ECLI:NL:RBROT:2025:3198

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694300 / JE RK 25-294
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige na spoed

Op 25 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht is gesteld en waarvoor een machtiging tot gesloten jeugdhulp is aangevraagd. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij de ouders het ouderlijk gezag uitoefenen. De minderjarige verblijft momenteel op een gesloten groep en er zijn zorgen over haar ontwikkeling en gedrag, vooral gezien haar zwangerschap. De kinderrechter heeft eerder een spoedmachtiging verleend tot 27 februari 2025 en heeft nu besloten om een aansluitende machtiging tot gesloten jeugdhulp te verlenen tot 8 april 2025. Dit is gedaan om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat zij zich aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er tussentijds een evaluatie zal plaatsvinden om de voortgang te monitoren en om te bepalen welke hulpverlening het beste aansluit bij de minderjarige en haar baby. De zaak zal op 7 april 2025 opnieuw worden behandeld, waarbij de betrokken partijen aanwezig moeten zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/694300 / JE RK 25-294
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat: mr. N. Roos, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1],
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 13 februari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 24 februari 2025, ontvangen op 25 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige], die tevens voorafgaand aan de behandeling is gehoord, met haar advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep van [naam instelling].
2.3.
Bij beschikking van 6 september 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 september 2025.
2.4.
Bij beschikking van 13 februari 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend tot 27 februari 2025. Het overig verzochte is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht een spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van vier weken. Aansluitend heeft de GI verzocht een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van vijf maanden. Bij beschikking van 13 februari 2025 is reeds beslist over de spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de duur van twee weken. Er resteert nog een beslissing op de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] tot 13 augustus 2025.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, in die zin dat wordt verzocht om na de spoedperiode (te weten tot 27 februari 2025) een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van drie of vier maanden en het overig verzochte aan te houden. Er bestaan zorgen om de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige]. Zij zorgt graag voor anderen, maar brengt zichzelf hiermee vaak in onveilige situaties. Daarnaast is [minderjarige] in verwachting. Omdat de GI haar veiligheid niet langer kon garanderen, is [minderjarige] middels een machtiging tot gesloten jeugdhulp op de gesloten groep van [naam instelling] geplaatst. Het verblijf van [minderjarige] op de gesloten groep van [naam instelling] verloopt vooralsnog positief. Zij houdt zich aan de regels en [naam instelling] is voornemens om voor [minderjarige] een passende behandeling in te zetten. Anders dan de locatie van iHub (waar [minderjarige] eerst naartoe zou gaan) heeft [naam instelling] al eerder te maken gehad met een tienerzwangerschap. Daarnaast zal hulpverlening vanuit Timon worden ingezet. De positieve stappen zijn nog pril. Om een duidelijk beeld te krijgen van [minderjarige] en de gehele situatie, is meer tijd nodig. Daarbij heeft [minderjarige] de tijd nodig om in alle rust aan zichzelf te werken. De Raad voor de kinderbescherming zal in de tussentijd een onderzoek starten, om te kijken waar de baby van [minderjarige] in de toekomst het beste kan opgroeien. Eventueel is het voor de GI om te zoeken naar een passende plek waar [minderjarige] ook zorg voor de baby kan dragen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] wordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Het verblijf van [minderjarige] op de gesloten groep van [naam instelling] verloopt positief. [minderjarige] wil graag bij de moeder wonen. Hier heeft zij de rust om aan de inzet van hulpverlening mee te werken en positieve stappen te zetten. Mocht de kinderrechter van oordeel zijn dat een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] op dit moment nog nodig is, dan wordt door en namens [minderjarige] verzocht om het verzoek van de GI toe te wijzen voor een kortere duur, namelijk voor twee of drie maanden, omdat zij de periode erna zal moeten bevallen. In de tussentijd is het mogelijk om een goed beeld van [minderjarige] en de gehele situatie te krijgen. Bovendien kan op deze manier een vinger aan de pols worden gehouden en ziet [minderjarige] dat ergens naartoe wordt gewerkt.
4.2.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat zij het liefste heeft dat [minderjarige] weer bij de moeder komt wonen.
4.3.
De vader brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Een machtiging tot gesloten jeugdhulp is voor [minderjarige] extreem. Als zij een langere periode
- bijvoorbeeld tot de bevalling - bij de moeder kan wonen, kan zij laten zien dat zij het kan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1] De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er op dit moment veel zorgen om [minderjarige] bestaan. Zij vertoont zelfbepalend gedrag. Daarbij is [minderjarige] in verwachting. Zij zet het belang van anderen voor die van zichzelf, waardoor zij zichzelf en haar baby in onveilige situaties brengt. Op de gesloten groep van [naam instelling] zet [minderjarige] inmiddels positieve stappen. Zij krijgt hier de nodige structuur en behandeling en er is aandacht voor haar zwangerschap. Het is echter nog te vroeg om een algehele indruk van de situatie te hebben. De aankomende periode dient te worden onderzocht welke hulpverlening voor [minderjarige] passend is. Daarnaast dient te worden bekeken hoe het met [minderjarige] en haar baby verder moet, nadat zij is bevallen.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de reeds verleende spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] van 13 februari 2025 tot 27 februari 2025 in stand laten. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de aansluitend verzochte machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor een kortere periode dan is verzocht, zodat er tussentijds een vinger aan de pols kan worden gehouden. De kinderrechter zal de aansluitende machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] daarom verlenen tot 8 april 2025 en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
5.4.
De GI wordt verzocht om de kinderrechter uiterlijk op de volgende zitting te berichten over de stand van zaken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de reeds verleende spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] van 13 februari 2025 tot 27 februari 2025 in stand;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 27 februari 2025 tot 8 april 2025;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de behandeling voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder, de vader en mr. N. Roos zal plaatsvinden op
7 april 2025 te 14:45 uur, in het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100 / 125;
6.4.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. C.N. Melkert;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder, de vader en mr. N. Roos;
6.6.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 3 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).