ECLI:NL:RBROT:2025:3485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/10/631379 / HA ZA 22-2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake non-conformiteit van geleverde KN95-mondneusmaskers door Xiamen aan Bunnik

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de rechtspersoon naar buitenlands recht XIAMEN SUNCARE MEDICAL DEVICE LTD. (eiseres) en de besloten vennootschap BUNNIK CREATIONS B.V. (gedaagde). De zaak betreft de levering van KN95-mondneusmaskers door Xiamen aan Bunnik, waarbij Bunnik stelt dat de geleverde maskers niet voldoen aan de GB2626-norm en daarom non-conform zijn. Bunnik heeft een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat de maskers niet aan de norm voldoen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat Bunnik niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar vorderingen te onderbouwen. De rechtbank heeft het verzoek van Bunnik om Xiamen te verplichten bepaalde documenten over te leggen afgewezen, omdat Bunnik niet heeft aangetoond dat deze documenten noodzakelijk zijn voor het leveren van bewijs. De rechtbank heeft vervolgens de vorderingen van Bunnik afgewezen en Xiamen veroordeeld tot betaling van een bedrag van USD 810.230,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van Bunnik afgewezen, omdat deze niet zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de proceskosten van Xiamen vastgesteld op € 20.128,16 en die van Bunnik in reconventie op € 7.004,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/631379 / HA ZA 22-2
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
XIAMEN SUNCARE MEDICAL DEVICE LTD.,
gevestigd te Xiamen, China,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.P. van Stralen te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUNNIK CREATIONS B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A.J. Werner te Rotterdam.
Partijen worden hierna Xiamen en Bunnik genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 juli 2024 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin vermelde stukken;
  • de akte uitlaten van Bunnik;
  • de antwoordakte na akte uitlaten van Xiamen;
  • de akte uitlaten van Bunnik, met productie 9;
  • de akte uitlaten van Bunnik, met producties 9 (dit is een dubbeltelling) tot en met 13;
  • de antwoordakte na akte uitlaten van Xiamen, met producties 20 tot en met 22.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Samenvatting van het tussenvonnis

2.1.
Bunnik is toegelaten om op de volgende manier te bewijzen dat de door Xiamen geleverde KN95-maskers niet voldoen aan de GB2626-norm:
“2. door overlegging van een schriftelijke verklaring en/of onderzoeksrapport van Mensura, of van een ander laboratorium, of van een andere deskundige, en door het als getuigen doen horen van medewerkers daarvan, met betrekking tot de volgende vragen/verzoeken:
(…) b) om op basis van (nieuw) onderzoek van (steekproefsgewijs genomen samples van) de door Xiamen aan Bunnik geleverde mondneusmaskers te beoordelen of deze maskers wel of niet aan de GB2626-norm voor KN95-mondneusmaskers voldoen.”
2.2.
De rechtbank beschikt niet over de vereiste deskundigheid om zelfstandig te beoordelen of de verstreken houdbaarheidstermijn van de door Xiamen aan Bunnik geleverde maskers betekent dat nieuw onderzoek geen zin meer heeft; een deskundige kan daar misschien meer over zeggen.
2.3.
Bij de bewijslevering zal aandacht moeten worden besteed aan de verstreken houdbaarheidsdatum van de maskers en aan de (wijze van) opslag van de maskers sinds de levering aan Bunnik in mei 2020. Met andere woorden, als uit representatief onderzoek zou blijken dat de mondneusmaskers thans niet voldoen aan de GB2626-norm, zal Bunnik vervolgens ook moeten bewijzen dat aangenomen moet worden (a) dat de mondneusmaskers ook vóór het verstrijken van de houdbaarheidsdatum niet aan deze norm voldeden en (b) dat de manier waarop Bunnik de maskers heeft opgeslagen niet van (beslissende) invloed is geweest op het testresultaat.
De aktes van Bunnik
2.4.
Bunnik heeft aangevoerd dat zij de bewijsopdracht heeft besproken met [naam] van onderzoekslaboratorium Textile Lab. Op basis daarvan verwacht Bunnik dat zij het opgedragen bewijs zal kunnen leveren. De deskundige liet echter weten dat aan ten minste één en mogelijk twee voorwaarden voldaan moet worden om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Het gaat om het volgende.
  • i) Dat de op de verpakkingen vermelde (commerciële) houdbaarheidsdatum van de maskers is verstreken, impliceert niet dat ook de technische houdbaarheidsdatum is verstreken. De technische houdbaarheidstermijn moet door middel van onderzoek in opdracht van Xiamen zijn vastgesteld. Bunnik beschikt niet over (de) rapporten van dat onderzoek. Xiamen beschikt daar wel over, althans behoort daarover te beschikken.
  • ii) Verder is van belang wat de chemische samenstelling van de mondneusmaskers is. Bunnik beschikt niet over informatie in dat kader, Xiamen uiteraard wel.
2.5.
Gelet op het voorgaande vraagt Bunnik de rechtbank om Xiamen op grond van artikel 22 Rv te gelasten om de volgende stukken over te leggen:
  • i) (de) onderzoeksrapporten waaruit blijkt wat de technische houdbaarheidsdatum van de door Xiamen aan Bunnik geleverde mondneusmaskers is;
  • ii) een document met de chemische samenstelling van de mondneusmaskers.
De reactie van Xiamen
2.6.
Xiamen betwist dat zij over de door Bunnik bedoelde documenten beschikt of behoort te beschikken. Ook betwist Xiamen dat zij gehouden is om dergelijke documenten aan Bunnik te verstrekken. Volgens Xiamen moet het op artikel 22 Rv gebaseerde verzoek van Bunnik worden afgewezen en kan de rechtbank een eindvonnis wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
2.7.
De rechtbank kan op basis van artikel 22 Rv in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen bevelen om stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen. Het staat een partij vrij de rechtbank te verzoeken gebruik van deze discretionaire bevoegdheid te maken. De rechtbank ziet geen aanleiding om Xiamen te veroordelen tot het overleggen van de onder 2.5 bedoelde stukken. Het verzoek van Bunnik wordt dan ook afgewezen. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
2.8.
Bunnik heeft onvoldoende onderbouwd dat de bedoelde stukken daadwerkelijk nodig zijn om bewijs te kunnen leveren. Een verklaring daarover van de door Bunnik benaderde deskundige ontbreekt. Wat betreft de technische houdbaarheidstermijn heeft Bunnik alleen gesteld dat deze van belang is voor de beantwoording van de door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvragen, meer in het bijzonder voor de aard en omvang van het door de deskundige uit te voeren onderzoek. Verder heeft Bunnik gesteld dat, mede afhankelijk van de vraag of de technische houdbaarheidsdatum van de mondneusmaskers is verstreken, volgens de deskundige voor beoordeling van de deugdelijkheid van de mondneusmaskers, althans voor bepaling van de aard en omvang van het te verrichten onderzoek, van belang is wat de chemische samenstelling van de mondneusmaskers is. Een nadere onderbouwing van deze algemene stellingen ontbreekt. Het had op de weg van Bunnik gelegen om duidelijk toe te lichten dat en waarom zij de bedoelde informatie nodig heeft om aan de bewijsopdracht te kunnen voldoen. Daarbij is het volgende van belang. Xiamen heeft ten opzichte van Bunnik juridisch gezien geen verdergaande verplichting op zich genomen dan het leveren van mondneusmaskers die tot de op de verpakking vermelde uiterste commerciële houdbaarheidsdatum (blijven) voldoen aan de GB2626-norm. Het al dan niet verstreken zijn van de technische houdbaarheidsdatum is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of de maskers aan de gesloten overeenkomsten voldoen. Bunnik heeft ook verder niet uitgelegd wat er volgens haar valt af te leiden uit het wel of niet verstreken zijn van de technische houdbaarheidsdatum. Wat betreft de samenstelling van de mondneusmaskers verdient opmerking dat Bunnik niet heeft toegelicht waarom het voor het onderzoek van haar deskundige noodzakelijk zou zijn om de chemische samenstelling van de mondneusmaskers te kennen en waarom het niet mogelijk zou zijn om die samenstelling, voor zover noodzakelijk, zelfstandig te onderzoeken en vast te stellen.
2.9.
Daarbij komt dat, gelet op de betwisting daarvan door Xiamen, niet vaststaat dat de bedoelde stukken daadwerkelijk bestaan en dat Xiamen daarover beschikt of behoort te beschikken.
2.9.1.
Bunnik heeft aangevoerd dat op grond van artikel 26 van de Chinese Wet op de productkwaliteit producten moeten voldoen aan de standaarden (zoals de houdbaarheidsdatum) die op de verpakking zijn vermeld. Xiamen moet daarom instaan voor de juistheid van de vermelde houdbaarheidsdatum. Dat kan zij alleen doen door de maskers te laten testen en de testrapporten te bewaren, aldus Bunnik. In haar visie kan het feitelijk dan ook niet anders dan dat er testrapporten beschikbaar zijn van de mondneusmaskers die onderwerp zijn van het onderhavige geschil. Deze stellingen van Bunnik zijn onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat Xiamen de onder 2.5 bedoelde stukken voorhanden heeft of behoort te hebben. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Bunnik heeft gesteld dat de Chinese wet niet vereist dat de houdbaarheidsdatum van mondneusmaskers door middel van testen wordt vastgesteld.
2.9.2.
Xiamen heeft aangevoerd dat de fabrikant van de mondneusmaskers inmiddels is gestopt met het maken van deze maskers en dat het daarom maar zeer de vraag is of zij de bedoelde informatie nog zou kunnen verstrekken. Volgens Bunnik heeft Xiamen hiermee de waarheidsplicht van artikel 21 Rv geschonden. Bunnik heeft aan de hand van schermafbeeldingen van het platform “Made-in-China.com” betoogd dat de fabrikant niet is gestopt met de fabricage van KN95-mondneusmaskers die (zouden moeten) voldoen aan de GB2626-norm. Xiamen heeft vervolgens, eveneens aan de hand van schermafbeeldingen, betoogd dat de fabrikant tijdens de coronapandemie gebruik heeft gemaakt van het betreffende platform, maar nadien niet meer. Hoewel Bunnik niet uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de laatste akte van Xiamen, heeft zij de rechtbank toen de zaak voor partijberaad kwam te staan ook niet gevraagd om op dit punt een nader debat te mogen voeren. Al met al ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat Xiamen de waarheidsplicht geschonden heeft. De stellingen van Bunnik op dit punt zijn evenmin reden om aan te nemen dat Xiamen wel zou (kunnen of moeten) beschikken over de bedoelde stukken.
2.10.
Zoals hiervoor onder 2.4 al is vermeld, heeft Bunnik gesteld dat zij het opgedragen bewijs kan leveren, mits aan tenminste één en mogelijk twee voorwaarde(n) wordt voldaan. Omdat de rechtbank Xiamen niet zal veroordelen om stukken over te leggen, zal niet aan deze voorwaarde(n) worden voldaan. Bunnik heeft niet gesteld dat (en hoe) zij in dat geval wél bewijs zou kunnen en willen leveren. Als Bunnik alsnog op een andere wijze (dan door middel van de door haar benaderde deskundige) bewijs had willen leveren, had zij dat nadrukkelijk moeten vermelden.
2.11.
Het voorgaande brengt mee dat Bunnik het aan haar opgedragen bewijs niet heeft geleverd. Dit betekent dat niet vast is komen te staan dat de door Xiamen aan Bunnik geleverde mondneusmaskers niet voldoen aan de GB2626-norm en niet voldoen aan de tussen partijen gesloten overeenkomsten.
Gevolgen voor de vorderingen van partijen
In conventie
2.12.
Xiamen vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Bunnik te veroordelen tot betaling van:
USD 810.230,00 of het equivalent daarvan in euro’s;
€ 5.275,00 aan incassokosten;
de wettelijke handelsrente vanaf de ingebrekestelling (21 oktober 2021);
e proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis zijn voldaan.
2.13.
Omdat niet is komen vast te staan dat de geleverde maskers non-conform zijn, strandt het beroep van Bunnik op opschorting en ontbinding van de overeenkomsten. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom, die wat betreft de hoogte niet is weersproken, toewijsbaar is.
2.14.
Artikel 6:123 BW bepaalt dat, als in Nederland een rechtsvordering wordt ingesteld ter verkrijging van een geldsom, uitgedrukt in buitenlands geld, de schuldeiser veroordeling kan vorderen tot betaling te zijner keuze in dat buitenlandse geld of in Nederlands geld. Xiamen heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat zij geen voorkeur heeft voor dollars of euro’s. Omdat het bedrag in dollars als eerste is genoemd in de vordering, zal de rechtbank dat bedrag toewijzen.
2.15.
De gevorderde incassokosten van € 5.275,00 zijn niet toewijsbaar. Buitengerechtelijke kosten kunnen op grond van artikel 74 Weens Koopverdrag in beginsel als schade voor vergoeding in aanmerking komen. De betreffende kosten moeten dan wel in redelijkheid zijn gemaakt. De vordering is op dit punt niet toegelicht in de dagvaarding. Ook nadat Bunnik gemotiveerd heeft betwist dat Xiamen buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, is een onderbouwing van deze vordering uitgebleven. Voor toewijzing is daarom geen plaats.
2.16.
Artikel 78 Weens Koopverdrag bepaalt (voor zover relevant) dat, als een partij tekortschiet in de betaling van de prijs, de andere partij recht heeft op rente hierover. Omdat het Weens Koopverdrag geen bepaling bevat over de hoogte van de te vergoeden rente, zal de rechtbank aansluiten bij de regeling van de wettelijke handelsrente in artikel 6:119a BW. De wettelijke handelsrente zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf 21 oktober 2021. Het verweer van Bunnik dat geen sprake is van verzuim hoeft niet te worden beoordeeld, omdat verzuim niet nodig is om de verplichting tot betaling van wettelijke handelsrente te laten aanvangen.
2.17.
Bunnik is de in het ongelijk gestelde partij en wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Voor een compensatie van kosten, zoals door Bunnik bepleit omdat zij rauwelijks zou zijn gedagvaard en Xiamen de waarheidsplicht zou hebben geschonden, ziet de rechtbank geen aanleiding. Niet in geschil is dat Bunnik op 8 september 2021 door Xiamen is gesommeerd tot betaling. Van rauwelijkse dagvaarding is daarom geen sprake. De gestelde schending van de waarheidsplicht is niet komen vast te staan, zoals volgt uit overweging 4.6 van het tussenvonnis van 20 september 2023 en de overwegingen 2.9 tot en met 2.9.2 van het onderhavige vonnis. De door Bunnik genoemde concrete voorbeelden kunnen evenmin de conclusie rechtvaardigen dat er (ook) in dit geval reden is voor compensatie van de proceskosten.
2.18.
De proceskosten van Xiamen worden, inclusief nakosten, begroot op:
- dagvaarding € 105,16
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 14.008,00 (4,0* punten × tarief € 3.502,00)
- nakosten €
278,00**(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 20.128,16
* 1 punt voor de dagvaarding, 1 punt voor de mondelinge behandeling en vier maal 0,5 punt voor de verschillende aktes die Xiamen daarna heeft genomen.
** om praktische redenen worden de nakosten (en de eventuele verhoging) geheel toegerekend aan de conventie.
2.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.20.
Bunnik heeft verzocht om een veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans om daaraan de voorwaarde te verbinden dat Xiamen zekerheid stelt voor het gehele toegewezen bedrag, inclusief rente en kosten. Bunnik heeft daartoe aangevoerd dat Xiamen niet heeft gesteld en onderbouwd welk belang zij heeft bij de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Daar staat tegenover dat Bunnik naar eigen zeggen een groot belang heeft bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist. Volgens haar is sprake van een groot restitutierisico, gelet op het volgende. Xiamen is gevestigd in China en heeft voor zover bekend geen activa in Nederland, zodat Bunnik haar eventuele aanspraken op Xiamen in China te gelde zal moeten maken. China is geen partij bij een verdrag op grond waarvan een eventuele veroordeling van Xiamen zonder meer in China ten uitvoer kan worden gelegd. In het kader van het incident tot zekerheidstelling van proceskosten ex artikel 224 Rv is gebleken dat het voor Xiamen zeer moeilijk is om betalingen te verrichten aan Nederlandse partijen. Xiamen drijft ten slotte een zeer kleine onderneming, die voor zover bekend ook in China geen noemenswaardige activa bezit, aldus Bunnik.
2.21.
In haar conclusie van antwoord in reconventie heeft Xiamen niet op dit betoog gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij dat (in het slot van haar spreekaantekeningen) wel gedaan. Deze reactie is zeer algemeen van aard en bevat geen inhoudelijke reactie op de concrete argumenten van Bunnik ter onderbouwing van het door haar gestelde restitutierisico. Het bestaan van dit risico is daarmee als voldoende gemotiveerd gesteld en onvoldoende gemotiveerd betwist komen vast te staan. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar wel om aan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde te verbinden dat Xiamen zekerheid stelt. De rechtbank zal het bedrag waarvoor Xiamen zekerheid moet stellen (de optelsom van de hoofdsom, de wettelijke handelsrente daarover en de proceskosten) om praktische redenen geheel in euro’s vermelden en enigszins naar boven afronden, omdat de door Bunnik aan Xiamen verschuldigde rente na dit vonnis nog zal oplopen tot het moment van volledige betaling.
In reconventie
2.22.
Bunnik vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de overeenkomsten ten aanzien van de leveringen van in totaal 1.000.800 KN95-maskers zijn ontbonden, althans subsidiair die overeenkomsten te ontbinden;
Xiamen te veroordelen tot betaling van het equivalent van USD 650.350,00 in euro naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf 3 juni 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
Xiamen te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van Bunnik, begroot op € 4.775,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
Xiamen te veroordelen om de door haar aan Bunnik geleverde KN95-maskers voor rekening en risico van Xiamen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis op te (laten) halen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat Xiamen nalaat de mondneusmaskers op te halen bij Bunnik, met een maximum van € 100.000,00;
Xiamen te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en met de wettelijke rente als de (na)kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis zijn voldaan.
2.23.
Deze vorderingen zijn gebaseerd op de stellingen van Bunnik dat de door Xiamen geleverde KN95-maskers niet voldoen aan de overeenkomsten en dat Bunnik daarom haar betalingsverplichtingen mocht opschorten en de overeenkomsten mocht ontbinden. Uit de eerdere overwegingen in dit vonnis en in het tussenvonnis van 20 september 2023 blijkt dat deze stellingen van Bunnik niet opgaan. Er is daarom geen grond voor toewijzing van de vorderingen in reconventie.
2.24.
Bunnik is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in reconventie betalen. De proceskosten van Xiamen worden begroot op € 7.004,00 aan salaris advocaat (4,0 punten × factor 0,5 × tarief € 3.502,00).
2.25.
Bunnik heeft in reconventie niet betoogd dat Xiamen zekerheid moet stellen en Xiamen heeft in reconventie geen uitvoerbaarheid bij voorraad gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Bunnik om USD 810.230,00 aan Xiamen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag met ingang van 21 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Bunnik in de proceskosten, aan de zijde van Xiamen vastgesteld op € 20.128,16, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Bunnik niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Bunnik € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.3.
veroordeelt Bunnik in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, onder de voorwaarde dat Xiamen voor een bedrag van € 1.070.000,00 zekerheid stelt ten gunste van Bunnik,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af,
3.7.
veroordeelt Bunnik in de proceskosten van € 7.004,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Schuiling, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
1977/3194