In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor tuinaanleg. De eiser, vertegenwoordigd door de advocaten mr. V.J.R. Tjien-Fooh en mr. N. Badawi, heeft de gedaagde, die zelf procedeert, aangeklaagd wegens gebreken in de uitgevoerde werkzaamheden. De gedaagde had op 1 september 2022 een offerte uitgebracht voor het aanleggen van een nieuwe tuin, maar de eiser heeft na de uitvoering van de werkzaamheden gebreken geconstateerd en de gedaagde in gebreke gesteld. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de gedaagde de gebreken niet hersteld. De eiser heeft vervolgens een rapport laten opstellen door een extern bedrijf, waaruit bleek dat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd. De eiser heeft zijn vordering omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, die door de kantonrechter is toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was en dat de eiser recht had op schadevergoeding voor de herstelkosten en de incassokosten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.815,04, plus rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.