ECLI:NL:RBROT:2025:3476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
10/368486-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een hotelkamer met vrijspraak voor vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en vernieling van eigendommen van een hotel. De verdachte, geboren in 2006, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. van den Hemel. De officier van justitie, mr. N. Daalder, eiste een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 160 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2024 in Schiedam samen met anderen een vuurwapen, een pistool van het merk Zoraki, voorhanden heeft gehad in een hotelkamer. Dit feit werd als ernstig beschouwd, vooral gezien de risico's die het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met zich meebrengt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van vernieling van zonnepanelen en de vloer van het hotel, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De opgelegde straf houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en begeleiding door de reclassering. De benadeelde partij, het hotel, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/368486-24
Datum uitspraak: 14 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 160 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 17 november 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een hotelkamer samen met de medeverdachten een vuurwapen voorhanden gehad. Het betrof oorspronkelijk een gaspistool dat – door vervanging van de loop – is omgebouwd tot een scherp schietend vuurwapen. Dat de verdachten een vuurwapen meenemen naar een hotel en de wijze waarop zij omgaan met dit wapen is zeer verontrustend.
Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee, omdat het bezit van een vuurwapen kan leiden tot het gebruik ervan met alle gevolgen van dien. Het gevaar van vuurwapens heeft zich in deze zaak ook verwezenlijkt, het vuurwapen is afgegaan en een medeverdachte is gewond geraakt. Tegen onbevoegd vuurwapenbezit dient krachtig te worden opgetreden. Het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 februari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering heeft zorgen over het sociaal netwerk van de verdachte en over het gebrek aan een structurele dagbesteding. De reclassering vindt het van belang dat hier binnen een reclasseringstoezicht aandacht voor is. De moeder van de verdachte lijkt een beschermende factor te zijn. Tegelijkertijd heeft de reclassering de indruk dat zijn moeder hem, mede door de drukke thuissituatie, onvoldoende steun en structuur kan bieden om zijn leven op orde te krijgen en te houden. Daarom is het volgens de reclassering goed als er ambulante begeleiding wordt gestart, in eerste instantie gericht op dagbesteding, financiën en wonen. Een begeleid wonen traject is ook passend. Als er sprake is van een goede werkrelatie met een begeleider of reclasseringswerker kan er nader ingegaan worden op blowen, het sociaal netwerk, sociale vaardigheden en beslissingsvaardigheden.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten in deze zaak en een inspanningsverplichting om dagbesteding te vinden en te behouden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Met de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast zal de rechtbank, zoals geëist, ook een voorwaardelijk strafdeel opleggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om hem daarbij verder te ondersteunen zal de rechtbank daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Voor het daarnaast nog opleggen van een werkstraf, zoals geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten in deze zaak, dagbesteding en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam hotel] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.508,36 aan materiële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal ten aanzien van de schadeposten ‘vernieling zonnepanelen’, ‘reparatie vloer (materiaal)’ en ‘reparatie vloer manuren’ niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu deze posten zien op het ten laste gelegde onder 2 en de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige schadeposten zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat de schade daadwerkelijk is geleden en/of dat dit in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 210 (tweehonderdtien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
159 (honderdnegenenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich volgens afspraak melden op een door de reclassering te bepalen locatie. Naast het kantoor van de reclassering, kan dit ook op een politiebureau zijn waar een gesprek met de toezichthouder plaats zal vinden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten begeleiden door E25 Coach of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zodra hier ruimte voor is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
3. de veroordeelde zal verblijven in een door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start zodra er plek is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben of zoeken met de medeverdachten in deze zaak, te weten [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum 2] 2005 en [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum 3] 2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een opleiding of betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder de nummers 1 t/m 5 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart
de benadeelde partij [naam hotel] niet-ontvankelijkin de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.W.H. Bootsma, voorzitter,
en mrs. H. van den Heuvel en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 november 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 17 november 2024 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere zonnepanelen en/ of een vloer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Van der Valk Hotel Schiedam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.