ECLI:NL:RBROT:2025:319

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
11387709 VZ VERZ 24-9388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens alcoholgebruik en schade aan bedrijfsauto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en haar werkgever, Gom Schoonhouden B.V. [persoon A] was sinds 23 november 2017 in dienst bij Gom en werd op 3 september 2024 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was een eenzijdig ongeval met de bedrijfsauto, waarbij [persoon A] onder invloed van alcohol was. Ze had dit ongeval niet tijdig aan haar werkgever gemeld. [persoon A] verzocht om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding voor onregelmatige opzegging, maar de kantonrechter oordeelde dat het ontslag geldig was. De rechter concludeerde dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet, omdat [persoon A] niet alleen de interne regels over het gebruik van de bedrijfsauto had overtreden, maar ook de Wegenverkeerswet. Bovendien had zij het ongeval niet binnen de vereiste termijn gemeld, wat haar ontslag verder rechtvaardigde. De kantonrechter wees alle verzoeken van [persoon A] af en veroordeelde haar om een schadevergoeding van € 11.251,31 aan Gom te betalen, inclusief kosten voor haar rijbewijs en proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11387709 VZ VERZ 24-9388
datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
woonplaats: Gorinchem,
verzoekster, verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. H. Romeijn,
tegen
Gom Schoonhouden B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
verweerster, verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. H. Kayhan (bedrijfsjurist).

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [persoon A] van 4 november 2024, met bijlagen;
  • het verweerschrift van Gom met tegenverzoeken, met bijlagen;
  • de nadere bijlage 11 van [persoon A] ;
  • de nadere bijlage 13 van Gom.
1.2.
Op 6 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting met de partijen en hun gemachtigden besproken op de rechtbank in Dordrecht.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] werkte sinds 23 november 2017 bij Gom, op het laatst als rayonleider (in opleiding). Zij is op 3 september 2024 op staande voet ontslagen: kort gezegd omdat zij tijdens haar vakantie een eenzijdig ongeval heeft gehad met de bedrijfsauto terwijl zij te veel alcohol had gedronken en dit niet op tijd uit zichzelf aan Gom heeft gemeld. [persoon A] legt zich neer bij het ontslag en vraagt om een billijke vergoeding van € 91.128,90, een transitievergoeding van € 15.633,15 en een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 13.659,33. Gom vindt dat alle verzoeken van [persoon A] moeten worden afgewezen en vraagt zelf om [persoon A] te veroordelen om de schade aan de auto en de kosten voor het behalen van haar rijbewijs (terug) te betalen.
[persoon A] krijgt ongelijk. Het ontslag is namelijk geldig. Gom hoeft geen enkele vergoeding aan [persoon A] te betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is.
Het ontslag is geldig
2.2.
[persoon A] krijgt geen billijke vergoeding. Die kan namelijk alleen worden toegekend als het ontslag niet geldig is (artikel 7:681 lid 1 onder a BW). Daar is in dit geval geen sprake van, want er is voldaan aan de voorwaarden voor een ontslag op staande voet. Dat zijn kort gezegd een dringende reden, onverwijld opzeggen en onverwijld mededelen van de reden (artikel 7:671 lid 1 onder c BW en artikel 7:677 BW).
Er is een dringende reden
2.3.
Er is een dringende reden voor ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. Hierna wordt uitgelegd waarom hier sprake is van een dringende reden.
Te veel alcohol gedronken en in de sloot gereden
2.4.
In de nacht van 22 augustus op 23 augustus 2024 is [persoon A] tijdens haar vakantie met haar bedrijfsauto in een sloot gereden. Uit de blaastest is gebleken dat [persoon A] op het moment van het ongeluk onder invloed was van alcohol. Omdat er geen proces-verbaal bij de stukken zit, is het niet duidelijk wat er die nacht precies is gebeurd of hoeveel [persoon A] precies had gedronken. [persoon A] vertelt zelf dat haar rijbewijs is ingenomen tot maart 2025 en dat zij een cursus moet doen. Zij verklaarde tijdens de zitting dat de politie haar vertelde dat haar promillage 0,6 was. Dat is drie keer de toegestane hoeveelheid. [persoon A] betwist niet dat zij te veel gedronken had om nog te mogen rijden. Daar wordt daarom in ieder geval vanuit gegaan.
2.5.
Dit gedrag van [persoon A] is in strijd met de bepalingen uit de bruikleenovereenkomst van de auto en het Autoreglement dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van [persoon A] . [persoon A] wijst erop dat de tekst van deze bepalingen ten aanzien van het rijden met alcohol op niet helemaal hetzelfde is en daaruit geen zero tolerance beleid blijkt, maar dat is niet relevant omdat in dit geval vast staat dat [persoon A] meer had gedronken dan wettelijk is toegestaan. In alle formuleringen is duidelijk dat dat niet is toegestaan. [persoon A] heeft daarmee bovendien niet alleen de interne regels, maar ook de Wegenverkeerswet overtreden. Dat in de geldende reglementen staat dat de arbeidsovereenkomst ‘kan’ worden beëindigd betekent niet dat er geen ontslag op staande voet volgt, maar geeft blijk van een juiste rechtsopvatting, omdat altijd rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval voordat iemand op staande voet wordt ontslagen.
[persoon A] heeft de schade niet op tijd gemeld
2.6.
Gom is er op 29 augustus 2023 door een melding van het autoverhuurbedrijf achter gekomen dat [persoon A] bij een ongeval betrokken was en dat [persoon A] onder invloed was van alcohol. Het verhuurbedrijf stuurde ook een nieuwsartikel mee: https://www. [naam site en artikel]
Gom heeft [persoon A] toen direct gebeld, maar kon haar niet bereiken. [persoon A] had haar werktelefoon uit staan, omdat zij vakantie had. Of dat wel of niet mocht onder deze omstandigheden is niet van belang, omdat het niet de vraag is of [persoon A] op deze dag bereikbaar had moeten zijn voor Gom, maar of [persoon A] vóór dit moment zelf al contact op had moeten nemen met Gom. Dat is zo. In het Autoreglement en de bruikleenovereenkomst staat dat een ongeval met persoonlijk letsel of ernstige materiële schade direct moet worden gemeld. Andere ongevallen moeten meestal binnen 24 uur per dag aan de werkgever worden gemeld, maar in ieder geval nooit later dan de volgende werkdag. Dat [persoon A] dat niet heeft gedaan staat vast. Zij heeft het ongeval dus te laat gemeld.
2.7.
Volgens [persoon A] heeft zij de schade niet zo snel mogelijk gemeld, omdat zij zich schaamde en haar leidinggevende die ook vakantie had niet wilde storen. Hoewel het voorstelbaar is dat iemand na een dergelijk ongeval een gevoel van schaamte heeft, ontslaat dat diegene niet van de verplichting om het ongeval te melden. Dat er vlak na de gebeurtenis en misschien een dag erna nog sprake is van grote schrik en je daardoor vergeet om je werkgever in te lichten is eveneens voorstelbaar, maar [persoon A] had anderhalve week na het ongeval nog steeds geen enkel contact gehad met Gom. Dit terwijl er geen sprake was van (ernstig) letsel. Dat is niet acceptabel. Bij een groot bedrijf als Gom geldt vakantie van een leidinggevende natuurlijk niet als reden om je werkgever niet in te lichten over een dergelijk ongeval. Bovendien staat in alle regelingen dat je de schade aan de afdeling Wagenpark moet melden.
2.8.
[persoon A] wil met berichtenverkeer tussen haar en haar leidinggevende van zondag 1 maart 2024 aantonen dat zij het ongeval weliswaar te laat, maar uiteindelijk wel uit zichzelf aan Gom heeft gemeld. Volgens Gom heeft [persoon A] het ongeval op 1 september niet uit zichzelf gemeld, maar naar aanleiding van de ontvangst van de schriftelijke bevestiging van haar schorsing die op 29 augustus aan haar is gestuurd per post. Voor de beoordeling is het niet van belang of [persoon A] op 1 september wel of niet wist van de schorsing. Haar melding van die datum was sowieso veel te laat en voor het lange tijdsverloop tussen het ongeval en de melding heeft [persoon A] geen enkele rechtvaardiging gegeven.
Onmogelijk om door te gaan met het dienstverband
2.9.
Gom heeft op basis van alle feiten en omstandigheden mogen beslissen om de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen. Het is niet ondenkbaar dat Gom onverplicht nog met [persoon A] in gesprek zou zijn gegaan over mogelijkheden om de arbeidsovereenkomst voort te zetten als zij het ongeval direct had gemeld. Maar door het lange zwijgen van [persoon A] is dat station geruisloos gepasseerd. Dat Gom hierdoor duurzaam het vertrouwen in [persoon A] heeft verloren om haar functie van Rayonleider als goed werknemer uit te kunnen voeren is gerechtvaardigd. De persoonlijke situatie van [persoon A] geeft geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Weliswaar heeft [persoon A] nog geen nieuwe baan gevonden, maar dat kan niet aan Gom worden tegengeworpen. Dat [persoon A] graag in het werkgebied van haar afgeronde studie SPH wil werken kan zo zijn, maar dat zij daar tot nu toe in verband met het missen van ervaring is afgewezen komt voor haar eigen risico. Zij heeft niet gesolliciteerd in de schoonmaakbranche waarin zij wel ervaring heeft. Ook is ‘een zwaar jaar’ geen reden om mildere gevolgen aan de gedragingen van [persoon A] te verbinden. De omstandigheden die [persoon A] in dat kader aanvoert zijn daarvoor niet zwaarwegend genoeg.
Er is onverwijld opgezegd en de reden is onverwijld medegedeeld
2.10.
Tussen Gom en [persoon A] is er geen discussie over dat Gom heeft voldaan aan de vereisten om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen en de reden voor het ontslag onverwijld aan [persoon A] te laten weten. De kantonrechter heeft geen reden om daar anders over te oordelen.
Gom hoeft geen transitievergoeding te betalen
2.11.
Gom hoeft geen transitievergoeding aan [persoon A] te betalen, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [persoon A] (artikel 7:673 lid 7 BW).
Gom hoeft geen vergoeding voor onregelmatige opzegging te betalen
2.12.
Omdat het ontslag geldig is, gold voor Gom geen opzegtermijn. Daarom heeft [persoon A] geen recht op een vergoeding voor onregelmatige opzegging (artikel 7:672 lid 11 BW).
[persoon A] moet € 7.162,- aan Gom betalen voor de schade aan de bedrijfsauto
2.13.
Het recht van Gom om deze schade van [persoon A] te eisen is niet vervallen. De vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW slaat niet op deze zelfstandige schadevergoedingsvordering. De aansprakelijkheid van [persoon A] voor de schade aan de bedrijfsauto staat los van de beëindiging van het dienstverband. Het is geen schadepost die eigenlijk een vergoeding betreft waarvoor lid 4 wel is bedoeld.
[persoon A] betwist niet dat de schade niet verzekerd is en dat zij aansprakelijk is voor de schade. Ook als [persoon A] in dienst was gebleven bij Gom, was zij aansprakelijk voor deze schade. Gom heeft de schade met stukken onderbouwd en de hoogte van de schade is door [persoon A] niet betwist.
[persoon A] moet € 4.089,31 aan Gom betalen aan kosten voor haar rijbewijs
2.14.
Ten aanzien van deze eis heeft [persoon A] geen beroep gedaan op de vervaltermijn. Overigens, als dat wel zo zou zijn, dan zou dat beroep hier evenmin zijn geslaagd.
Gom heeft de kosten voor het behalen van het rijbewijs van [persoon A] betaald. [persoon A] betwist niet dat de partijen hebben afgesproken dat steeds een jaar na het behalen van het rijbewijs 1/3 van de totale kosten wordt kwijtgescholden. [persoon A] heeft op 22 september 2023 haar rijbewijs behaald. Dat betekent dat op de datum van het ontslag (3 september 2024) nog geen heel jaar verstreken was. Er is geen afspraak gemaakt over kwijtschelden naar rato. Daarom moet [persoon A] het volledige bedrag terugbetalen. Die uitkomst is ook redelijk, omdat Gom er ook niks meer aan heeft dat [persoon A] haar rijbewijs heeft.
[persoon A] moet de proceskosten betalen
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [persoon A] , omdat zij ongelijk krijgt en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en nagelaten. De kantonrechter begroot de kosten die [persoon A] aan Gom moet betalen op € 1.357,- (€ 814,- voor het verzoek en € 543,- voor het tegenverzoek) aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.492,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst alle verzoeken van [persoon A] af;
3.2.
veroordeelt [persoon A] om aan Gom te betalen € 11.251,31 (schade auto en kosten rijbewijs);
3.3.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, die aan de kant van Gom tot vandaag worden vastgesteld op € 1.492,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
703