ECLI:NL:RBROT:2025:3418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
11580626 VV EXPL 25-131
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de ten uitvoerlegging van een verstekvonnis in kort geding met betrekking tot huur en schuldhulpverlening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, vertegenwoordigd door mr. C.C.J.L. Huurman, en de Stichting HEF WONEN, de verhuurder die niet is verschenen. De huurder had een vordering ingesteld tot schorsing van de ten uitvoerlegging van een eerder verstekvonnis van 28 januari 2025, waarin de huurovereenkomst was ontbonden en de huurder was veroordeeld tot ontruiming van de woning. De huurder stelde dat zij inmiddels beschermingsbewind had aangevraagd en dat ontruiming haar schuldhulpverleningstraject zou doorkruisen, wat zou leiden tot ernstige gevolgen voor haar en haar twee kinderen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van de huurder bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis. De rechter heeft de ten uitvoerlegging van het verstekvonnis voor de duur van zes maanden geschorst, of zoveel eerder als er uitspraak is gedaan in de verzetprocedure. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de verhuurder, Hef Wonen, toegewezen aan de huurder, omdat deze ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de noodzaak van een belangenafweging in kort geding procedures, vooral in gevallen waar de sociale omstandigheden van de huurder in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11580626 VV EXPL 25-131
datum uitspraak: 11 maart 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman,
tegen
Stichting HEF WONEN,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘Hef Wonen’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 maart 2024 (bedoeld zal zijn 2025), met bijlagen;
  • de e-mail van 10 maart 2025 van mr. Huurman, met bijlagen.
1.2.
Op 11 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting met [eiseres] en mr. Huurman besproken. Hef Wonen is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat deze spoed aanwezig is.
2.2.
Bij verstekvonnis van 28 januari 2025 (zaaknummer:11450513 CV EXPL 24-31682) is de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan [adres] ontbonden en is [eiseres] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. Dit vonnis is op 20 februari 2025 betekend aan [eiseres] met de aanzegging dat het gehuurde op woensdag 12 maart 2025 vanaf 08.00 uur zal worden ontruimd. De vordering in dit kortgeding strekt er toe om de ten uitvoerlegging van het vonnis van 28 januari 2025 te schorsen in afwachting van de uitkomst van de door [eiseres] ingestelde verzetprocedure.
2.3.
De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 28 januari 2025 uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd en de uitkomst van het verzet niet hoeft te worden afgewacht. De beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet gemotiveerd. Bij de beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dat vonnis moet om die reden een belangenafweging plaatsvinden. Onderzocht moet worden of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door haar ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Hef Wonen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het verzet moet buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de kort gedingrechter in zijn oordeelsvorming betrekken of het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag/overduidelijke vergissing.
2.4.
De kantonrechter zal de ten uitvoerlegging van het verstekvonnis van 28 januari 2025 schorsen voor de duur van 6 maanden of zoveel eerder als uitspraak is gedaan door de rechtbank in de verzetprocedure. Hierna wordt deze beslissing uitgelegd.
2.5.
[eiseres] heeft gesteld dat zij inmiddels beschermingsbewind heeft aangevraagd, zich heeft aangemeld bij Geldplein Rotterdam en dat zij de lopende huur kan en zal betalen zolang het bewind nog niet is uitgesproken. Desgevraagd heeft zij verklaard niet eerder orde op zaken te hebben kunnen stellen vanwege persoonlijke problemen. Zij beseft nu dat zij hulp van anderen nodig heeft bij het oplossen van haar schulden en is gemotiveerd er alles aan te doen om dit tot een succes te maken. Zij heeft ook gesteld dat zij met twee kinderen, een van 14 en een van 20 jaar, samen in de woning woont.
2.6.
Het spreekt voor zich dat Hef Wonen belang heeft bij een huurder die tijdig en volledig aan haar betalingsverplichtingen voldoet. [eiseres] heeft daar niet volledig aan voldaan. Dat laat echter onverlet dat het belang van [eiseres] in dit geval zwaarder weegt dan dat van Hef Wonen. Ontruiming zou het ingang gezette schuldhulpverleningstraject doorkruisen en in de weg staan aan het oplossen van haar schulden. [eiseres] zal dan met haar twee kinderen op straat komen te staan. [eiseres] heeft weliswaar pas in een zeer laat stadium hulp ingeschakeld, maar die omstandigheid alleen is onvoldoende om de balans in het voordeel van Hef Wonen te laten uitvallen.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van Hef Wonen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Hef Wonen aan [eiseres] moet betalen op € 90,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 768,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard , omdat [eiseres] dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
schorst de ten uitvoerlegging van het verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2025 (zaaknummer: 11450513 CV EXPL 24-31682) voor de duur van zes maanden na de datum van dit vonnis dan wel zoveel eerder als door de rechtbank uitspraak is gedaan op het door [eiseres] ingestelde verzet tegen dit verstekvonnis;
3.2.
veroordeelt Hef Wonen in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 768,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
754