsmiddel en
- sealbags (verpakkingsmateriaal) en
- sealapparatuur
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

4.de eendaadse samenloop van medeplegen van

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
5.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft – naar zijn zeggen als gedeeltelijke tegenprestatie voor het gebruik van de woning waar hij verbleef – op klaarlichte dag ongeveer vier kilo cocaïne vervoerd en bij een openbare parkeergarage afgeleverd aan een ander. Verder heeft de verdachte om dezelfde reden in zijn woning cocaïne, softdrugs, een versnijdingsmiddel en materialen voor het verwerken en bewerken van verdovende middelen aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. De verdachte heeft op deze manier bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en de drugshandel. De handel in drugs is zowel direct als indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit en vormt daarmee een direct gevaar voor de maatschappij. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de risico’s en de gevolgen van zijn handelen, maar is uitsluitend bezig geweest met zijn eigen gewin. Daarnaast heeft hij vijf wapens, munitie en twee patroonhouders voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dat weegt nog zwaarder in een geval als dit waarin dat in combinatie met een aanzienlijke overtreding van de Opiumwet gebeurt.
Uit een uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) van
3 september 2024 blijkt dat de verdachte eerder in België is veroordeeld voor feiten met betrekking tot de illegale handel in verdovende middelen.
Conclusies
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van minder dan drie jaar, zoals door de raadsman bepleit, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden wordt, alles afwegende, passend geacht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen wapens en munitie te onttrekken aan het verkeer, het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren en de telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het geld niet van hem is.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen wapens, munitie en patroonhouders, genoemd op de beslaglijst, zullen verbeurd worden verklaard. Het onder 4 bewezenverklaarde feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurdals bijkomende straf voor feit 4:
> 1 STK Wapen | goednummer [beslagnummer 1]
> 1 STK Wapen | goednummer [beslagnummer 2]
> 1 STK Wapen | goednummer [beslagnummer 3]
> 1 STK Wapen | goednummer [beslagnummer 4]
> 1 STK Wapen | goednummer [beslagnummer 5]
> 2 STK Wapen (2x patroonhouder) | goednummer [beslagnummer 6]
> 19 STK Munitie | goednummer [beslagnummer 7]
> 10 STK Munitie | goednummer [beslagnummer 8]
-
gelast de teruggaveaan de verdachte van:
> 1 STK Telefoontoestel | goednummer [beslagnummer 9]
-
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
> 2320 EUR | goednummer [beslagnummer 10] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 4000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 594 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden
(totaal 212,5 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) of meer wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten (telkens) een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool
- van het merk Kuzey, type A100, kaliber 9mm en/of
- vier. althans een of meer van het merk Aksa, type AK-17 K7, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 10 kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 9mm kort en
- 65 kogelpatronen, merk/type Ppu, kaliber 7.65 mm (32 auto)
en/of
(een) onderde(e)l(en) van een vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee, althans een of meer patroonhouder(s), zijnde een onderdeel/hulpstuk dat specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk/type Beretta M 70, kaliber 7.65mm,
voorhanden heeft gehad;
5
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 10 januari 2024 tot en met 5 september 2024 te Barendrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- 10.995 gram creatine, althans een (grote) hoeveelheid versnijdingsmiddel(len) en/of
- sealbags (verpakkingsmateriaal) en/of
- sealapparatuur
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).