Op 28 februari 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.N. Sardjoe, tegen rechter mr. S. Wierink. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig zou zijn, omdat de planning van de mondelinge behandeling niet in overeenstemming was met de opgegeven verhinderdata van de advocaat van verzoeker. Verzoeker stelde dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden en dat er sprake was van zowel subjectieve als objectieve partijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking, voor zover het betrekking had op verzoeken waarop de rechter al mondeling uitspraak had gedaan, niet-ontvankelijk was. Voor de resterende verzoeken was verzoeker wel ontvankelijk, maar de wrakingskamer concludeerde dat de gang van zaken rondom de planning van de zitting niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek werd in zijn geheel afgewezen.