ECLI:NL:RBROT:2025:3320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
ROT 23/5168 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake standplaatsvergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 16 mei 2024, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had een aanvraag voor een standplaatsvergunning ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam was afgewezen. De rechtbank had de opposant verzocht om zijn beroepsgronden aan te vullen, maar deze waren niet tijdig ingediend. De opposant ontkende de ontvangst van de aangetekende verzuimherstelbrieven en stelde dat hij niet op de hoogte was van de afhaalberichten van PostNL. De rechtbank oordeelde dat het vermoeden van regelmatige postbezorging niet was ontzenuwd en dat de opposant niet had aangetoond dat hij de brieven niet had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5168 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 op het verzet van

[opposant], uit [plaatsnaam], opposant [1] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2024 in het geding tussen
opposant
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, het college
.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 16 mei 2024 waarbij de rechtbank het beroep van opposant met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 16 mei 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep van opposant
4. Het beroep van opposant ging over de afwijzing van de aanvraag van opposant voor een standplaatsvergunning op de locatie [locatie]
[locatie].
4.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 juni 2023 op het bezwaar van opposant is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
4.2.
Op 27 juli 2023 heeft opposant een pro formaberoepschrift ingediend tegen het bestreden besluit. In dit beroepschrift zijn geen beroepsgronden vermeld. De rechtbank heeft opposant tweemaal, namelijk bij aangetekende brief van 31 juli 2023 en 18 januari 2024, verzocht om de beroepsgronden aan te vullen.
De uitspraak van 16 mei 2024
5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant de gronden van het beroep niet tijdig heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld.
Welke verzetgronden voert opposant aan?
6. Opposant ontkent dat hij de aangetekende verzuimherstelbrieven van de rechtbank en een afhaalbericht van PostNL heeft ontvangen. Opposant ontkent ook de niet-aangetekende verzuimherstelbrieven van de rechtbank te hebben ontvangen. Als hij die wel had ontvangen, zou het zijn belang ernstig schaden om daar niet op te reageren. Dat zou hij dan ook niet laten gebeuren.
Opposant geeft aan dat hij niet kan verklaren waarom hij de brieven niet ontvangen heeft. Hij is vanwege zijn gezondheidssituatie bijna altijd thuis is en hij is niet afwezig geweest vanwege een vakantie of andere redenen. Een mogelijke verklaring volgens opposant is dat hij mogelijk de dupe is geworden van de niet op peil zijnde postbezorging van PostNL.
6.1.
Opposant stelt dat het op de weg van de rechtbank had gelegen om hem per e-mail te benaderen. De rechtbank had immers mededeling van PostNL ontvangen dat de aangetekende brief niet kon worden bezorgd. Opposant zegt dat de rechtbank hiermee in gebreke is.
Kan getwijfeld worden of opposant de verzuimherstelbrieven ontvangen heeft?
7. Eiser heeft een pro formaberoepschrift ingediend. De rechtbank heeft opposant per aangetekende brief van 31 juli 2023 een verzuimhersteltermijn van acht weken geboden om de gronden van het beroep in te dienen. De rechtbank heeft deze brief op 18 augustus 2023 onbestelbaar retour ontvangen. Op 21 augustus 2023 heeft de griffier de basisregistratie personen geraadpleegd om te verifiëren dat de brief naar het juiste adres is verzonden. Dit was het geval. Daarop heeft de griffier de brief dezelfde dag per gewone post nogmaals verstuurd. [3] In deze brief is tevens vermeld dat de in de aangetekende brief vermelde termijn niet opnieuw aanvangt.
7.1.
Opposant heeft op 19 december 2023 per e-mail geïnformeerd naar wat er met zijn beroep was gebeurd. De rechtbank heeft opposant per aangetekende brief van 18 januari 2024 nogmaals in de gelegenheid gesteld om de beroepsgronden in te dienen, ditmaal binnen vier weken. De rechtbank heeft deze brief op 6 februari 2024 onbestelbaar retour ontvangen. Op 7 februari heeft de griffier nogmaals de basisregistratie personen geraadpleegd en geverifieerd dat de brief naar het juiste adres is verzonden. De griffier heeft de brief daarom op 7 februari 2024 per gewone post nogmaals verstuurd. In deze brief is tevens vermeld dat de in de aangetekende brief vermelde termijn niet opnieuw aanvangt.
8. Als een brief per aangetekende post is verzonden, wordt in beginsel vermoed dat de brief op regelmatige wijze is bezorgd of ter bezorging is aangeboden. Wanneer PostNL bij het aanbieden van een aangetekende brief niemand thuis treft, wordt een afhaalbericht achtergelaten en komt het eventuele niet ophalen van de brief voor rekening en risico van opposant. Als de geadresseerde ontkent dat hij een afhaalbericht heeft ontvangen, dan ligt het op zijn weg op feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. [4]
8.1.
De aangetekende brieven van 31 juli 2023 en 18 januari 2024 zijn, blijkens het dossier, ter afhaling in een PostNL-punt aanwezig geweest. Opposant heeft deze brieven niet afgehaald, waardoor ze onbestelbaar retour naar de rechtbank zijn verzonden. Opposant stelt dat hij geen afhaalberichten heeft ontvangen. Daarom ligt het op de weg van opposant om het vermoeden dat deze zijn achtergelaten, te ontzenuwen.
8.2.
Naar oordeel van de verzetrechter is opposant daarin niet in geslaagd. De enkele stelling van opposant dat hij bijna altijd thuis is, is daarvoor onvoldoende. De verzetrechter neemt daarbij mede in aanmerking dat beide aangetekende brieven, nadat zij retour zijn gekomen, nogmaals per gewone post aan opposant zijn toegestuurd en hij ook ten aanzien van deze brieven stelt dat hij ze niet heeft ontvangen. De verzetrechter ziet in wat opposant aanvoert over het percentage van de post dat niet of later wordt bezorgd door PostNL evenmin een concreet aanknopingspunt op grond waarvan het achterlaten van de afhaalberichten redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Dit betekent dat het niet afhalen van de aangetekende brieven voor rekening en risico van opposant komt.
8.3.
Deze verzetgrond slaagt niet.
Was de rechtbank gehouden om opposant per e-mail te contacteren?
8.4.
De verzetrechter overweegt bovendien dat opposant het beroepschrift niet op elektronische wijze heeft ingediend en niet expliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij langs de elektronische weg voldoende bereikbaar is. Evenmin heeft opposant in beroep de wens geuit om op elektronische wijze gecontacteerd te worden.
8.5.
Deze verzetgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 16 mei 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Reinders, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dat de griffier dit moet doen staat in artikel 8:38, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit ECLI:NL:RVS:2018:585.