Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam veroordeelde] , veroordeelde,
Feiten
Procedure
Standpunt veroordeelde
Standpunt officier van justitie
Beoordeling
Beslissing
verklaart het bezwaar gegrond;
13 april 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan over een bezwaar tegen de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van een veroordeelde. De veroordeelde was op 5 mei 2024 voorwaardelijk in vrijheid gesteld na een gevangenisstraf van vijf jaar, opgelegd door het gerechtshof Den Haag op 28 maart 2023. Het Openbaar Ministerie (OM) besloot op 9 januari 2025 de v.i. van de veroordeelde gedeeltelijk te herroepen voor de duur van 120 dagen, op basis van een advies van de reclassering. De rechtbank heeft het bezwaar van de veroordeelde gegrond verklaard, omdat het OM onvoldoende rekening had gehouden met de gevolgen van de herroeping voor de huisvesting en werk van de veroordeelde. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zijn baan als assistent-makelaar en zijn woning zou verliezen als hij langer dan drie maanden in detentie moest verblijven. De rechtbank benadrukte het belang van stabiliteit op de leefgebieden huisvesting en werk en oordeelde dat de v.i. niet voor 120 dagen kon worden herroepen, maar dat de veroordeelde na 90 dagen voorwaardelijk in vrijheid moest worden gesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.