ECLI:NL:RBROT:2025:3450

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/10/695534 / KG ZA 25-193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen hypotheekhouder en eigenaar van een flatwoning met betrekking tot openbare verkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een executiegeschil tussen eiseres, de eigenaar van een flatwoning in Amsterdam, en gedaagde, ABN AMRO Bank N.V., de hypotheekhouder. Eiseres heeft een hypothecaire lening afgesloten bij ABN AMRO voor de financiering van haar woning. Op 16 december 2024 heeft ABN AMRO een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam om een machtiging te verkrijgen om de woning in beheer te nemen en te ontruimen, wat is toegewezen op 3 februari 2025. De openbare verkoop van de woning was gepland op 6 maart 2025. Eiseres heeft in deze procedure gevorderd dat ABN AMRO wordt verboden om gebruik te maken van haar executiebevoegdheid en de woning openbaar te verkopen, met een dwangsom als sanctie bij overtreding. ABN AMRO heeft de vordering afgewezen en betoogd dat zij bevoegd is om de woning te verkopen vanwege een betalingsachterstand en andere omstandigheden, waaronder het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van eiseres bij uitstel van de veiling niet opweegt tegen het belang van ABN AMRO om de woning openbaar te verkopen. De vordering van eiseres is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die zijn begroot op € 1.607,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/695534 / KG ZA 25-193
Uitspraak mondeling vonnis : 6 maart 2025
Afgifte uitgewerkt vonnis : 10 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] , [land] ,
eiseres,
advocaat mr. M.R. de Kok te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.E.W. Danen te Rosmalen.
Partijen worden hierna [eiseres] en ABN AMRO genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 maart 2025, met 7 producties;
  • de mondelinge behandeling op 6 maart 2025;
  • de ter zitting overgelegde productie van ABN AMRO.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van het appartementsrecht met betrekking tot de flatwoning gelegen aan de [adres] in Amsterdam (hierna: de woning). Voor de financiering van de woning heeft zij een hypothecaire lening afgesloten bij ABN AMRO.
2.2.
Op 16 december 2024 heeft ABN AMRO bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van een machtiging als bedoeld in artikel 3:267 BW om de woning in beheer te nemen en onder zich te nemen, met veroordeling van [eiseres] om de woning te ontruimen. [eiseres] is in die procedure niet verschenen. Bij beschikking van 3 februari 2025 (zaak/rekestnummer C/13/761179 / KG RK 24-2041) heeft de voorzieningenrechter ABN AMRO verlof verleend om het beheersbeding in te roepen en om de woning onder zich te nemen c.q. te ontruimen, en [eiseres] veroordeeld om de woning te ontruimen.
2.3.
De openbare verkoop is gepland op 6 maart 2025.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. ABN AMRO te verbieden voor een periode van drie maanden gebruik te maken van haar executiebevoegdheid, meer in het bijzonder een verbod voor ABN AMRO om de woning aan de [adres] ( [postcode] ) in Amsterdam openbaar te koop aan te bieden en op 6 maart 2025 en de komende drie maanden aan een derde te verkopen, in de meest brede zin van deze woorden, op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 indien ABN AMRO zich niet aan dit verbod houdt en aanvullend een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 250.000,00;
II. ABN AMRO te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
ABN AMRO concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft ABN AMRO het op 16 december 2024 ingediende verzoekschrift en de beschikking van de voorzieningenrechter van 3 februari 2025 overgelegd. Op basis van die beschikking is ABN AMRO bevoegd om de woning te laten ontruimen. De bevoegdheid om de woning openbaar te verkopen volgt uit de opzegging van de hypothecaire geldlening en het niet voldoen van het uitstaande saldo.
4.2.
De voorzieningenrechter kan de schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking slechts bevelen ingeval van misbruik van bevoegdheid (artikel 3:13 BW). Daarvan kan sprake zijn als de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan.
4.3.
[eiseres] stelt dat zij pas op 26 februari 2025 bekend werd met de openbare verkoop van de woning op 6 maart 2025. Tegelijkertijd hadden VvE [naam VvE] (hierna: de VvE) en de belastingdienst beslag gelegd op de woning vanwege achterstallige VvE-bijdragen respectievelijk niet-betaalde inkomstenbelasting. [eiseres] heeft toen contact opgenomen met de gemachtigde van ABN AMRO (Flanderijn). De gemachtigde heeft [eiseres] voorgehouden dat de openbare verkoop alleen kon worden afgewend als zij de betalingsachterstand en kosten aan ABN AMRO zou betalen en de VvE en de belastingdienst met een uitstel instemden. [eiseres] heeft stukken waarvan zij stelt dat het overboekingsbewijzen zijn, gemaild naar de gemachtigde. De VvE en de belastingdienst hebben op 5 maart 2025 doorgegeven in te stemmen met een uitstel van de veiling. Daarmee heeft [eiseres] volgens haar voldaan aan de voorwaarden van ABN AMRO. Door toch met de verkoop door te gaan, maakt ABN AMRO misbruik van executiebevoegdheid. [eiseres] wenst uitstel van de openbare verkoop, zodat zij de gelegenheid heeft om de woning zelf onderhands te kunnen verkopen. Zij heeft al twee potentiële kopers op het oog, aldus [eiseres] .
4.4.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het belang van [eiseres] bij uitstel van de veiling niet opweegt tegen het belang van ABN AMRO om tot openbare verkoop over te gaan. Dat wordt hierna toegelicht.
4.5.
Het betoog van [eiseres] in haar dagvaarding is verre van compleet. ABN AMRO heeft ter zitting toegelicht dat zij de verzoekschriftprocedure tot het mogen inroepen van het beheers- en ontruimingsbeding heeft ingesteld nadat de geldlening was opgezegd. Dat is gebeurd omdat sprake was van een betalingsachterstand, de woning op last van de gemeente was gesloten in verband met een hennepkwekerij en gebleken was dat de woning al geruime tijd niet werd bewoond door [eiseres] . Toen de deurwaarder op basis van de beschikking van 3 februari 2025 de woning wilde ontruimen, constateerde hij dat er wederom een hennepkwekerij werd geëxploiteerd in de woning. De toelichting van ABN AMRO is onderbouwd en sluit aan op de informatie in de mailcorrespondentie die zich in het procesdossier bevindt. Aldus is ABN AMRO bij haar besluit om de woning openbaar te verkopen, niet over één nacht ijs gegaan.
4.6.
ABN AMRO wijst erop dat zij de gestelde betalingen niet heeft ontvangen.
De voorzieningenrechter zet vraagtekens bij de door [eiseres] overgelegde overboekingsbewijzen van betalingen die uit de Verenigde Staten afkomstig zouden zijn. Deze stukken zijn niet duidelijk genoeg om aan te nemen dat de vermelde bedragen daadwerkelijk zijn of worden ontvangen door ABN AMRO. Anders dan [eiseres] meent, houdt betaling van een bedrag in dat de begunstigde het moet hebben ontvangen. Zij heeft dus niet voldaan aan de voorwaarden van ABN AMRO om de openbare verkoop af te wenden.
4.7.
Verder is van belang dat [eiseres] geen enkele onderbouwing van of toelichting over de twee potentiële kopers heeft gegeven. Zo is niet bekend welk bedrag de kopers hebben geboden en onder welke voorwaarden zij willen kopen. Het lag op de weg van [eiseres] om daarover duidelijkheid te verschaffen. Bovendien heeft ABN AMRO onweersproken gesteld dat [eiseres] in een eerder stadium niet heeft willen meewerken aan handelingen die nodig waren om op voorstel van ABN AMRO de woning onderhands te verkopen.
4.8.
ABN AMRO heeft gemotiveerd toegelicht dat een uitstel van de openbare verkoop leidt tot hogere kosten, in de vorm van extra veilingkosten, en waarschijnlijk tot lagere opbrengsten. Handelaren kunnen volgens haar zien dat een woning voor een tweede keer in korte tijd wordt aangeboden, wat, zo is de ervaring, leidt tot vragen en lagere biedingen. Een lagere bieding is bovendien niet uit te sluiten nu voor de hand ligt dat ABN AMRO tijdens de veiling van de woning meedeelt dat daarin recentelijk een hennepkwekerij is aangetroffen.
4.9.
Slotsom is dat er aan de kant van ABN AMRO geen sprake is van misbruik van executiebevoegdheid. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
4.10.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van ABN AMRO veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.607,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.607,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als zij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
2091 / 2009