ECLI:NL:RBROT:2025:3521

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
ROT 23/3293
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen heffingsambtenaar

Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster uit Rotterdam en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 15 juni 2022 was opgelegd. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 5 oktober 2022, heeft verzoekster op 3 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar op haar bezwaar.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de heffingsambtenaar niet aan verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkoming door de heffingsambtenaar na het indienen van het beroep. Verzoekster had verzocht om te bepalen dat de heffingsambtenaar een dwangsom had verbeurd, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd om hierover te oordelen. De uitspraak werd gedaan zonder zitting en is openbaar uitgesproken.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, omdat er geen tegemoetkoming heeft plaatsgevonden. De beslissing is genomen door rechter Ferwerda, in aanwezigheid van griffier Ben Larbi, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3293

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit Rotterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: [persoon A] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van 22 november 2023 van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar op haar bezwaar van 16 juni 2022.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
De heffingsambtenaar heeft op 15 juni 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan verzoekster. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 5 oktober 2022 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Op 3 mei 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van de heffingsambtenaar op haar bezwaar.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar niet aan verzoekster tegemoetgekomen. De heffingsambtenaar heeft, nadat verzoekster beroep heeft ingesteld, niets gedaan wat kan worden aangemerkt als een tegemoetkoming. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten daarom als kennelijk ongegrond af.
5. Verzoekster heeft verzocht met toepassing van artikel 8:75a van de Awb te bepalen dat de heffingsambtenaar een dwangsom heeft verbeurd. De rechtbank is daartoe kennelijk niet bevoegd. Op grond van artikel 8:75a van de Awb kan de heffingsambtenaar alleen worden veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek te bepalen dat de heffingsambtenaar een dwangsom heeft verbeurd;
  • wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Ben Larbi, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
griffier
rechter

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).