ECLI:NL:RBROT:2025:3508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
10-133126-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Eendaadse samenloop van medeplegen poging tot opzettelijk brand stichten en medeplegen poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die op 24 februari 2023 samen met anderen heeft geprobeerd brand te stichten en een ontploffing teweeg te brengen bij een woning in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van een poging tot opzettelijk brand stichten en medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De verdachte heeft deze feiten bekend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. De rechtbank heeft rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om geen straf op te leggen in het jeugdstrafrecht, en heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft benadrukt dat het jeugdstrafrecht gericht is op pedagogische doelen en het beperken van de kans op herhaling, en dat de verdachte positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt sinds het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10-133126-24
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te Rotterdam op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 18 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een eendaadse samenloop van deze feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten, bij een woning, gelegen aan de [adres 2]
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel,
te duchten was
- zich heeft begeven naar een woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam en
- een cobra, bevestigd aan een jerrycan, gevuld met benzine, en heeft meegenomen en
- de cobra heeft aangestoken ten gevolge waarvan een klein brandje op het trottoir heeft plaatsgevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, bij een woning, gelegen aan de [adres 2]
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel,
te duchten was
- zich heeft begeven naar een woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam en
- de cobra, met tape geplakt aan een jerrycan, gevuld met benzine, heeft meegenomen en
- voornoemde cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1.
medeplegen van een poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De rechtbank heeft gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten
De verdachte heeft op vijftienjarige leeftijd, in opdracht van anderen en tegen een vergoeding, in de nacht van 24 februari 2023 geprobeerd brand te stichten en een ontploffing te veroorzaken bij een woning. De vuurwerkbom is niet tot ontploffing gekomen, maar is alleen opgebrand. De verdachte mag van geluk spreken dat de schade hierdoor beperkt is gebleven. Brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing zijn zeer gevaarlijke feiten omdat vuur zich gemakkelijk en razendsnel kan verspreiden. Het had dus veel erger kunnen aflopen. Daarnaast zijn explosies (door vuurwerkbommen) aan de orde van de dag in Rotterdam, wat zorgt voor grote onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin (hij zou er € 100 mee verdienen), zonder na te denken over de gevolgen van zijn handelen voor anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 januari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is de verdachte bij vonnis van deze rechtbank van 28 december 2023 wegens het medeplegen van een overval op een winkel op 14 maart 2023 veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van tien maanden en voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: Raad
)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad adviseert om geen straf of maatregel op te leggen omdat dat om een aantal redenen niet passend is. Uit het onderzoek zijn namelijk voornamelijk beschermende factoren naar voren gekomen die de kans op herhaling van delictgedrag verkleinen. De Raad ziet verder weinig tot geen veranderbare risicofactoren in het leven van de verdachte.
Ook heeft een straf of een maatregel geen pedagogische meerwaarde meer. De verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt en heeft een sterke motivatie om een beter leven op te bouwen. Zijn schoolgang verloopt positief. Hij heeft zijn stage afgerond en moet nog enkele toetsen maken voordat hij zijn mbo-diploma op niveau 1 behaalt. Na het afronden van zijn opleiding wil hij, in de voetsporen van zijn vader, aan de slag in de bouwsector. Hij is gemotiveerd om dit doel te bereiken. Ook heeft de verdachte een behandeling ondergaan bij De Waag en hebben hij en zijn ouders actief meegewerkt aan systeemtherapie (MDFT), die positief is afgerond. Hierdoor is de onderlinge band tussen de verdachte en zijn ouders verder versterkt. Zo hebben zijn ouders zicht op wat hij doet, met wie hij omgaat en houden zij zijn ontwikkeling goed in de gaten.
Verder geeft de Raad de rechtbank in overweging om in deze zaak rekening te houden met het grote tijdsverloop en, in het kader van artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr), met de eerdere veroordeling van de verdachte.
[jeugdreclasseerder], als jeugdreclasseerder verbonden aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS) heeft ter zitting de inhoud van het raadsrapport en het strafadvies van de Raad onderschreven. De jeugdreclasseerder heeft geen zorgen meer over de verdachte en is trots op de inzet die hij heeft laten zien.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt voorop dat in het jeugdstrafrecht het accent niet zozeer ligt op vergelding, maar vooral op het pedagogische component van het bijsturen van het gedrag van de verdachte en het beperken van de kans op herhaling. Het jeugdstrafrecht is dus bij uitstek steeds maatwerk, afhankelijk van de individuele situatie van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Gelet op de ernst van het feit zou het vanuit het oogpunt van normhandhaving in beginsel in de rede hebben gelegen om een straf aan de verdachte op te leggen. Anders dan het Openbaar Ministerie heeft gevorderd, kiest de rechtbank daar in dit geval niet voor. De rechtbank dient bij de oplegging van een mogelijke straf op grond van artikel 63 Sr onder meer rekening te houden met een eerdere veroordeling gewezen na het begaan van de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten. Kort gezegd moet de rechtbank bedenken welke straf zou zijn opgelegd als deze zaak gevoegd zou zijn bij de zaak betreffende de winkeloverval. De rechtbank heeft voor dat strafbare feit aan de verdachte al een forse straf opgelegd, die mede is gericht op het beperken van de kans op herhaling. Als de onderhavige zaak toen gevoegd was behandeld, zou er weinig ruimte zijn geweest om de verdachte anders of zwaarder te straffen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op alle hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het rapport van de Raad volgt dat de verdachte, samen met zijn familie, grote inzet heeft getoond om zijn leven op alle domeinen positief in te richten. Ook heeft de rechtbank ter zitting meerdere keren gehoord dat de verdachte spijt heeft van zijn handelen en gemotiveerd is om de positieve lijn in zijn leven vast te houden. Het opleggen van een straf of een maatregel zou geen recht doen aan de positieve persoonlijke groei die de verdachte in de afgelopen periode heeft doorgemaakt. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de bewezenverklaarde feiten relatief lang geleden hebben plaatsgevonden en dat de verdachte sinds 14 maart 2023 niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat met het opleggen van een straf, in welke vorm dan ook, geen redelijk strafrechtelijk doel meer wordt gediend. Daarom zal de rechtbank met toepassing van artikel 9a Sr de verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of een maatregel.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. I. Bouter en Ü. Gümüş, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten,
bij een woning, gelegen aan de [adres 2]
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen
te duchten was
- zich heeft begeven naar en/of in de nabijheid heeft opgehouden van een woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam en
- Whatsapp berichten heeft verzonden naar en/of ontvangen van medeverdachte(n) met instructies en/of actuele informatie over de aanslag en
- een cobra, met tape heeft bevestigd aan een jerrycan, althans een houder gevuld met benzine, althans met een brandbare stof en/of (vervolgens) dit voorwerp heeft meegenomen/vervoerd en/of overgedragen aan (een) medeverdachte(n) en
- de cobra heeft aangestoken ten gevolge waarvan een klein brandje op het trottoir heeft plaatsgevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk
een ontploffing teweeg te brengen,
bij een woning, gelegen aan de [adres 2]
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen
te duchten was
- zich heeft begeven naar en/of in de nabijheid heeft opgehouden van een woning gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam en
- Whatsapp berichten heeft verzonden naar en/of ontvangen van medeverdachte(n) met instructies en/of actuele informatie over de aanslag en
- de cobra, met tape heeft geplakt aan een jerrycan, althans een houder gevuld met benzine, althans met een brandbare stof en/of (vervolgens) dit voorwerp heeft meegenomen/vervoerd en/of overgedragen aan (een) medeverdachte(n) en
- voornoemde cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.