ECLI:NL:RBROT:2025:3466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
16 maart 2025
Zaaknummer
11200772 CV EXPL 24-17014
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeplichtigheid bij opzegging van een overeenkomst van opdracht in het speciaal onderwijs

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een docente, aangeduid als [eiseres], en Stichting iHUB Onderwijs, hierna 'iHUB'. De eiseres had werkzaamheden verricht op basis van een overeenkomst van opdracht, die oorspronkelijk liep tot 31 december 2023 en later was verlengd tot augustus 2024. iHUB heeft de overeenkomst op 12 maart 2024 tussentijds beëindigd, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze opzegging. Eiseres stelde dat iHUB geen opzegtermijn van een maand in acht had genomen en eiste schadevergoeding van € 5.400,-, alsook een verklaring voor recht dat zij zich niet schuldig had gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, zoals door iHUB werd gesteld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat iHUB de overeenkomst niet op de juiste wijze heeft beëindigd, omdat er geen bewijs was dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. De rechter oordeelde dat iHUB de overeengekomen opzegtermijn van één maand had moeten respecteren, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 2.400,- aan eiseres. Daarnaast werd iHUB verboden om verdere uitlatingen te doen over grensoverschrijdend gedrag van eiseres, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres, die in totaal € 1.792,42 aan kosten vergoed kreeg. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11200772 CV EXPL 24-17014
datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
Stichting iHUB Onderwijs,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.C. Brökling.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘iHUB’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 juni 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van [eiseres] , toegezonden per e-mail op 9 januari 2025, met bijlagen;
  • de e-mails van de gemachtigden van partijen van 10 januari 2025;
  • de e-mail van de gemachtigde van iHUB van 14 januari 2025, met bijlagen;
  • de akte van eiswijziging van [eiseres] ;
  • de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Op 16 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres] , bijgestaan door de gemachtigde;
  • namens iHUB: mevrouw [persoon B] ( [functie 1] ) en de heer [persoon C] ( [functie 2] ), bijgestaan door de gemachtigde en zijn kantoorgenote mevrouw mr. M. Erzeybek.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] heeft op basis van een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) werkzaamheden als docent in het speciaal onderwijs verricht op één van de vestigingen van iHUB in Rotterdam. De overeenkomst was oorspronkelijk aangegaan tot 31 december 2023 en is later verlengd tot augustus 2024. Tussen de partijen is een geschil ontstaan over de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door iHUB op 12 maart 2024. Volgens [eiseres] is sprake van contractbreuk door iHUB, omdat iHUB ten onrechte geen opzegtermijn van een maand in acht heeft genomen. Na een eiswijziging eist [eiseres] in deze zaak, samengevat:
een verklaring voor recht dat iHUB de overeenkomst heeft opgezegd zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn;
een verklaring voor recht dat iHUB als gevolg daarvan jegens [eiseres] schadeplichtig is;
betaling van € 5.400,- wegens voornoemde schadeplichtigheid;
een verklaring voor recht dat [eiseres] zich in de uitoefening van haar opdracht niet schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, dan wel dat iHUB op geen enkele wijze heeft kunnen bewijzen dat zij zich daaraan schuldig heeft gemaakt;
een rectificatie door iHUB ten aanzien van door iHUB gedane uitlatingen over grensoverschrijdend gedrag;
een verbod voor iHUB om verdere uitlatingen te doen waarin zij [eiseres] beschuldigt van grensoverschrijdend gedrag, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van iHUB in de werkelijke proceskosten.
2.2.
iHUB is het niet eens met deze eisen en voert het volgende aan. iHUB meent dat zij de samenwerking met [eiseres] op grond van artikel 11.4 van de overeenkomst per direct mocht beëindigen omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen en dit ook niet meer hersteld kon worden. Er is geen reden waarom iHUB schadeplichtig zou zijn. iHUB heeft ook geen uitlatingen over grensoverschrijdend gedrag gedaan, dus er valt niets te rectificeren. Verder betwist iHUB dat [eiseres] schade heeft geleden, omdat zij nog voordat de overeenkomst werd beëindigd een nieuwe opdracht had gevonden en binnen enkele dagen bij een andere opdrachtgever is gestart. Ook de verschuldigdheid van de werkelijke proceskosten wordt door iHUB betwist.
2.3.
Op de stellingen van de partijen zal hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling, verder worden ingegaan.
2.4.
[eiseres] wordt deels in het gelijk gesteld. Hierna wordt toegelicht waarom.
Verschrijving
2.5.
[eiseres] wordt in de dagvaarding ‘ [naam] ’ genoemd. De partijen zijn het erover eens dat dit een verschrijving is en dat ‘ [naam] ’ moet worden gelezen als ‘ [eiseres] ’. De kantonrechter staat deze wijziging toe en stelt vast dat [eiseres] wordt aangemerkt als eisende partij in deze zaak.
iHUB heeft grensoverschrijdend gedrag niet kunnen bewijzen en is schadeplichtig
2.6.
Volgens iHUB mocht zij de overeenkomst per direct beëindigen omdat [eiseres] op 12 maart 2024, toen zij vanwege een familiair (medisch) spoedgeval weg moest, een aantal kwetsbare leerlingen alleen in de klas heeft achtergelaten zonder voorafgaand overleg met de directrice en zich in een daarop volgende e-mail aan de receptioniste van de school zodanig heeft uitgelaten dat de receptioniste zich daardoor onheus behandeld voelde. Deze gebeurtenissen kwalificeren volgens iHUB als grensoverschrijdend gedrag van [eiseres] , maar ook daarvoor waren er al spanningen op de werkvloer.
2.7.
Concreet gaat het dus om de vraag of [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag als hiervoor weergegeven. iHUB heeft haar beschuldigingen in dit kader uitsluitend gebaseerd op de gebeurtenissen op 12 maart 2024 en de e-mail aan de receptioniste en niet op hetgeen daaraan vooraf is gegaan. iHUB heeft aangevoerd dat zij duidelijke afspraken met haar personeel maakt, omdat zij onderwijs biedt aan kwetsbare kinderen die vanwege diverse redenen geen regulier onderwijs kunnen volgen. Een van de afspraken is dat docenten in beginsel niet vervangen kunnen worden, omdat structuur en routine voor de leerlingen van groot belang zijn. Bij verzuim van een docent is de directrice van de school, mevrouw [persoon B] , het directe aanspeekpunt en de aangewezen persoon om een plan op te stellen om de afwezigheid van de docent op te vangen. [eiseres] heeft niet weersproken dat dit inderdaad het beleid van de school is, maar vindt dat zij een goede reden had om hiervan af te wijken. Volgens [eiseres] moest zij vanwege een spoedgeval zo snel mogelijk vertrekken. De deur van de directrice was dicht; zij zat in overleg. [eiseres] heeft daarom in overleg met de aanwezige collega’s afspraken gemaakt en de leerlingen daar vervolgens persoonlijk over geïnformeerd. Het was ook niet ongebruikelijk om afmeldingen met de teamleider te bespreken in plaats met de directrice, wat hier is gebeurd. De leerlingen zouden na de gymles opgevangen worden en naar de vervangende docent worden gebracht. Eén van de leerlingen ( [persoon D] ) moest naar een specifieke buddyklas en [eiseres] heeft geregeld dat hij daar naartoe zou gaan. [eiseres] heeft de vader van deze leerling nog gebeld om hem van de vervanging op de hoogte te stellen. Het verbaast haar dan ook dat deze ouder later boos naar de school heeft gebeld omdat zijn zoon niet op de juiste manier is opgevangen.
2.8.
Hoewel tussen partijen vast staat dat [eiseres] niet volgens de standaard procedure heeft gehandeld, vindt de kantonrechter deze handelwijze niet dermate ernstig dat dit kan worden aangemerkt als grensoverschrijdend gedrag. [eiseres] heeft, nadat zij werd geconfronteerd met een spoedgeval en daarom snel moest vertrekken, haar collega’s bij de gang van zaken betrokken. Behalve [persoon D] zijn, zo heeft iHUB ter zitting verklaard, de kinderen na het vertrek van [eiseres] op de juiste plek terecht gekomen. Hoe het heeft kunnen gebeuren dat [persoon D] niet direct door de juiste docent is opgevangen is onbekend, maar niet gebleken is dat hij zonder toezicht is geweest of dat er zich concrete problemen hebben voorgedaan.
2.9.
Ook de e-mail aan de receptioniste, waarin [eiseres] in feite alleen maar vraagt om met haar te overleggen over aangelegenheden die met de leerlingen uit haar klas te maken hebben, ziet de kantonrechter niet als grensoverschrijdend gedrag. Daarbij weegt mee dat uit de stukken blijkt dat [eiseres] zich in de aanloop naar 12 maart 2024 al vaker gepasseerd voelde en dat ook heeft aangegeven. Dat de directrice, de teamleider en een andere collega in de cc stonden maakt dit niet anders, omdat zij direct bij de gebeurtenissen op 12 maart 2024 betrokken waren.
2.10.
In wat hiervoor is overwogen ligt besloten dat ook de gebeurtenissen op 12 maart 2024 in combinatie met de e-mail aan de receptioniste niet als grensoverschrijdend gedrag worden aangemerkt. Ook anderszins is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. Dat betekent dat iHUB de samenwerking niet op die grond per direct had mogen beëindigen, maar dat zij bij haar opzegging de overeengekomen opzegtermijn van één maand in acht had moeten nemen. Door dat niet te doen, heeft zij zich niet aan de afspraken in de overeenkomst gehouden en is zij jegens [eiseres] schadeplichtig.
iHUB moet € 2.400,- aan [eiseres] betalen
2.11.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] tot en met dinsdag 12 maart 2024 loon heeft ontvangen en op dinsdag 19 maart 2024 met een andere opdracht is begonnen. Op woensdag 13 maart, donderdag 14 maart, vrijdag 15 maart en maandag 18 maart was [eiseres] nog ingeroosterd en had zij (32 uren × € 75,-) € 2.400,- kunnen verdienen als iHUB de geldende opzegtermijn had gerespecteerd. Dit bedrag moet iHUB aan [eiseres] betalen.
2.12.
De kantonrechter volgt [eiseres] niet in haar stelling dat iHUB daarnaast een vergoeding verschuldigd is voor misgelopen inkomsten op de maandagen omdat zij bij de nieuwe opdracht alleen van dinsdag tot en met vrijdag werkzaam was. [eiseres] heeft tegenover de betwisting door iHUB onvoldoende onderbouwd dat zij structureel 40 uur zou werken in plaats van de contractueel overeengekomen 32 uur per week. Dit deel van de eis is daarom niet toewijsbaar.
Verklaring voor recht
2.13.
Aangezien iHUB, zoals hiervoor overwogen, schadeplichtig is en daarom een bedrag aan [eiseres] moet betalen, heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter geen belang bij de geëiste verklaringen voor recht dat iHUB de overeenkomst heeft opgezegd zonder de tussen partijen geldende opzegtermijn in acht te nemen en dat iHUB als gevolg van die opzegging jegens [eiseres] schadeplichtig is. Deze onderdelen van de eis worden daarom afgewezen.
2.14.
De kantonrechter verklaart, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in r.o. 2.8. tot en met 2.10., wel voor recht dat iHUB op geen enkele manier heeft kunnen bewijzen dat [eiseres] zich in de uitoefening van haar opdracht schuldig zou hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag.
Geen rectificatie; wel een verbod om (verdere) uitlatingen te doen
2.15.
[eiseres] heeft niet concreet benoemd welke uitlatingen iHUB zou moeten rectificeren en evenmin hoe volgens haar aan de rectificatie invulling gegeven zou moeten worden, zodat dit deel van de eis onvoldoende specifiek is en niet wordt toegewezen. Dat betekent dat het bezwaar van iHUB tegen deze (late) eis geen bespreking meer behoeft.
2.16.
Aangezien niet vast is komen te staan dat [eiseres] zich in de uitoefening van haar opdracht schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, mag iHUB geen uitlatingen (meer) doen waarin zij [eiseres] daarvan wel beschuldigt. Dit deel van de eis wordt daarom toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom wordt gematigd tot € 500,- per overtreding van het verbod met een maximum van € 5.000,-
iHUB moet de proceskosten betalen
2.17.
De proceskosten komen voor rekening van iHUB, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv).
2.18.
[eiseres] eist om iHUB te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure. Dat is echter pas op zijn plaats in geval van misbruik van procesrecht of van onrechtmatig handelen, wat niet snel wordt aangenomen. iHUB heeft de overeenkomst opgezegd zonder de redenen daarvan schriftelijk te bevestigen, waardoor [eiseres] lang in het ongewisse is geweest over de reden van de beëindiging van de samenwerking en daar is pas tijdens deze procedure meer duidelijkheid over gekomen. De kantonrechter is het met [eiseres] eens dat iHUB hier anders mee om had kunnen en moeten gaan, maar deze enkele omstandigheid is onvoldoende om de hoge lat te halen voor het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. [eiseres] heeft, mede in het licht van de betwisting door iHUB, onvoldoende onderbouwd waarom sprake is van bijzondere omstandigheden die daarop duiden. Er wordt daarom geen volledige vergoeding van de proceskosten toegewezen.
2.19.
De kantonrechter begroot de kosten die iHUB aan [eiseres] moet betalen, in lijn met de daarvoor geldende (forfaitaire) tarieven, op € 139,42 aan dagvaardingskosten, € 706,- aan griffierecht, € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.792,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.20.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en iHUB daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt iHUB om € 2.400,- aan [eiseres] te betalen;
3.2.
verklaart voor recht dat iHUB op geen enkele wijze heeft kunnen bewijzen dat [eiseres] zich in de uitoefening van de overeenkomst van opdracht schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag;
3.3.
verbiedt iHUB om uitlatingen te doen waarin zij [eiseres] beschuldigt van grensoverschrijdend gedrag in de uitoefening van de overeenkomst van opdracht, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum van € 5.000,-;
3.4.
veroordeelt iHUB in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.792,42;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
43416