ECLI:NL:RBROT:2025:3444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
ROT 25/1453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens niet blijvende zorgbehoefte

In deze zaak heeft verzoekster op 13 november 2024 een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft deze aanvraag op 30 januari 2025 afgewezen, omdat niet is gebleken dat de zorgbehoefte van verzoekster blijvend is. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als die van het CIZ aanwezig waren.

Verzoekster, die sinds vier jaar kampt met angst- en dwangklachten, heeft in 2023 de diagnose obsessief-compulsieve stoornis (OCS) gekregen. Ondanks eerdere behandelingen, waaronder medicatie en een psychologische behandeling bij ggz-instelling Antes, is de zorg moeilijk op gang gekomen door gebrek aan motivatie en ziekte-inzicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een psychische stoornis aanwezig is en dat 24-uurs zorg in de nabijheid noodzakelijk is, maar heeft geoordeeld dat de zorgbehoefte niet blijvend is. Dit oordeel is gebaseerd op het medisch advies van een indicatiesteller van het CIZ, die concludeerde dat de beperkingen van verzoekster mogelijk kunnen worden verminderd door behandeling.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekster geen bewijs heeft geleverd dat de conclusies van het medisch advies onjuist zijn. De voorzieningenrechter benadrukt dat behandeling van de psychische klachten voorliggend is op de Wlz en dat verzoekster zich kan wenden tot de gemeente of zorgverzekeraar voor zorg en ondersteuning. De uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1453

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit Rotterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Kaplan),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Inleiding

1.1.
Verzoekster heeft op 13 november 2024 een aanvraag gedaan voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
CIZ heeft deze aanvraag met het besluit van 30 januari 2025 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het CIZ.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2. Verzoekster (1971) kampt sinds vier jaar met angst- en dwangklachten. In 2022 is zij door de praktijkondersteuner van de huisarts doorverwezen naar ggz-instelling Antes voor een intensieve deeltijdbehandeling. In 2023 is bij verzoekster een obsessief-compulsieve stoornis (OCS) vastgesteld. Er is sprake van smetvrees, overmatig (handen) wassen en schoonmaken (met chloor). Bij Antes heeft een intake plaatsgevonden en verzoekster is (in najaar 2023) akkoord gegaan met een psychologische, ambulante behandeling gericht op de dwangklachten. De zorg kwam echter moeilijk van de grond vanwege een gebrek aan behandelmotivatie bij verzoekster en haar familie en vanwege andere, familie-gerelateerde factoren. Verzoekster bagatelliseert haar klachten en heeft weinig ziekte-inzicht. In maart 2024 is de (reeds gestagneerde) behandeling bij Antes in overleg met de familie gestaakt. De eerdere behandeling met alleen medicatie had slechts een beperkt effect op de dwangklachten. Momenteel ligt verzoekster voornamelijk in bed, vermagert zij en moet zij voortdurend in de gaten worden gehouden. Eventuele zorg in een verplicht kader (gedwongen opname) wordt door de familie afgehouden, zij hopen op spontane verbetering bij verzoekster.
3. Op 14 januari 2025 heeft een indicatiesteller van het CIZ verzoekster thuis bezocht en haar stoornissen en beperkingen geïnventariseerd. De echtgenoot van verzoekster was hierbij aanwezig. Op 28 januari 2025 heeft medisch adviseur [persoon A] ( [persoon A] ) een medisch advies opgesteld. Daarin concludeert [persoon A] op basis van het huisbezoek, het dossieronderzoek, de (schriftelijke) informatie van de huisarts en de behandelaars bij Antes dat bij verzoekster de grondslag ‘psychische stoornissen’ kan worden vastgesteld evenals de noodzaak voor 24-uurs zorg in de nabijheid. Het kan echter niet worden vastgesteld dat de zorgbehoefte blijvend is. Het opstarten van een behandeling, zo nodig in een gedwongen kader, bij verzoekster is, ook gezien haar leeftijd, voorliggend. Daarbij lijkt verder onderzoek aangewezen om te zien of het huidige functioneren te verklaren is vanuit alleen de OCS.
Waar gaat deze zaak om?
4. Het CIZ heeft de aanvraag afgewezen met verwijzing naar de inhoud en conclusies van het medisch advies van 28 januari 2025. Het CIZ adviseert verzoekster om zich voor zorg en ondersteuning tot de gemeente (Wmo) of de zorgverzekeraar (Zvw) te wenden.
5. Verzoekster kan zich niet vinden in dit besluit. Zij wil met haar verzoek bereiken dat haar al gedurende de bezwaarfase blijvende zorg op grond van de Wlz wordt toegekend.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. Bij verzoekster is vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis en dat 24-uurs zorg in de nabijheid noodzakelijk is. De voorzieningenrechter wil gezien de zorgbehoefte van verzoekster het spoedeisend belang in deze zaak wel aannemen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9. Op deze uitspraak is het juridisch kader van toepassing zoals opgenomen in de bijlage.
10. Niet in geschil is dat bij verzoekster sprake is van een psychische stoornis en een behoefte aan 24-uurs zorg in de nabijheid. Partijen verschillen met name van mening over de vraag of de zorgbehoefte blijvend is. Het CIZ stelt zich, in navolging van het medisch advies van [persoon A] , op goede gronden op het standpunt dat niet is gebleken van een blijvende zorgbehoefte in verzoeksters situatie. De beperkingen van verzoekster kunnen ook worden verminderd of opgeheven door behandeling van de psychische klachten, desnoods in een gedwongen kader. Ook omdat verzoekster nog relatief jong is en tot vier jaar geleden van psychiatrische klachten nog geen sprake was. Een dergelijke behandeling is voorliggend op de Wlz.
11. Verzoekster heeft geen stukken overlegd waaruit blijkt dat aan (de conclusies van) het medisch advies moet worden getwijfeld. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om te oordelen dat het CIZ niet in redelijkheid van dit medisch advies heeft mogen uitgaan. De verklaring van de huisarts waar de gemachtigde van verzoekster ter zitting op heeft gewezen is immers door de medisch adviseur in het advies betrokken en doet daarom niets af aan dat advies.
12. De voorzieningenrechter kan verzoekster niet volgen in de stelling dat de behoefte aan 24-uurs zorg blijvend is, juist omdat zij geen behandeling wil. Een dergelijke benadering is ook niet in het voordeel van verzoekster. Volgens het medisch advies is behandeling van de psychische klachten in verzoeksters geval (nog steeds) mogelijk en zijn er voorliggende voorzieningen om die behandeling aan verzoekster te blijven verlenen. Verzoekster kan een aanvraag doen voor (uitbreiding van de) zorg of begeleiding op grond van de Wmo of de Zvw. Behandeling is daarom voorliggend op de Wlz. De behandeling bij Antes is destijds niet van de grond gekomen, omdat verzoekster geen ziekte-inzicht heeft en daarom niet behandeld wilde worden. Dit betekent niet dat behandeling niet (meer) mogelijk is. Het ontbreken van enig ziekte-inzicht betekent dat anderen voor verzoekster zullen moeten beslissen dat die behandeling er komt. De voorzieningenrechter begrijpt dat de familie hoopt op spontane verbetering van de klachten, toch zal zonder behandeling geen verbetering kunnen optreden. De voorzieningenrechter sluit daarbij niet uit dat het uiteindelijk zal moeten komen tot zorg in een verplicht kader.
13. De voorzieningenrechter merkt nog op dat tijdens de zitting ook is besproken dat de echtgenoot van verzoekster desgewenst een beroep kan doen op het steunsysteem van de gemeente om minder overbelast te raken. Hierbij valt te denken aan het aanvragen van een persoonsgebonden budget voor het verlenen van (extra) mantelzorg.
14. De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: 1.

Bijlage: juridisch kader

Wet langdurige zorg
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een
blijvendebehoefte heeft aan:
permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Volgens het tweede lid van artikel 3.2.1 wordt in het eerste lid verstaan onder:
blijvend: van niet voorbijgaande aard;
permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.