ECLI:NL:RBROT:2025:3454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/10/685225 / HA RK 24-822
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht in civiele procedure betreffende aannemingsovereenkomst en betaling van verbouwingswerkzaamheden

In deze zaak heeft verzoeker, H.O.D.N. [bedrijf A], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Rotterdam om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een geschil over een aannemingsovereenkomst waarbij verzoeker verbouwingswerkzaamheden heeft verricht aan de woning van verweerster, die weigert de eindafrekening te betalen. Verzoeker stelt dat er een deskundigenonderzoek nodig is om de redelijke prijs van de werkzaamheden vast te stellen, aangezien er onenigheid bestaat over de hoogte van de vordering. Verweerster verzet zich tegen het verzoek en stelt dat verzoeker geen vordering meer heeft, omdat er een vaste prijs is afgesproken die al betaald is. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 202 lid 1 Rv 'oud'. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek niet prematuur is en dat er geen misbruik van recht is. De rechtbank heeft vervolgens een deskundige benoemd, de heer ing. G. Taal, en de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld. Beide partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en de rechtbank heeft de voorwaarden voor het onderzoek en de rapportage door de deskundige uiteengezet. De beslissing is op 7 maart 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/685225 / HA RK 24-822
Beschikking van 7 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker] H.O.D.N. [bedrijf A],
wonend in Spijkenisse,
verzoeker,
advocaat mr. A.H.T.N. Sanders te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
wonend in Spijkenisse,
verweerster,
advocaat mr. P. Smit te Spijkenisse.
Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerster] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift dat bij de rechtbank is binnengekomen op 2 september 2024, met producties 1 tot en met 17;
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 11;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 22 januari 2025.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen.
2.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag. Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten op basis waarvan [verzoeker] op regiebasis verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [verweerster] heeft verricht. [verweerster] weigert de eindafrekening daarvan te betalen. [verzoeker] overweegt een procedure aanhangig te maken waarin hij betaling van die factuur zal vorderen. Om de hoogte van die vordering te kunnen bepalen, wil [verzoeker] een voorlopig deskundigenonderzoek naar de redelijke prijs van de werkzaamheden, nu daarover tussen partijen discussie bestaat en [verweerster] weigert mee te werken aan een deskundigenonderzoek buiten de rechtbank om.
2.3.
[verweerster] verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [verzoeker] heeft niets meer te vorderen van [verweerster] . Partijen hebben een vaste prijs afgesproken (die is betaald), dus de vraag naar een redelijke prijs voor de uitgevoerde werkzaamheden is niet aan de orde. Ook als wel sprake was van regiebasis of als geen enkele prijs zou zijn afgesproken, zou [verzoeker] geen vordering meer op [verweerster] hebben. Daarom is het verzoek in strijd met de goede procesorde. [verzoeker] moet eerst proberen in rechte te laten vaststellen dat hij nog iets van [verweerster] te vorderen heeft.
Pas als dat in een bodemprocedure vast komt te staan, ligt het in de rede om een deskundige te benoemen om de hoogte van die vordering vast te stellen. Het verzoek is dus prematuur. [verzoeker] heeft de informatie over de waarde van de werkzaamheden ook niet nodig om een vordering in rechte in te stellen. [verweerster] wordt door deze procedure door [verzoeker] op kosten gejaagd. [verweerster] heeft meer dan een jaar in de puinhoop gezeten en een groot deel van dat jaar bij haar moeder moeten wonen. [verzoeker] leverde slecht werk en leverde het werk niet op tijd op. [verweerster] heeft meer betaald dan overeengekomen en wordt nu geconfronteerd met deze procedure. Het verzoek levert derhalve misbruik van recht op, althans [verweerster] heeft gegronde en zwaarwichtige bezwaren die aan toewijzing van het verzoek in de weg staan.

3.De beoordeling

Het beoordelingskader

3.1.
Bij de beoordeling van het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht in de zin van artikel 202 lid 1 Rv ‘oud’ [1] wordt het volgende vooropgesteld. Het verzoek moet in beginsel worden toegewezen, als het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Het verzoek kan evenwel worden afgewezen als (i) de verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW, (ii) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, (iii) misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig deskundigenbericht te verlangen of (iv) er een ander, zwaarwichtig bezwaar is tegen toewijzing van het verzoek.
De beoordeling
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek voldoet aan de hiervoor genoemde eisen.
3.3.
Het verweer van [verweerster] komt er in de kern op neer dat [verzoeker] geen vordering op haar heeft. Dat is haar inhoudelijke inschatting van de eventuele hoofdzaak. In deze procedure is echter geen plaats voor een inhoudelijke beoordeling van de door [verzoeker] gestelde vordering en de verweren van [verweerster] daartegen; die beoordeling is voorbehouden aan de rechter in een eventuele bodemprocedure. Dat verweer levert dus geen afwijzingsgrond op, nu het de rechtbank niet is gebleken dat de gestelde vordering bij voorbaat kansloos is. Dat nog niet in rechte vaststaat dat [verzoeker] een vordering op [verweerster] heeft, maakt niet dat het verzoek prematuur en/of in strijd met de goede procesorde is. Artikel 202 lid 1 Rv ‘oud’ biedt immers de mogelijkheid om voordat een zaak aanhangig is een voorlopig deskundigenbericht te verzoeken. [verzoeker] heeft daar ook belang bij, namelijk om de hoogte van zijn vordering te kunnen bepalen en (in dat kader) om te beslissen of hij überhaupt een bodemprocedure aanhangig wil maken. De rechtbank kan op basis van het door [verweerster] aangevoerde evenmin tot de conclusie komen dat [verzoeker] met dit verzoek misbruik van bevoegdheid maakt of dat er een zwaarwichtig bezwaar bestaat tegen toewijzing. Het verzoek wordt dus toegewezen.
3.4.
[verweerster] heeft verzocht om in geval van toewijzing van het verzoek de deskundige ook te vragen of de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd, wat de eventuele gebreken zijn en wat de redelijke herstelkosten van die gebreken zijn. Beantwoording van deze vragen is in het belang van [verweerster] , nu zij zich mogelijk in een eventuele bodemprocedure wil beroepen op de rechtsgevolgen van haar stelling dat [verzoeker] het werk niet goed heeft uitgevoerd en daarvan dan de bewijslast draagt. De rechtbank heeft [verweerster] er ter zitting op gewezen dat zij mogelijk de deskundigenkosten voor dat deel van het onderzoek moet voorschieten c.q. betalen. [verweerster] heeft desgevraagd aangegeven dat zij haar aanvullende vragen handhaaft. [verzoeker] heeft daartegen geen verweer gevoerd en de rechtbank ziet geen reden om de aanvullende vragen niet aan de deskundige voor te leggen.
de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen
3.5.
Beide partijen hebben zich wat betreft de persoon van de deskundige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het deskundigenbureau van de rechtbank heeft de heer ing. G. Taal (hierna: Taal) benaderd die zich bereid en in staat heeft verklaard om als deskundige op te treden. De rechtbank gaat dan ook over tot benoeming van Taal als deskundige. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
3.6.
De rechtbank acht het van belang de deskundige binnen de grenzen van de opdracht vrij te laten in de inrichting van het onderzoek en het aan de deskundige over te laten welke informatie uit het procesdossier hij al dan niet bij het opstellen van zijn rapport betrekt. De rechtbank bepaalt daarom niet welke stukken de deskundige al dan niet bij het opstellen van zijn conceptrapport dient te betrekken.
het voorschot
3.7.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de deskundige opgestelde begroting van het voorschot van € 2.516,80 inclusief btw. Zij hebben daartegen geen bezwaar gemaakt.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat beide partijen een deel van het voorschot moeten betalen: [verzoeker] het deel voor de vragen over de redelijke prijs van de werkzaamheden (vraag 1 tot en met 4 onder 4.1) en [verweerster] het deel voor de vragen over de deugdelijkheid van het werk (vraag 5 tot en met 7 onder 4.1). Overeenkomstig de uitsplitsing van het voorschot per onderwerp van Taal moet [verzoeker] € 1.984,40 inclusief btw en [verweerster]
€ 532,40 inclusief btw aan voorschot betalen. Partijen krijgen hiervoor een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.
de medewerkingsplicht
3.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank werkt deze verplichting uit in de beslissing. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
3.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
overig
3.11.
Omdat [verweerster] van de rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, is [verzoeker] niet gehouden om haar op grond van artikel 206 Rv ‘oud’ een afschrift van deze beschikking te zenden.
proceskosten
3.12.
[verweerster] heeft verzocht [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank ziet daar geen aanleiding voor nu het verzoek van [verzoeker] is toegewezen. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Zijn de bedragen van de in totaal in rekening gebrachte materiaalkosten redelijk?
Indien het antwoord op vraag 1 ‘nee’ is, wat is een redelijk bedrag van de materiaalkosten?
Staat het aantal manuren in de eindafrekening in redelijke verhouding tot de verrichte werkzaamheden?
(a) timmerwerk zolder (52 manuren);
(b) gibo-wanden begane grond en eerste verdieping (50 manuren);
(c) groepenkast en installeren van complete nieuwe installatie (60 manuren);
(d) badkamer montage totaal (120 manuren);
(e) montage keuken / aanpassing plafond (koof) (45 manuren);
(f) cv-installatie inclusief materiaal (50 manuren);
(g) toilet montage totaal (32 manuren);
(h) uitbouw voorzijde (67 manuren);
(i) kastenwand garderobe installeren inclusief verlichting (8 manuren);
(j) elektra overkapping schuur (8 manuren).
4. Indien het antwoord op vraag 3 ‘nee’ is, wat is een redelijk aantal uren om de genoemde werkzaamheden uit te voeren?
5. Zijn de werkzaamheden naar behoren en dus conform de daarvoor geldende voorschriften, richtlijnen en toepasselijke normen uitgevoerd?
6. Zo niet, wat zijn dan de eventuele gebreken?
7. Wat zijn de redelijke herstelkosten van eventuele gebreken?
4.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. G. Taal NIVRE-re
directeur en schade-expert bij McLarens
adres: [adres]
[postcode] [woonplaats]
telefoonnummer: [telefoonnummer] (kantoor) / [mobiele nummer] (mobiel)
e-mailadres: gerrit.taal@mclarens.com
het voorschot
4.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 2.516,80 inclusief btw,
4.4.
bepaalt dat partijen ieder een gedeelte van het voorschot, te weten: [verzoeker]
€ 1.984,40 inclusief btw en [verweerster] € 532,40 inclusief btw, dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
4.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
4.6.
bepaalt dat [verzoeker] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
4.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
4.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
4.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
4.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
4.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
4.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overig
4.13.
bepaalt dat de deskundige in geval van onduidelijkheden, vragen of opmerkingen over deze beschikking, het onderzoek of de kosten contact dient op te nemen met het deskundigenbureau van de rechtbank (deskundigenbericht.rb.rotterdam@rechtspraak.nl),
4.14.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Rop en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.
3726 / 2819

Voetnoten

1.Gelet op de datum van indiening van het verzoekschrift is hier het recht dat gold vóór 1 januari 2025 van toepassing (artikel XIIA Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht).