Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (het medeplegen van een explosie teweegbrengen);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met de aangeefster [aangeefster] en haar dochter [naam] en een locatieverbod voor de straat van aangeefster, beide verboden dadelijk uitvoerbaar.
4.Waardering van het bewijs
‘Zal ik het vanavond laten gebeuren’, waarop de verdachte antwoordt
‘Ja is goed’. Ook vraagt [medeverdachte 2]
‘Heeft ze kinderen?’. Op 15 oktober 2024 om 03:01 uur stuurt [medeverdachte 2]
‘Ik bn niet gegaan meer was teveel polietie in de buurt en k dacht dat k nig kinderen zag klopt dat?’, waarop de verdachte om 13:50 uur antwoordt
‘Ja 1tje 1 dochter van 13 heeft ze’. [medeverdachte 2] zegt
‘Ja. Vandaag zag meisje sitten’. Vervolgens vraagt de verdachte op 15 oktober 2024 om 17:44 uur
‘Wanneer nu’, waarop [medeverdachte 2] antwoordt
‘Ik ga vnv’. Hierop zegt de verdachte
‘Oke’. Vervolgens stuurt [medeverdachte 2] om 20:03 uur, derhalve enkele minuten nadat de explosie heeft plaatsgehad,
‘done’, met hierbij een emoticon van een vinkje. Hierop reageert de verdachte om 20:05 uur met
‘Oke’, met hierbij een emoticon van een hartje. [medeverdachte 2] stuurt direct hierna
‘Heb filmpje. Dowloead. Telegram’.
‘Hee’stuurt naar [medeverdachte 2] . Hierop stuurt [medeverdachte 2] een filmpje, waarop de explosie aan [adres 2] te zien is. De verdachte reageert hierop met twee emoticons van een hartje. De verdachte heeft verklaard dat zij in de veronderstelling was dat het niet ging om een explosie, maar dat zij dacht dat [medeverdachte 2] een bal of een steen tegen de ruit van de woning van [aangeefster] zou trappen of gooien. Deze verklaringen acht de rechtbank, tegen de achtergrond van het voorgaande, niet geloofwaardig, nu de verdachte op het filmpje van de explosie met een hartje reageerde.
‘Wanneer nu’. Ook blijkt uit de berichten dat de verdachte informatie verstrekt over de bewoners van de woning; zo bevestigt zij dat [aangeefster] een dochter heeft van 13 jaar oud. Tot slot reageert de verdachte op positieve wijze, door emoticons van een hartje te sturen, op het moment dat [medeverdachte 2] enkele minuten na de explosie het woord ‘
done’alsmede een video van de explosie aan de verdachte verstuurt. Op geen enkel moment heeft de verdachte aangegeven dat [medeverdachte 2] moest stoppen, ook niet toen [medeverdachte 2] aangaf dat hij een meisje in de woning heeft zien zitten. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte zeer kort voorafgaand aan het feit en kort na het feit actief bij de explosie betrokken is geweest. Dat de verdachte [medeverdachte 2] zou hebben willen tegenhouden, zoals zij ter zitting heeft verklaard, blijkt in het geheel niet uit de berichten. Integendeel: de berichten bevestigen juist dat zij de uitvoering van de explosie door [medeverdachte 2] actief ondersteunt en dat zij hiervan op de hoogte wil worden gehouden. Ook verklaart [medeverdachte 1] dat hij het filmpje naar een tussenpersoon, zijnde [medeverdachte 2] , had gestuurd en dat die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de persoon die de opdracht had gegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat er sprake is geweest van een gezamenlijke organisatie. Daarbij is een en ander gepland en met elkaar afgestemd met een gemeenschappelijk doel, namelijk het veroorzaken van een explosie bij de woning van de werkneemster van de verdachte. De verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het tenlastegelegde geweest; zonder haar opdracht had de explosie niet plaatsgevonden. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
seen stuk zwaar (illegaal) vuurwerk aangebracht op een ruit/raam van voornoemde woning en vervolgens dit explosief aangestoken,
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;