Op 29 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 16 februari 2024 uit huis is geplaatst vanwege een onhoudbare thuissituatie bij de moeder, die niet in staat was om de nodige zorg en opvoeding te bieden. De vader heeft eveneens aangegeven dat hij [voornaam minderjarige] niet kan verzorgen in zijn huidige gezinsleven. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de minderjarige goed gedijt in het gezinshuis waar zij verblijft en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen om haar ontwikkeling te waarborgen.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 16 augustus 2026, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor zes maanden. Dit is gedaan om de situatie nauwlettend te volgen en om ervoor te zorgen dat de omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en haar ouders goed wordt vormgegeven. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat beide ouders actief meewerken aan de afspraken die gemaakt worden door de gecertificeerde instelling (GI) en dat de GI betrokken blijft bij de situatie. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft ook een pro forma datum vastgesteld voor 1 juli 2025, waarop de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden. De GI is verzocht om een rapportage over de actuele stand van zaken te overleggen aan de kinderrechter en de belanghebbenden. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.