ECLI:NL:RBROT:2025:3474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
10/368472-24 en 10/135977-24 en 10/196536-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een hotelkamer met vrijspraak voor vernieling en andere wapens

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een vuurwapen voorhanden had in een hotelkamer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdachte werd vrijgesproken van de vernieling van zonnepanelen en de vloer van het hotel, evenals van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld wanneer dit had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van het vuurwapen dat in de hotelkamer aanwezig was, en dat hij ook over dit wapen beschikte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een delictpatroon en een licht verstandelijke beperking, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om recidive te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/368472-24 en 10/135977-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/196536-22
Datum uitspraak: 14 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. H. Ben Touhami namens mr. D.A.Y. Jacques, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Kort gezegd wordt hem verweten dat hij samen met anderen in een [naam hotel] hotel een vuurwapen voorhanden heeft gehad en daar zonnepanelen en een vloer heeft vernield en daarnaast dat hij op andere momenten twee vuurwapens voorhanden heeft gehad. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het op de dagvaarding met parketnummer 10/368472-24 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het op de dagvaarding met parketnummer 10/368472-24 onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het op de dagvaarding met parketnummer 10/135977-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/196536-22, waarbij de jeugddetentie dient te worden omgezet naar een gevangenisstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering 10/368472-24 onder 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vernieling (parketnummer 10/368472-24 onder 2) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak 10/135977-24
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie ziet het bewijs voor het bezit van de twee vuurwapens in het aangetroffen DNA van de verdachte en zijn verklaring.
4.2.2.
Beoordeling
Hoewel uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de twee wapens op enig moment voorhanden heeft gehad, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wanneer dit is geweest. De verklaring van de verdachte hierover, dat hij denkt dat hij “een half jaar geleden à zeven maanden geleden” één of meerdere wapens heeft vastgehad, is daarvoor onvoldoende. Nu ander bewijs voor het moment van het voorhanden hebben ontbreekt, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de wapens in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad. De verdachte wordt van dit feit daarom vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering 10/368472-24 onder 1
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat sprake was van een vooropgezet plan om tezamen en in vereniging een wapen voorhanden te hebben. De verdachte had ook geen wetenschap van het wapen. Hij droeg ook niet het tasje waarin het wapen is aangetroffen, er zijn geen kruitsporen bij hem aangetroffen en er is geen DNA van de verdachte op het wapen gevonden. De verdachte kan evenmin de persoon zijn die het wapen heeft weggegooid, omdat hij direct 112 heeft gebeld na het incident en de politie beneden heeft opgevangen. Ook uit het selfie-filmpje kan niet worden afgeleid dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van een wapen. De verdachte was stoned en was vooral bezig met zichzelf. Bovendien gaat het om een zwart klein alarmpistool dat hetzelfde formaat heeft als een telefoon en is het niet gek dat de verdachte niet scherp was op het direct herkennen hiervan als een wapen.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte was in de nacht van 16 november 2024 op 17 november 2024 samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een hotelkamer bij het [naam hotel] hotel in Schiedam . Omstreeks 03:30 uur vond er een incident plaats in de hotelkamer, waarbij de medeverdachte [medeverdachte 1] zichzelf met een vuurwapen verwondde door in zijn eigen been te schieten. De vraag die voorligt is of de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht had over het vuurwapen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het vuurwapen op meerdere momenten in de hotelkamer, waar de verdachte met de medeverdachten verbleef, openlijk zichtbaar aanwezig was. Zo volgt uit de telefoon van de verdachte dat de medeverdachte [medeverdachte 2] op 16 november 2024 rond 23:52 uur een video heeft gemaakt, waarbij hij zichzelf filmde in de hotelkamer terwijl hij het wapen zichtbaar in zijn hand hield. Op deze video is ook de verdachte te zien. De verdachte kijkt op de video richting de camera en dus richting de medeverdachte [medeverdachte 2] , die op dat moment het wapen vast had. Daarnaast heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij het wapen die avond/nacht zag liggen op een bureau in de hotelkamer, hij het wapen heeft opgepakt, het wapen heeft doorgeladen en heeft teruggelegd. Enige tijd later heeft hij het wapen opnieuw gepakt en is hij met het wapen gaan ‘spelen’, waarbij het wapen is afgegaan. De hotelkamer was – zo verklaarde de verdachte – één ruimte met de grootte van een gewone hotelkamer. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat hij het wapen niet heeft gezien, ongeloofwaardig. Dat de verdachte dermate onder invloed was waardoor hij het wapen niet bewust heeft opgemerkt dan wel dat hij het vuurwapen niet als zodanig herkende, vindt de rechtbank evenmin aannemelijk. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit het handelen van de verdachte na het incident, het bellen naar 112 en het opwachten van de politie, niet volgt dat hij dermate onder invloed was dat hij niet meer doorhad wat er om hem heen gebeurde. Integendeel, de verdachte heeft toen heel bewust en snel gehandeld. Ook de verbalisanten die ter plaatse kwamen, hebben hieromtrent niets opgemerkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte wetenschap had van het wapen. Daarnaast kon hij ook over het wapen beschikken, aangezien het wapen openlijk in de hotelkamer lag waar de verdachte die nacht verbleef.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte samen met de medeverdachten het vuurwapen voorhanden heeft gehad en acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 10/368472-24 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/368472-24
1.
hij op 17 november 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

De bewezen feit leveren op:
10/368472-24
1.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De verdachte heeft in een hotelkamer samen met de medeverdachten een vuurwapen voorhanden gehad. Het betrof oorspronkelijk een gaspistool dat – door vervanging van de loop – is omgebouwd tot een scherp schietend vuurwapen. Dat de verdachten een vuurwapen meenemen naar een hotel en de wijze waarop zij omgaan met dit wapen is zeer verontrustend.
Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee, omdat het bezit van een vuurwapen kan leiden tot het gebruik ervan met alle gevolgen van dien. Het gevaar van vuurwapens heeft zich in deze zaak ook verwezenlijkt, het vuurwapen is afgegaan en een medeverdachte is gewond geraakt. Tegen onbevoegd vuurwapenbezit dient dan ook krachtig te worden opgetreden. Het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor openlijk geweld, mishandeling en bezit van een steekwapen. Daarnaast liep de verdachte ten tijde van het feit in een proeftijd.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
13 februari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
Kijkend naar de justitiële documentatie is er sprake van een delictpatroon van feiten met een agressief karakter en er is sprake van een lopende proeftijd.
Uit onderzoek komt naar voren dat de verdachte bij zijn ouders woont, een baan heeft en er geen sprake is van schuldenproblematiek. Over het middelengebruik van de verdachte heeft de reclassering maar een gering beeld kunnen vormen. Wegens de proceshouding van de verdachte heeft de reclassering geen verbanden kunnen leggen tussen de persoonlijke omstandigheden en de onderhavige verdenking. De reclassering maakt zich echter zorgen over het sociale netwerk van de verdachte in combinatie met zijn lichtverstandelijke beperking, ADHD en ODD. De verdachte houdt zich op met jongeren die herhaaldelijk in beeld zijn bij justitie voor ernstige feiten en hij lijkt daarvoor gemakkelijk beïnvloedbaar te zijn. Daarnaast valt het de reclassering op dat de verdachte een verharde indruk maakt en dat hij gewelddadige en agressieve uitspraken doet. De reclassering acht – gezien de zorgen omtrent het gedrag en de houding van de verdachte – interventies in een gedwongen kader geïndiceerd. De verdachte geeft echter aan dat hij niet openstaat voor reclasseringsinterventies.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met de medeverdachten in deze zaak. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank vindt een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest te laag en dus niet passend. Wel zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Hoewel de verdachte daar nu (nog) niet voor open lijkt te staan vindt de rechtbank, gelet op de zorgelijke ontwikkeling van de nog jeugdige verdachte die de reclassering heeft gesignaleerd, de interventies toch aangewezen. Op de zitting heeft de verdachte gezegd zich er wel aan te zullen houden als die worden opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met de medeverdachten in deze zaak, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Dat is lager dan door de officier van justitie geëist nu de rechtbank minder bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam hotel] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit (in de zaak met parketnummer 10/368472-24). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.508,36 aan materiële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal ten aanzien van de schadeposten ‘vernieling zonnepanelen’, ‘reparatie vloer materiaal’ en ‘reparatie vloer manuren’ niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu deze posten zien op het ten laste gelegde onder 2 en de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige schadeposten zal de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de schade onvoldoende is onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat deze schade daadwerkelijk is geleden en/of dat dit in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 januari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een jeugddetentie van 24 dagen, waarvan een gedeelte groot 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 4 februari 2023.
9.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 20 januari 2023 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf van 21 dagen jeugddetentie. Met toepassing van artikel 6:6:29 Sv bepaalt de rechtbank dat de jeugddetentie vervangen wordt door gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 10/368472-24 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 10/135977-24 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 10/368472-24 onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met de medeverdachten in deze zaak, te weten [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum 2] 2005 en [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum 3] 2006, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder de nummers 1 t/m 4 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart
de benadeelde partij [naam hotel] niet-ontvankelijkin de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter van 20 januari 2023 van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van:
21 dagen jeugddetentie, te vervangen door 21 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.W.H. Bootsma, voorzitter,
en mrs. H. van den Heuvel en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/368472-24
1.
hij op of omstreeks 17 november 2024 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 17 november 2024 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere zonnepanelen en/ of een vloer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam hotel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
10/135977-24
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juli 2023 tot en met 29 februari 2024 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° en/of onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, model Olympic 38 met kaliber .22LR, en/of
- een alarm- c.q. startpistool, voorhanden heeft gehad.