ECLI:NL:RBROT:2025:3528

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
10-267030-24 vordering TUL VV: 10-052044-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en maatregel voor poging tot zware mishandeling

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1993 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. P.M. Rombouts. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van 189 dagen en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 september 2023 in Rotterdam zijn ex-partner had mishandeld door haar aan haar haren te trekken, haar te slaan en te trappen. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de strafverzwarende omstandigheid dat het feit tegen zijn levensgezel was gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 189 dagen op en besloot niet tot terbeschikkingstelling over te gaan, maar wel tot een maatregel van langdurig toezicht, gezien het hoge recidivegevaar. De verdachte werd ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-267030-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10-052044-21
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
.
Raadsman mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte het feit heeft begaan tegen zijn levensgezel;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-052044-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte tegen het hoofd van zijn ex-partner, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) heeft geschopt of getrapt. Gedachtenstreepjes 1 tot en met 4 leveren, indien deze bewezen zouden worden verklaard, geen poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. De verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) ter zake zijn onbetrouwbaar en de verklaringen van getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2], de zus van de verdachte) kunnen op zichzelf een dergelijke bewezenverklaring niet dragen. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet kan worden gezien als de levensgezel van de verdachte. De verdachte moet daarom van die strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft op 24 september 2023 – direct na het incident – bij de politie verklaard dat zij de verdachte op zich af zag komen lopen, dat hij met zijn beide handen haar hoofd en oren vastpakte en hard aan haar hoofd en oren trok. Ze verloor haar balans, viel op de grond en voelde dat de verdachte haar aan haar haren een aantal meters over de grond trok. Verder kon zij zich niet meer herinneren wat er daarna gebeurd was.
In haar uitgebreide aangifte van 27 september 2023 staat dat zij zag dat de verdachte met zijn schoen tegen haar hoofd schopte. Dat zij daar pijn van had, probeerde op te staan maar dat de verdachte pas stopte met schoppen toen de zus van de verdachte tussenbeide kwam.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en haar een klap heeft gegeven. Hij pakte haar naar eigen zeggen met twee handen beet en heeft haar zijn kant op getrokken, als gevolg waarvan zij op de grond terechtkwam.
Trappen tegen het hoofd
Getuige [getuige 2] die bij het incident aanwezig was, is diezelfde namiddag door de politie als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat ze zag dat de verdachte [slachtoffer] aan haar haren over de grond trok, met zijn vuist op haar lichaam sloeg en tegen haar hoofd trapte. Het lukte haar om tussenbeide te komen en haar broer weg te duwen.
Op 16 januari 2025 is [getuige 2] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Tijdens dit verhoor heeft zij aangegeven dat zij haar eerdere verklaring in wilde trekken en op verdere vragen geen antwoord wilde geven.
De rechtbank gaat echter uit van de authenticiteit van de verklaring van [getuige 2] zoals afgelegd tegenover de politie kort na het incident. [getuige 2] heeft de mishandeling van haar schoonzus van dichtbij gezien en heeft daar concreet over verklaard. Dat zij bijna anderhalf jaar later op deze verklaring terug wilde komen en zich heeft beroepen op haar verschoningsrecht doet hieraan niet af.
Ook [getuige 1] is kort na het incident door de politie als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij vanaf zijn balkon zag dat een man met gebalde vuisten begon te slaan op het hoofd van een vrouw. De man trok de vrouw op de grond aan haar haren en begon op haar hoofd in te trappen. Hij zag dat zijn voeten het hoofd meerdere keren raakten en is vervolgens naar beneden gelopen om hulp te bieden.
Op 3 februari 2025 is [getuige 1] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Tijdens dit verhoor heeft hij een geheel andere verklaring afgelegd, namelijk dat hij op de dag van het incident had gedronken en marihuana had gerookt, en dat hij de mishandeling niet goed kon zien omdat er een boom in het zicht stond. Hij had een man en een vrouw zien duwen en trekken, maar geen schoppen tegen het hoofd van de vrouw gezien. Hij verklaarde verder dat er ook vuilniszakken lagen en dat hij niet wist of de man tegen die vuilniszakken aan het schoppen was.
Ondanks deze laatste verklaring, acht de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] zoals afgelegd op de dag van het incident, betrouwbaar. Die verklaringen heeft hij afgelegd gelijk nadat hij van de mishandeling getuige was geweest, dus op een moment dat het gebeurde nog vers in zijn geheugen lag. De politie heeft niet gerelateerd dat zij hebben geconstateerd dat de getuige alcohol of marihuana heeft gebruikt. Over het door de verdachte op [slachtoffer] uitgeoefende geweld verklaarde hij concreet en gedetailleerd. Bovendien kan uit zijn latere verklaring dat hij niet weet of de man tegen vuilniszakken aan het schoppen was, worden afgeleid dat [getuige 1] de man wél ergens tegenaan heeft zien schoppen. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 1] op de dag van het incident.
De verdediging heeft het recht om de getuigen te ondervragen en de betrouwbaarheid van de verklaringen (daarmee) te toetsen en aan te vechten. Dat recht heeft de verdediging hier feitelijk niet kunnen uitoefenen omdat getuige [getuige 2] zich tijdens haar getuigenverhoor op een verschoningsrecht heeft beroepen. Desalniettemin mag de verklaring van de getuige in zo’n situatie volgens vaste rechtspraak alsnog voor het bewijs worden gebruikt als de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de aangifte, het geconstateerde letsel en de verklaring van [getuige 1] – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – die steun in voldoende mate.
Voorwaardelijk opzet
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Wel kan worden vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op dit gevolg. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de verdachte bleef doorgaan met het geweld richting [slachtoffer] totdat het zijn zus lukte tussenbeide te komen. Het geweld was onder andere gericht tegen het hoofd van [slachtoffer], een bij uitstek kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Dit levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Gelet op het proces-verbaal van aangifte en de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] zoals afgelegd op de dag van het incident, acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak levensgezel
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] niet meer kan worden gezien als de levensgezel van de verdachte. De verdachte zal daarom van die strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen (met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte het feit heeft begaan tegen zijn levensgezel, waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken).
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 24 september 2023, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- het hoofd en de oren en/of de haren van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (vervolgens) heeft vastgehouden en
- aan het hoofd en de oren en/of de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- die [slachtoffer] naar de grond toe heeft gewerkt en die [slachtoffer] aan haar haren over de grond heeft getrokken en
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen (met geschoeide voet) tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] door aan haar hoofd en oren te trekken, haar naar de grond te werken, haar aan haar haren over de grond te trekken, met zijn vuist te slaan en tegen haar hoofd te trappen. Met zijn handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de moeder van zijn kinderen, wat bij haar gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht. De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij zijn frustraties op deze gewelddadige en respectloze manier op [slachtoffer] heeft botgevierd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 2] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2024. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van middelen, te weten alcohol en cocaïne. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Gezien het hoge recidivegevaar op gewelddadig gedrag, ook met ernstig lichamelijk letsel tot gevolg, de psychische stoornis met een duurzaam karakter in het leven van de verdachte en de eerdere zeer moeizame behandelpogingen in het kader van bijzondere voorwaarden, wordt de maatregel van terbeschikkingstelling geadviseerd. Omdat voor zowel terbeschikkingstelling met voorwaarden (met een start in een forensisch psychiatrische kliniek) als voor terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zwaarwegende voor- en tegenargumenten zijn aan te dragen, onthouden de deskundigen zich van advies over de vraag welke vorm van terbeschikkingstelling het meest passend is.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 november 2024. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De reclassering adviseert oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege boven terbeschikkingstelling met voorwaarden. Zij ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Voor het geval de rechtbank desalniettemin overgaat tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, heeft de reclassering bijzondere voorwaarden uitgewerkt die zij in dat geval noodzakelijk acht.
Bij een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, zoals bedoelde in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen. Door middel van deze maatregel kunnen aansluitend aan een gevangenisstraf of maatregel van terbeschikkingstelling interventies worden ingezet die op dat moment noodzakelijk worden geacht om het recidiverisico te beperken.
De rechtbank heeft acht geslagen op bovengenoemde rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken waaraan de verdachte lijdt heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in enige mate beïnvloed. De verdachte wordt daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal het advies om aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen niet volgen. Zij is van oordeel dat deze maatregel onder de huidige omstandigheden een te zwaar kader betreft. In plaats daarvan zal de rechtbank de voorwaarden die zijn gekoppeld aan de bij vonnis van 29 juni 2022 voorwaardelijk opgelegde straf wijzigen. De rechtbank zal geen contact- en locatieverbod aan de verdachte opleggen, omdat van enige noodzaak daartoe niet is gebleken.
De verdachte heeft zich bereid verklaard om zijn medewerking te verlenen aan alle op te leggen voorwaarden. Anders dan in de reclasseringsrapportage staat vermeld heeft de verdachte verklaard dat hij zijn plan om zo snel mogelijk naar Spanje te verhuizen heeft laten varen. Hij heeft te kennen gegeven eerst aan zichzelf te willen werken.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Het herhalingsrisico op gewelddadig gedrag wordt, zonder verdere behandeling, door de deskundigen als hoog ingeschat. Om de algemene veiligheid van personen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 juni 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 14 juli 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf gevorderd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit om in plaats daarvan de proeftijd te verlengen en de door de reclassering geformuleerde voorwaarden op te leggen.
8.4.
Beoordeling door de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 29 juni 2022 en voor het einde van de bij dat vonnis opgelegde proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met twee jaren en de daaraan gekoppelde voorwaarden te wijzigen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 189 (honderdnegenentachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
heden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 29 juni 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf
met 2 jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige;
wijzigt de bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk gedeelte, groot 6 maanden, van de bij vonnis van 29 juni 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf, zodat deze komen te luiden als volgt:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde laat zich opnemen in FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als dat de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensische kliniek of een andere instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
5. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. de veroordeelde zal niet naar het buitenland of het Caribisch gebied van het Koninkrijk der Nederlanden gaan zonder toestemming van de reclassering;
7. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, met de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek en/of urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
8. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 8 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 24 september 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn echtgenote/levensgezel) [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen althans eenmaal het hoofd en/of de oren en/of de haren en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (vervolgens) heeft vastgehouden en/of
- meermalen althans eenmaal aan het hoofd en/of de oren en/of de haren en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond heeft geduwd althans naar de grond toe heeft gewerkt en/of die [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam over de grond heeft getrokken en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen althans eenmaal (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 24 september 2023, te Rotterdam, althans in Nederland. (zijn echtgenote/levensgezel) [slachtoffer], heeft mishandeld door
- meermalen althans eenmaal het hoofd en/of de oren en/of de haren en/of het lichaam van die [slachtoffer] vast te pakken en (vervolgens) vast te houden en/of
- meermalen althans eenmaal aan het hoofd en/of de oren en/of de haren en/of het lichaam van die [slachtoffer] te trekken en/of
- die [slachtoffer] naar/tegen de grond te duwen, althans naar de grond toe te werken en/of die [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam over de grond te trekken en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen althans eenmaal (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen.