In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ernst & Young Accountants LLP en HDI Global SE over de dekking van proceskosten onder een verzekering. De rechtbank oordeelde dat EY c.s. recht hebben op dekking voor gemaakte proceskosten, waarbij de redelijkheid van deze kosten centraal stond. In een eerder tussenvonnis was al vastgesteld dat EY c.s. recht hadden op dekking, maar zij moesten nog toelichten waarom het gevorderde bedrag aan proceskosten redelijk was. De rechtbank heeft uiteindelijk een bedrag van € 84.000 toegewezen aan EY c.s., na een beoordeling van de argumenten van beide partijen. HDI had betoogd dat de rechtbank terug moest komen op eerdere beslissingen, maar de rechtbank verwierp dit betoog en bleef bij haar eerdere oordelen. De rechtbank oordeelde dat de proceskosten van EY c.s. redelijk waren, en stelde deze vast op € 5.138,43, die door HDI betaald moesten worden. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente toegewezen over de proceskosten en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.