ECLI:NL:RBROT:2025:3524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
10-020540-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel voor bedreiging en mishandeling van levensgezel

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die werd beschuldigd van bedreiging en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken en een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 10 februari 2025, waar de tenlastelegging werd besproken. De officier van justitie, mr. J.B. Uiterwijk, had gevorderd tot bewezenverklaring van de bedreiging en mishandeling, met uitzondering van enkele punten waarop vrijspraak werd gevraagd. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen, die onder andere bestonden uit zeer dreigende uitspraken, wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte had zijn levensgezel meermalen bedreigd met geweld en had haar ook fysiek mishandeld door aan haar haren te trekken en haar in het gezicht te slaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van sommige feiten, voldoende bewijs had geleverd dat de bedreigingen en mishandelingen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die in een schriftelijke verklaring aangaf dat zij dankbaar was niet meer in een onhoudbare situatie te verkeren. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, omdat hij niet bereid was zich te conformeren aan de bijzondere voorwaarden die door de reclassering waren voorgesteld. De maatregel tot beperking van de vrijheid, die een contactverbod en een gebiedsverbod inhield, werd ook opgelegd voor een periode van 2 jaar, met onmiddellijke uitvoerbaarheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-020540-24
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .
Raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (met uitzondering van gedachtestreepjes 3, 5 en 7) en 3 ten laste gelegde, te weten bedreiging en mishandeling;
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, te weten bedreiging;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken met aftrek van voorarrest;
  • oplegging aan de verdachte van de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met zijn ex-partner [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en een gebiedsverbod voor [locatie] , beide voor een periode van 2 jaren en met toepassing van (telkens) 1 week hechtenis bij overtreding van een van deze verboden, tot een maximum van 6 maanden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van gedachtestreepjes 1, 3, 5, 7, 8 en 11 van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De uitspraken leveren geen bedreiging in juridische zin op. Voorts kan [slachtoffer] zich door deze uitspraken niet bedreigd hebben gevoeld: in een van de geluidsfragmenten die [slachtoffer] met haar telefoon heeft opgenomen, is te horen dat de verdachte als gevolg van het gebruik van alcohol en/of drugs niet goed uit zijn woorden komt; in de andere twee geluidsfragmenten is te horen dat [slachtoffer] lacht.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken voor zover het betreft het trekken aan de haren van [slachtoffer] , het pakken bij haar keel en het slaan op de achterkant van haar nek. De verdachte bekent dat hij [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken, maar niet is gebleken dat zij hierdoor pijn (of letsel) heeft opgelopen. De verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] bij haar keel heeft gepakt en op de achterkant van haar nek heeft geslagen. De inhoud van het gesprek met de verdachte dat [slachtoffer] op 17 januari 2024 met haar telefoon heeft opgenomen, is te onduidelijk om te kunnen bijdragen aan het bewijs.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Het onder 1 ten laste gelegde
Vrijspraak zonder nadere motivering van gedachtestreepjes 3, 5 en 7
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen voor zover het betreft de gedachtestreepjes 3, 5 en 7. Deze uitspraken zijn niet te kwalificeren als bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en daarom zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
Beoordeling overige gedachtestreepjes
In de periode van 2 mei 2023 tot en met 17 januari 2024 heeft [slachtoffer] met haar telefoon gesprekken tussen haar en de verdachte opgenomen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het zijn stem is die in de geluidsfragmenten te horen is. In de geluidsfragmenten zijn teksten te horen die bedreigend zijn. Dat betekent dat de bedreigingen opgenomen onder gedachtestreepjes 2, 4, 6, 9, 10, 12 en 13 van het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend zijn bewezen.
Met betrekking tot gedachtestreepjes 1, 8 en 11 overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zou worden gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de woorden van de verdachte (te weten “
ga ff op jezelf zitten, want ik ga je echt helemaal kapot slaan”, “
ik ga je echt kapotslaan binnenkort, helemaal, helemaal kapotslaan, dat je dan helemaal stuk zit” en “
je moet blij zijn dat je nog leeft”) van zeer dreigende aard zijn. Daar komt bij dat de verdachte en [slachtoffer] een explosieve relatie hadden, waarin de verdachte daadwerkelijk fysiek geweld heeft gebruikt. Dat brengt met zich mee dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen. Dat de verdachte door het gebruik van alcohol of drugs niet goed uit zijn woorden kwam, maakt dit niet anders. Niet valt in te zien dat middelengebruik de redelijke vrees doet afnemen: het tegenovergestelde is even goed verdedigbaar. Ook het feit dat in de geluidsfragmenten te horen is dat [slachtoffer] lacht, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Niet vereist is namelijk dat de bedreigde daadwerkelijk vrees heeft ervaren. De vraag is of de bedreiging
in het algemeenonder de betreffende omstandigheden die vrees
kanopwekken en is daarmee geobjectiveerd. Die vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord.
Het voorgaande betekent dat ook de bedreigingen opgenomen onder gedachtestreepjes 1, 8 en 11 van het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend zijn bewezen.
Het onder 3 ten laste gelegde
10 januari 2024
Bij de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte op 10 januari 2024 op haar afliep en met een platte hand in haar nek sloeg. In een door [slachtoffer] met haar telefoon opgenomen gesprek tussen haar en de verdachte zegt de verdachte dat hij alleen aan haar haren heeft getrokken. Op de vraag van [slachtoffer] of hij haar niet “
keihard” in haar nek heeft geslagen antwoordt de verdachte tot tweemaal toe dat “
ze daar zelf om vroeg”. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze uitspraken van de verdachte niet anders worden geïnterpreteerd dan als een bevestiging van het feit dat hij haar inderdaad in haar nek heeft geslagen.
12 januari 2024
[slachtoffer] heeft verder bij de politie verklaard dat zij op 12 januari 2024 samen met de verdachte in de auto zat, dat zij de auto even aan de kant van de weg zette om haar jas uit te doen, dat de verdachte op dat moment hard aan haar haren trok en haar vastpakte bij haar keel. Met zijn andere hand raakte hij haar hard in haar gezicht, waardoor zij een blauwe plek opliep onder haar rechteroog. De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en haar in haar gezicht, onder haar rechteroog, heeft geraakt.
[slachtoffer] heeft niet met zoveel woorden verklaard dat zij pijn ondervond specifiek als gevolg van het trekken aan haar haren. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn. Hij trok aan haar haren en raakte haar in haar gezicht, als gevolg waarvan zij een blauwe plek opliep. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm en naar algemene ervaringsregels worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van pijn, dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van die pijn ook bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot een bewezenverklaring op dit punt. Om die reden zal de verdachte van dit gedeelte van het onder 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde (met uitzondering van gedachtestreepjes 3, 5 en 7) en het onder 3 ten laste gelegde (met uitzondering van het pakken van [slachtoffer] bij haar keel) is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in ­­­­­­­­­­­­de periode van 2 mei 2023 tot en met 18 januari 2024 ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ in Nederland, meermalen, ­­­­­­­­­­­­­­­ [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en­­­ met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen- "Ga ff op jezelf zitten, want ik ga je echt helemaal kapot slaan.", en­­­- "Als je je bek niet houdt dan zorg ik dat je naast je vader komt te liggen.", en­­­ ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­- "Als je wilt dat ik je vermoord dan blijven we bij elkaar. Ik kan er niet meer tegen.", en­­­ ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­- "Als ik je vermoord dan blijven we bij elkaar", en­­­ ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­- "Ik ga je echt kapotslaan binnenkort, helemaal, helemaal kapotslaan. dat je dan helemaal stuk zit.", en­­­- "Ik ga je echt kapotslaan binnenkort, daar kun je vanuit gaan. Echt helemaal kapotslaan.", en­­­- "Ik stomp je nu voor bek, weet je. Zeg nog een keer wat, nog een keer, pak je beet en ik knal je kop op m'n knie, ik zweer het je." en­­­- "Je moet blij zijn dat je nog leeft.", en­­­- "Ik heb echt het gevoel dat ik je van de week doodsla." en­­­- "Als dit niet zo'n kanker politiestaat was, had je er allang niet meer geweest.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij, op ­­­­­­­­­­­­10 januari 2024 en­­­ 12 januari 2024 ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ in Nederland, meermalen, ­­­­­­­­­­­­­­­­zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door (telkens) met kracht
- aan de haren te trekken, en­­­ ­­­­­­­­­­­­­­
­­­­­­­­­­­­­­­­­- in­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­het gezicht te slaan­­­­­­­­, en­
­­- met een (platte) hand op de achterkant van de nek te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesprken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

2.
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna negen maanden schuldig gemaakt aan bedreigingen van zijn toenmalige partner met zware mishandeling en de dood. Hoewel de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] zich kenmerkte door veelvuldige ruzies en wederzijdse scheldpartijen, ging de verdachte een grens over door zich zeer bedreigend en intimiderend te uiten jegens [slachtoffer] . Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandelingen van [slachtoffer] door haar aan haar haren te trekken, onder haar oog en op de achterkant van haar nek te slaan. Hierdoor heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] aangetast en fysieke pijn veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
In haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft [slachtoffer] de rechtbank laten weten dat zij nog iedere dag dankbaar is niet meer in een onhoudbare situatie te verkeren. Zij wil niets meer met de verdachte te maken hebben en wil alleen verder met haar leven. Hieruit blijkt dat de feiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt een niet te onderschatten impact op [slachtoffer] hebben gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam 1] , psychiater [naam 2] en arts in opleiding tot psychiater [naam 3] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2025. De deskundigen komen tot de volgende conclusies.
Bij de verdachte is in gedragskundige termen sprake van complexe pathologie, die vooral
tot uiting komt in impulsregulatie- en emotieregulatieproblemen. Sprake is van
zowel neurobiologisch als psychosociaal bepaalde gemengde ontwikkelingsproblematiek
die ook de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte heeft doen stagneren. Zijn persoonlijkheidsstoornis kent zowel antisociale als meer afhankelijke en borderline trekken. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Hoewel de verdachte zegt een pro sociaal leven zonder alcohol en drugs na te streven, valt hij bij herhaling terug in onverantwoordelijk en roekeloos gedrag, inclusief misbruik van middelen, waardoor zijn toch al kwetsbare persoonlijkheid verder uiteenvalt.
In de persoon van de verdachte komen al deze stoornissen (die elkaar ook nog onderling versterken) samen en zij leiden in gezamenlijkheid tot zijn disfunctioneren op meerdere levensterreinen. De handelingsvrijheid van de verdachte is door zijn pathologie
beperkt. De deskundigen adviseren de rechtbank daarom om de verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen adviseren een behandeling in een gemiddeld tot beveiligde residentiële
setting (FPA of FPK). Naar inschatting van de deskundigen zal de behandeling vermoedelijk een jaar of langer in beslag nemen, waarna zal moeten worden toegewerkt
naar een begeleide of beschermde woonvorm om terugval te doen voorkomen.
Stichting Verslavingsreclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
Het advies van de reclassering is tweeledig: als de verdachte gemotiveerd is zich te conformeren aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering uitgewerkt (bestaande uit een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, medewerking aan middelencontrole, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contact- en locatieverbod), adviseert zij deze bijzondere voorwaarden op te leggen in combinatie met een (deels) voorwaardelijke straf. Indien de verdachte hier niet voor open staat, adviseert de reclassering bij veroordeling een onvoorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden. Er worden dan geen mogelijkheden gezien om de verdachte te begeleiden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven zich niet te willen conformeren aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld, zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zoals ook gevorderd door de officier.
Ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor [locatie] . Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [slachtoffer] zal gedragen zal worden bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden in [locatie] , gedurende 2 jaren na heden;
2a. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1972 te [geboorteplaats 2] ), gedurende 2 jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode van 2 mei 2023 tot en met 18 januari 2024 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen- "Ga ff op jezelf zitten, want ik ga je echt helemaal kapot slaan.", en/of- "Als je je bek niet houdt dan zorg ik dat je naast je vader komt te liggen.", en/of- "Als je je mond niet houdt dan heb je zo meteen een probleem.", en/of- "Als je wilt dat ik je vermoord dan blijven we bij elkaar. Ik kan er niet meer tegen.", en/of- "Je haalt de bloed onder mijn nagels vandaan. Als je vandaag grote bek tegen me haalt dan sla ik je echt op je bek.", en/of- "Als ik je vermoord dan blijven we bij elkaar", en/of- "Ik ga je echt slaan, wil je dat.", en/of- "Ik ga je echt kapotslaan binnenkort, helemaal, helemaal kapotslaan. dat je dan helemaal stuk zit.", en/of- "Ik ga je echt kapotslaan binnenkort, daar kun je vanuit gaan. Echt helemaal kaposlaan.", en/of- "Ik stomp je nu voor bek, weet je. Zeg nog een keer wat, nog een keer, pak je beet en ik knal je kop op m'n knie, ik zweer het je." en/of- "Je moet blij zijn dat je nog leeft.", en/of- "Ik heb echt het gevoel dat ik je van de week doodsla." en/of- "Als dit niet zo'n kanker politiestaat was, had je er allang niet meer geweest.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 17 januari 2024, te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,- door (dreigend) (met een vork in zijn handen) in de richting van die [slachtoffer] te lopen en (daarbij) een of meerdere steekbeweging(en) met die vork te maken en/of- (daarbij) de woorden toe te voegen: "Moet ik hem in je oog steken ofzo?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 10 januari 2024 en/of 12 januari 2024 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door (telkens) met kracht- aan de haren te trekken, en/of- bij de keel te pakken, en/of- in/op het oog, althans het gezicht te slaan/stompen, en/of- met een (platte) hand op de achterkant van de nek te slaan.