ECLI:NL:RBROT:2025:3245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
C/10/691494 / JE RK 24-2737
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 29 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 16 februari 2024 uit huis is geplaatst vanwege een onhoudbare thuissituatie bij de moeder, die niet in staat was om de nodige zorg en opvoeding te bieden. De vader heeft eveneens aangegeven dat hij [voornaam minderjarige] niet kan verzorgen in zijn huidige gezinsleven. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de minderjarige goed gedijt in het gezinshuis waar zij verblijft en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen om haar ontwikkeling te waarborgen.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 16 augustus 2026, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor zes maanden. Dit is gedaan om de situatie nauwlettend te volgen en om ervoor te zorgen dat de omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en haar ouders goed wordt vormgegeven. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat beide ouders actief meewerken aan de afspraken die gemaakt worden door de gecertificeerde instelling (GI) en dat de GI betrokken blijft bij de situatie. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft ook een pro forma datum vastgesteld voor 1 juli 2025, waarop de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden. De GI is verzocht om een rapportage over de actuele stand van zaken te overleggen aan de kinderrechter en de belanghebbenden. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691494 / JE RK 24-2737
Datum uitspraak: 29 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Apistola, kantoorhoudende te Zwijndrecht,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 december 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek om haar mening kenbaar te maken. [voornaam minderjarige] heeft niet van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van 16 februari 2024 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 februari 2025.
2.4.
Bij beschikking van 27 september 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengd tot 16 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het volgende toe. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] in het gezinshuis en zij heeft het daar naar haar zin. Daarnaast is [voornaam minderjarige] inmiddels op de hoogte van het feit dat, alhoewel eerder nog gewerkt werd aan plaatsing bij vader, haar perspectief in het gezinshuis is bepaald nu de vader heeft aangegeven hiertoe toch geen mogelijkheid te zien. Hoewel dit verdrietig voor haar was, heeft zij zich goed herpakt. Het is positief dat er duidelijkheid is. [voornaam minderjarige] heeft nog enkele vragen aan de vader, maar zij zal deze samen met de gezinshuisouder oppakken en via een brief aan de vader stellen. Voor de komende periode is het belangrijk om de bezoekregeling vorm te geven, waarbij wordt gestreefd naar een weekend bij de moeder en een weekend bij de vader. Hulpverleningsinstantie Curess dient hierbij betrokken te worden, aangezien zij reeds betrokken zijn bij de situatie vanuit het perspectiefonderzoek. Het is van belang dat zij [voornaam minderjarige] eerst nog kunnen observeren tijdens de bezoeken bij de beide ouders om te waarborgen dat de op te zetten omgangsregeling ook echt in haar belang is. Het is belangrijk dat de ouders meewerken aan dit proces, zodat niet een andere partij ingeschakeld hoeft te worden, wat mogelijk vertraging zou opleveren. Vervolgens zal er een toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming worden aangevraagd om te beoordelen of de maatregelen kunnen worden afgesloten.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen de duur van het verzoek en zij verzoekt de maatregelen toe te wijzen voor de duur van zes maanden, met afwijzing van het overige. De moeder is tevreden met de huidige situatie en ziet [voornaam minderjarige] opbloeien. Ook de communicatie tussen de ouders is verbeterd. Het is belangrijk om de situatie zo snel mogelijk over te dragen naar het vrijwillig kader, nu het perspectief van [voornaam minderjarige] duidelijk is. Daartoe dient onderzocht te worden of de bezoekregeling bij beide ouders thuis positief verloopt. Daarnaast blijft de communicatie met de GI een aandachtspunt.

6.Het standpunt van de vader

6.1.
De vader brengt ter zitting het volgende naar voren. Het is van belang om de situatie zo snel mogelijk over te dragen naar het vrijwillig kader, ook omdat de samenwerking met de gezinshuisouder positief is. De vader vraagt zich af waarom de toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming nog niet is aangevraagd. De GI heeft, aldus de vader, veel te veel tijd laten verlopen. Daarnaast mist de vader de onderbouwing waarom begeleiding in huis noodzakelijk is voor de bezoekregeling.

7.De beoordeling

7.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.2.
[voornaam minderjarige] is sinds 16 februari 2024 uit huis geplaatst omdat de thuissituatie bij de moeder onhoudbaar werd. [voornaam minderjarige] had moeite met het reguleren van haar emoties en vertoonde agressief gedrag. De moeder heeft, gelet op haar eigen situatie en problematiek, aangegeven [voornaam minderjarige] niet te kunnen bieden wat zij nodig heeft om zich adequaat te kunnen ontwikkelen. Ook door de vader is aangegeven dat het voor hem niet mogelijk is om [voornaam minderjarige] bij hem en zijn nieuwe partner thuis te verzorgen en op te voeden, vanwege zijn gezinsleven met jonge kinderen. Het perspectief van [voornaam minderjarige] is daarom in het gezinshuis [naam gezinshuis] bepaald, waar zij momenteel verblijft. [voornaam minderjarige] doet het goed in het gezinshuis en profiteert van de structuur, stabiliteit en veiligheid die haar daar geboden wordt. [voornaam minderjarige] heeft positieve stappen gezet in het uiten van haar emoties, vertoont geen agressief gedrag meer en beschadigt zowel zichzelf als haar omgeving niet meer. [voornaam minderjarige] heeft het gegeven dat zij in het gezinshuis kan en mag gaan opgroeien knap opgepakt. De vragen die zij heeft aan zowel haar moeder als haar vader stelt zij hen per brief, hetgeen voor [voornaam minderjarige] een fijne manier is om antwoorden te kunnen krijgen op voor haar belangrijke vragen.
7.3.
Gegeven de ontstane situatie, waarbij nu duidelijk is geworden dat [voornaam minderjarige] zal gaan opgroeien bij [naam gezinshuis] , is het van belang om een goede omgangsregeling vorm te geven tussen [voornaam minderjarige] en haar beide ouders. De inzet van Curess is daartoe noodzakelijk en de kinderrechter heeft ter zitting beide ouders opgeroepen hieraan hun volle medewerking te verlenen zodat voor [voornaam minderjarige] zo snel en goed mogelijk duidelijk wordt hoe de omgang met haar mama en papa geregeld kan en zal worden. Gezien voorgaande is het belangrijk dat de jeugdbeschermer de komende periode betrokken blijft en de regie voert. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . [3] Ook dient het verblijf van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis de komende periode te worden voortgezet, temeer daar haar perspectief daar is bepaald. De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, gezinshuis [naam gezinshuis] . De kinderrechter ziet echter gezien de huidige situatie, waarin een overdracht naar het vrijwillig kader aanstaande is, wel aanleiding om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlengen dan verzocht, te weten voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden, om zodoende vinger aan de pols te houden.
7.4.
Voor de komende periode is het van belang dat de omgangsregeling voor [voornaam minderjarige] goed wordt vormgegeven. Het is belangrijk om duidelijk te krijgen wat [voornaam minderjarige] nodig heeft, zowel wanneer zij bij de moeder als bij de vader verblijft. Dit vereist dat beide ouders zich actief inzetten voor een passende regeling, waarbij zij het belang van [voornaam minderjarige] vooropstellen. Het is belangrijk dat de ouders meewerken met de GI, zodat deze de juiste afspraken kan maken en de benodigde stappen kan zetten om een situatie te creëren die voor [voornaam minderjarige] het beste is.
7.5.
De GI wordt verzocht om één week vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. A. Apistola) te overleggen over de (dan) actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
7.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 16 augustus 2026;
8.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 16 augustus 2026;
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen
8.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma;
8.5.
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en mr. A. Apistola op de genoemde pro forma datum niet ter zitting hoeven te verschijnen;
8.6.
verzoekt de GI uiterlijkéén week vóór de genoemde pro forma datumde kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. A. Apistola) de sub 7.5. verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 5 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
3.Artikel 1:260, eerste lid, BW.