ECLI:NL:RBROT:2025:3355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
71/107520-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van de handel in cocaïne, voorbereidingshandelingen daartoe en gewoontewitwassen van grote contante geldbedragen en luxegoederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de handel in cocaïne, voorbereidingshandelingen daartoe en gewoontewitwassen. De verdachte had een organiserende en coördinerende rol in de drugshandel en het witwassen van grote contante geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 11 januari 2020 tot en met 15 februari 2020, samen met anderen, opzettelijk 37 kilogram cocaïne heeft verkocht en afgeleverd. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 januari 2020 tot en met 12 december 2023 een gewoonte heeft gemaakt van witwassen, waarbij aanzienlijke geldbedragen zijn betrokken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, maar werd wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van het verkopen en afleveren van cocaïne en het gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om een legale herkomst van de aangetroffen geldbedragen te verklaren, wat het vermoeden van witwassen versterkte. De rechtbank heeft ook in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, waaronder een aanzienlijk geldbedrag en elastiekjes met DNA-sporen van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/107520-23
Datum uitspraak: 28 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1974,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In het strafrechtelijk onderzoek Argus is onderzoek gedaan naar criminele samenwerkingsverbanden van gebruikers van cryptocommunicatie via de aanbieder Sky-ECC. Binnen onderzoek 26Linea werd medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: medeverdachte [voornaam medeverdachte] ) geïdentificeerd als gebruiker van het Sky-account [accountnaam 1] . Uit de analyse van de Sky-data ontstond het vermoeden dat de medeverdachte [voornaam medeverdachte] een belangrijke rol vervulde bij de internationale handel in verdovende middelen tussen Zuid-Amerika en Europa. Vervolgens werd het onderzoek 26Amou opgestart waarbij de Sky-ID accounts [accountnaam 2] (hierna: [accountnaam 2] ) en [accountnaam 3] (hierna: [accountnaam 3] ) in beeld kwamen. Deze Sky-ID’s zouden volgens politie hebben deelgenomen aan chats die betrekking hebben op de handel in verdovende middelen en het witwassen van geld.
Identificatie verdachte
Op 9 maart 2021 zijn twee cryptotelefoon in beslag genomen in de woning op de [adres 2] in Den Haag. De telefoons werden aangetroffen in dezelfde ruimte waar de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) zich op dat moment bevonden. De ene telefoon maakte gebruik van het Sky-ID account [accountnaam 2] , de andere telefoon van het account [accountnaam 4] (hierna [accountnaam 4] ). Uit het onderzoek 26Linea blijken beide voormelde Sky-ID’s chatcontacten te zijn van medeverdachte [voornaam medeverdachte] . Uit onderzoek blijkt voorts dat de identiteit van de gebruiker van het account [accountnaam 4] medeverdachte [medeverdachte 2] is, die ook is gekoppeld aan het Sky-ID account [accountnaam 5] (hierna: [accountnaam 5] ). De gebruiker van het account [accountnaam 3] stuurde op 5 augustus 2020 een bericht naar het account [accountnaam 5] dat hij die dag jarig was. De geboortedag van de verdachte is 5 augustus 1974. De actieve periodes van de Sky-accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2] volgen elkaar op en gebruiken identieke wachtwoorden en nicknames en hebben dezelfde reseller. Ook worden de beide accounts door de medeverdachte [voornaam medeverdachte] aangesproken als ‘ [naam] ’. Uit zendmastgegevens is tot slot gebleken dat de beide accounts in de nachtelijke uren vaak hetzelfde GSM-dekkingsbied (nabij de [straatnaam] in Den Haag) aanstralen. Dit betreft de woning waar de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] zich bevonden toen de twee hiervoor vermelde cryptotelefoons in beslag zijn genomen.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker was van de Sky-ID accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2] . Voor zover door de raadsman is aangevoerd dat een andere persoon binnen de ten laste gelegde periode (ook) gebruik zou hebben gemaakt van deze Sky-accounts, is dit op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Bovendien heeft de verdediging niet concreet gemaakt of aangegeven welke berichten niet door de verdachte, maar door een ander zouden zijn verstuurd.
4.2.
Feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, omdat sprake is geweest van verlengde invoer van cocaïne. In de periode van 12 januari tot en met 15 februari 2020 hebben meerdere overdrachten van blokken cocaïne plaatsgevonden. Gezien de hoeveelheden en de verpakkingswijze bevonden deze blokken zich - op het moment dat deze verschenen in de Sky-ECC chats - nog in de invoerketen waar verlengde invoer op ziet. De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode ook gesprekken gevoerd die betrekking hebben op het vervoeren en invoeren van verdovende middelen uit bronlanden. Het verspreiden en feitelijk overdragen van de blokken cocaïne valt daarmee binnen de reikwijdte van verlengde invoer.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank leidt uit de Sky-berichten af dat er in de periode van 12 januari 2020 tot en met 15 februari 2020 tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] enerzijds en de medeverdachte [medeverdachte 3] anderzijds, zes overdrachten van kilo’s cocaïne hebben plaatsgevonden. Niet alleen worden er in de chats overdrachten opgezet en aangekondigd, uit de gesprekken kan ook worden afgeleid dat de overdrachten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Dit is anders voor de ten laste gelegde overdracht van 4 kilogram cocaïne op 24 januari 2020, aangezien het dossier geen chats bevat over een mogelijke overdracht op deze datum. De verdachte zal voor deze overdracht partieel worden vrijgesproken. In totaal is er 17 kilogram cocaïne van de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte 3] overgedragen. Daarnaast heeft de verdachte op 14 januari 2020 20 kilogram cocaïne voorhanden gehad die is overgedragen aan een ander.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid wanneer en hoe deze specifieke partijen met blokken cocaïne Nederland zijn binnengekomen. De rechtbank is om die reden van oordeel dat niet kan worden gesproken van verlengde invoer. Het feit dat ná voormelde periode in chats wordt gesproken over de mogelijke invoer van cocaïne maakt dat niet anders, omdat dit niet kan zien op de hiervoor genoemde zes partijen cocaïne. Ook anderszins is overigens niet gebleken dat er daadwerkelijk cocaïne is ingevoerd door de verdachte en de medeverdachten in de ten laste gelegde periode.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van 37 kilogram cocaïne acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd, nu de verdachte niet geïdentificeerd kan worden als de enige gebruiker van Sky-accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2] .
4.3.2.
Beoordeling
Reeds in de inleiding heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van Sky-accounts [accountnaam 3] en [accountnaam 2] . Gelet op de grote hoeveelheid Sky-ECC berichten waarin door de verdachte wordt gechat over de (voorbereidingen en plannen voor) de invoer, dan wel de verkoop van cocaïne, acht de rechtbank het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Feit 3
4.4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de bedragen die in de Sky-chats worden genoemd nergens daadwerkelijk zijn aangetroffen. Uit deze chats blijkt ook niet dat de verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad of hier beschikkingsmacht over had. Ten aanzien van het geldbedrag in de woning op de [adres 3] te Den Haag is aangevoerd dat dit niet de woning of verblijfplaats van de verdachte is en dat er meerdere onbekend gebleven personen toegang hadden tot deze woning. Het aantreffen van het DNA van de verdachte op enkele elastiekjes die om bundels geld zaten, kan ook niet als voldoende bewijs dienen voor het voorhanden hebben van die contanten. Elastiekjes zijn immers verplaatsbare objecten en er zijn DNA-sporen van meerdere personen op de elastiekjes aangetroffen. Ten aanzien van de € 310.000,- die genoemd wordt in een notitie die in bovengenoemde woning is aangetroffen, geldt dat nergens uit blijkt dat de verdachte dit bedrag voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Er kan tot slot geen sprake zijn van gewoontewitwassen, nu er geen sprake is van een voortdurende periode.
4.4.2.
Beoordeling
Witwassen geldbedragen uit eigen misdrijf
Uit de Sky-berichten tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [voornaam medeverdachte] volgt dat er geldoverdrachten hebben plaatsgevonden op 16, 17 en 23 januari 2020 en op 15 februari 2020. Uit deze chats volgt dat de geldbedragen van € 324.000,-, € 220.000,-, € 230.350,- en € 84.900,- waarover wordt gesproken, bedoeld waren voor de aankoop dan wel (door)verkoop van cocaïne en dat deze bedragen ook daadwerkelijk zijn overgedragen aan de verdachte of een medeverdachte. Dit blijkt onder meer uit een ‘administratief overzicht’ dat naar de verdachte wordt gestuurd en waarin twee van deze bedragen worden genoemd (€ 324.000,-, € 220.000,-) en uit het feit dat de verdachte ten aanzien van de twee andere bedragen (€ 230.350,- en € 84.900,-) in de chats benoemt dat hij deze bedragen heeft gecheckt dan wel nageteld. De verdachte en zijn medeverdachten hebben dus de beschikking gehad over deze geldbedragen. Dat de verdachte mogelijk niet al deze geldbedragen zelf in handen heeft gehad, doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de hierboven genoemde bedragen (€ 324.000,-, € 220.000,-, € 230.350,- en € 84.900,-) afkomstig zijn uit eigen misdrijf, namelijk de handel in cocaïne. De verdachte heeft deze geldbedragen samen met anderen witgewassen door deze te verwerven, voorhanden te hebben en over te dragen.
Witwassen geldbedrag zonder brondelict
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, zal volgens vaste jurisprudentie allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier onder meer de volgende feiten en omstandigheden vast.
Van de verdachte is in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2023 geen legaal inkomen bekend, behalve ontvangen zorgtoeslag over de jaren 2022 en 2023.
Uit het dossier volgt dat er aanzienlijke geldbedragen zijn aangetroffen in de woning op de [adres 3] te Den Haag, waaronder een geldbedrag van € 298.800,-. Dit geldbedrag was in grote coupures verpakt met elastiekjes in een plastic tas. Op deze elastiekjes is het DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen. Daarbij komt dat de verdachte vele malen heeft verbleven in deze woning in de dagen/weken voorafgaand aan de doorzoeking op 12 december 2023 en daar ook overnachtte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over het geldbedrag van € 298.800,-.
Dit is anders ten aanzien van het ten laste gelegde bedrag van € 310.000,-, dat met de datum van 14 november 2023 ernaast in een notitieboekje stond geschreven dat ook in de woning is aangetroffen. Zonder nader onderzoek aan dit notitieboekje kan, gelet op het feit dat meerdere mensen toegang hadden tot de woning, niet zonder meer worden vastgesteld dat dit boekje aan de verdachte toebehoorde of dat hij deze notitie heeft gemaakt. Ook is niet vast komen te staan dat het geldbedrag van € 310.000,- in de plastic tas zat waarmee de verdachte de woning heeft verlaten op de datum die in het notitieboekje stond vermeld.
Witwasvermoeden
Het feit dat de verdachte geen legaal inkomen had, zich bezighield met drugshandel en kon beschikken over de hierboven genoemde grote som contant geld (€ 298.800,-), rechtvaardigt het vermoeden dat dit bedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft geen enkele verklaring afgelegd over de herkomst van het hierboven genoemde geldbedrag. Hij heeft het witwasvermoeden met andere woorden niet weerlegd.
Conclusie
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het hierboven genoemde geldbedrag een legale herkomst heeft en dat de verdachte dit heeft geweten. De verdachte heeft dit bedrag samen met anderen witgewassen door dit te verwerven en voorhanden te hebben.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende overtuigende bewijsmiddelen bevat dat de verdachte ook wetenschap en beschikkingsmacht had over de andere aangetroffen gelden en sieraden in de woning op de [adres 3] Den Haag. De verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode en de frequentie van het witwassen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 subsidiair
hij in de periode 11 januari 2020 tot en met 15 februari 2020,
te Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
ongeveer
37kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten:
op 12 januari 2020: 1 kilogram, en;
op 14 januari 2020: 20 kilogram, en;
op 19 januari 2020: 3 kilogram, en;
op 23 januari 2020: 8 kilogram, en;
op 31 januari 2020: 2 kilogram, en;
op 15 februari 2020: 3 kilogram;
2
hij, in de periode van 22 september 2019 tot en met 8 maart 2021,
in Nederland en Colombia,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden te weten:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, en
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren,
van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
door:
-het stelselmatig via onder andere het crypto-platform Sky-ECC plannen, bespreken en (logistiek) coördineren van de import van cocaïne en de verdere inkoop en de verkoop van cocaïne ( een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I);
3
hij
inde periode van 16 januari 2020 tot en met 12 december 2023,
te Den Haag, althans in Nederland ,
tezamen en in vereniging met anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededaders:
-een geldbedrag van
324.000 euro(op 16 januari 2020) en;
-een geldbedrag van
220.000 euro(op 17 januari 2020) en;
-een geldbedrag van
230.350 euro(op 23 januari 2020) en;
-een geldbedrag van
84.900 euro(op 15 februari 2020) en;
-een geldbedrag van
298.800 euro(aangetroffen in woning op 12 december 2023) ;
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat die voorwerpen– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
3
het medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van de handel in cocaïne, voorbereidingshandelingen daartoe en het gewoontewitwassen van grote contante geldbedragen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte een organiserende en coördinerende rol had bij de drugshandel, bij de voorbereiding van drugstransporten en bij het witwassen van contante geldbedragen die met de drugshandel werden verdiend.
De handel in cocaïne vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Niet alleen de gezondheid en het welzijn worden door deze handel nadelig beïnvloed, ook gaan het gebruik van en de handel in cocaïne gepaard met veel andere vormen van (zware) criminaliteit. Ook door het witwassen van grote geldbedragen heeft de verdachte bijgedragen aan de ontwrichting van de samenleving en het financiële stelsel. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft in zoverre geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 22 november 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend meeweegt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet hierop en gelet op het feit dat de verdachte onder meer zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de volgende in beslag genomen goederen verbeurd zullen worden verklaard:
- Nr. 6 – 298.800 EUR – in beslag genomen op 12 december 2023;
- Nr. 9 t/m 16 – Elastiek voor DNA met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] .
Het onder feit 3 bewezenverklaarde feit is met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen begaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de volgende goederen een last zal worden gegeven tot teruggave aan de verdachte:
- Nr. 8 – telefoon Apple, rose/wit, 797729;
- Nr. 17 – telefoon Apple iPhone met simkaart Lebara [serienummer 1] ;
- Nr. 18 – telefoon Apple iPhone met simkaart Lebara [serienummer 2] .

9.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft primair verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen, subsidiair om deze bij einduitspraak opnieuw te schorsen voor onbepaalde tijd. De officier van justitie heeft zich verzet tegen opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 4 september 2024 geschorst tot de dag waarop de rechtbank de einduitspraak in deze zaak zal doen. Dat betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis op dit moment van rechtswege eindigt. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding om te bepalen dat de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven of dat de verdachte opnieuw zal worden geschorst. De eerder door de rechtbank aangenomen ernstige bezwaren en gronden zijn nog altijd aanwezig. Daarnaast is de eerder gemaakte afweging tussen de persoonlijke belangen van de verdachte en de belangen van strafvordering door de beslissingen in dit vonnis een andere geworden. Deze afweging valt nu in het nadeel van de verdachte uit.
De verzoeken worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3:
- Nr. 6 – 298800 EUR – in beslag genomen op 12 december 2023;
- Nr. 9 t/m 16 – Elastiek voor DNA met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] ;
gelast teruggave aan de verdachte van:
- Nr. 8 – telefoon Apple, rose/wit, 797729;
- Nr. 17 – telefoon Apple iPhone met simkaart Lebara [serienummer 1] ;
- Nr. 18 – telefoon Apple iPhone met simkaart Lebara [serienummer 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en P.T. Verweijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op 28 februari 2025.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

1 primair

hij, op meerdere momenten, in de periode van 22 september 2019 tot en met 8 maart 2021,
te Den Haag en/of Hoofddorp en/of IJmuiden en/of Wateringen, althans in Nederland en/of Colombia,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (verschillende (grote) hoeveelheden) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

1 subsidiair

hij in of omstreeks de periode 11 januari 2020 tot en met 15 februari 2020,
te Den Haag en/of Hoofddorp en/of IJmuiden en/of Wateringen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 41 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten:
op 12 januari 2020: 1 kilogram, en/of;
op 14 januari 2020: 20 kilogram, en/of;
op 19 januari 2020: 3 kilogram, en/of;
op 23 januari 2020: 8 kilogram, en/of;
op 24 januari 2020: 4 kilogram, en/of;
op 31 januari 2020: 2 kilogram. en/of;
op 15 februari 2020: 3 kilogram;
2
hij, in de periode van 22 september 2019 tot en met 8 maart 2021,
te Den Haag en/of Hoofddorp en/of IJmuiden en/of Wateringen, althans in Nederland en/of Colombia,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen te weten:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
-het (stelselmatig) (via onder andere het crypto-platform Sky-ECC) plannen, bespreken en (logistiek) coördineren van de import van (grote partijen) cocaïne en/of de verdere inkoop en de verkoop van cocaïne (in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet);

3

hij op of omstreeks de periode van 16 januari 2020 tot en met 12 december 2023,
te Den Haag en/of Hoofddorp en/of IJmuiden en/of Wateringen, althans in Nederland en/of Colombia,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich meermalig, in ieder geval eenmalig schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), van een of meerdere voorwerp(en), te weten:
-een geldbedrag van
324.000 euro(op of omstreeks 16 januari 2020) [ZD 1 p.24] en/of;
-een geldbedrag van
220.000 euro(op of omstreeks 17 januari 2020) [ZD 1 p.26] en/of;
-een geldbedrag van
230.350 euro(op of omstreeks 23 januari 2020) [ZD 1 §5.1.3] en/of;
-een geldbedrag van
84.900 euro(op of omstreeks 15 februari 2020) [ZD 1 §5.1.3] en/of;
-een geldbedrag van
310.000 euro(op of omstreeks 14 november 2023) [ZD 2 §3.3.3.] en/of;
-een geldbedrag van
353.980 euro(aangetroffen in woning op 12 december 2023) [ZD 2] en/of;
-
diverse sieraden, waaronder een Rolex horloge, twee goudkleurige ringen, twee goudkleurige armbanden en een goudkleurige ketting (aangetroffen in woning op 12 december 2023) [ZD 2],
althans van een of meer voorwerpen
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbenden(n) op bovenomschreven voorwerp (en) is/was en/of wie bovenomschreven
voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben (gehad),
en/of
dit/deze voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.