ECLI:NL:RBROT:2025:3179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/10/692941 / JE RK 25-127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 31 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2010 op Curaçao, die onder toezicht is gesteld en waarvoor een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp is aangevraagd door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft de procedure opgestart na ontvangst van een verzoekschrift van de GI op 15 januari 2025, met bijlagen, en een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper. Tijdens de zitting op 31 januari 2025 waren de minderjarige, haar advocaat, de moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel verblijft in een gesloten groep.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige positieve stappen heeft gezet in haar behandeling, maar dat het noodzakelijk is om haar in een gesloten accommodatie te plaatsen om te voorkomen dat zij zich aan de benodigde jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft de voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met specifieke voorwaarden die de minderjarige moet naleven, zoals het meewerken aan haar behandeling en het onderhouden van contact met haar moeder.

De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechter en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en de belangen van de minderjarige vooropgesteld, met het oog op haar ontwikkeling en welzijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/692941 / JE RK 25-127
Datum uitspraak: 31 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in Curaçao, hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A.T. Bol, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 januari 2025, ontvangen op 21 januari 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 21 januari 2025, ontvangen op 22 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
  • de moeder;
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op de gesloten groep van [naam instelling].
2.3.
Bij beschikking van 30 oktober 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 30 oktober 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend met ingang van 16 november 2024 tot 16 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden.
3.2.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 15 januari 2025 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Ook is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.
3.3.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [minderjarige] heeft de afgelopen periode positieve stappen gezet. Zij werkt goed mee aan haar behandeling en geeft zelf aan waar zij nog aan moet werken, zoals nee leren zeggen tegen mensen die een slechte invloed op haar hebben. [minderjarige] zocht tijdens de verloven nog wel de grenzen op, bijvoorbeeld door later thuis te komen en niet bereikbaar te zijn voor de moeder. Op de groep zijn daarom strengere afspraken gemaakt, waar [minderjarige] zich het afgelopen weekend goed aan heeft gehouden. De GI is voornemens om de aankomende zes maanden onderzoek te doen naar het perspectief van [minderjarige] . Zo moet worden bekeken of [minderjarige] weer bij de moeder kan worden teruggeplaatst of dat het voor [minderjarige] – gelet op de verstoorde relatie tussen [minderjarige] en haar stiefvader - beter is om in een meidengroep te verblijven en met de inzet van systemische therapie te kijken op welke manier een terugplaatsing van [minderjarige] wel mogelijk is. Bij het onderzoek naar het perspectief van [minderjarige] zal haar wens om bij Prokino te verblijven (en bij de moeder te logeren) worden meegenomen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] wordt tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. Zij stemt in met de voorwaarden die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen. [minderjarige] hoopt dat zij in de toekomst bij Prokino kan verblijven en bij de moeder kan logeren, zodat vanuit daar kan worden bekeken of zij weer bij de moeder kan worden teruggeplaatst.
4.2.
De moeder stemt tijdens de mondelinge behandeling in met het verzoek van de GI. Zij vindt het belangrijk dat alles goed blijft gaan met [minderjarige] . De relatie tussen [minderjarige] is ingewikkeld. Nadat de moeder is bevallen, is zij van plan om samen met [minderjarige] en de stiefvader afspraken te maken. Zij kan niet tussen hen kiezen en vindt de situatie erg zwaar.

5.De verklaring van de gedragswetenschapper

5.1.
De gedragswetenschapper heeft in de verklaring van 21 januari 2025 ingestemd met het verzoek van de GI. De gedragswetenschapper heeft de verwachting dat de voorwaarden [minderjarige] een duidelijk kader én een stok achter de deur kunnen bieden, om de positieve ontwikkeling die zij laat zien op de groep voort te kunnen zetten. De komende periode dient er zicht te komen op het perspectief van [minderjarige] .

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Het verblijf in een gesloten accommodatie is noodzakelijk en geschikt om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet. Zij werkt goed mee aan haar behandeling en de verloven verlopen, ondanks dat zij wel eens de grenzen heeft opgezocht, overwegend positief. Bovendien weet [minderjarige] goed waar zij nog aan moet werken. Zo leert zij om nee te zeggen tegen mensen die een negatieve invloed op haar hebben. Deze positieve ontwikkelingen zijn wel nog pril. Het is daarom van belang dat aan het verblijf van [minderjarige] in een open setting duidelijke voorwaarden worden gesteld. [minderjarige] en de moeder zijn het hiermee eens. De aankomende periode moet het perspectief van [minderjarige] worden onderzocht. Hierbij dient de wens van [minderjarige] om bij Prokino te verblijven en bij de moeder te logeren te worden meegenomen. In de tussentijd is het van belang dat [minderjarige] goed blijft meewerken aan haar behandeling. Ook is het van belang dat wordt bekeken of, en zo ja, op welke manier, [minderjarige] weer kan terugkeren naar haar oude school.
6.3.
[minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan. Daarin worden de volgende voorwaarden gesteld:
  • [minderjarige] zet zich in voor de behandeling op Hemera;
  • [minderjarige] geeft, desgevraagd, inzicht in haar contacten en haar social media gebruik;
  • [minderjarige] houdt zich aan de afspraken die gelden over haar telefoongebruik;
  • [minderjarige] houdt zich aan de afspraken die gelden over verlof;
  • [minderjarige] zet zich in om geen middelen (alcohol en drugs) te gebruiken;
  • [minderjarige] blijft in contact met de groep of haar moeder over waar zij is en met wie;
  • [minderjarige] zet zich in om naar school te gaan en bij te blijven met haar schoolwerk.
6.4.
De kinderrechter zal een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van zes maanden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 31 januari 2025 tot 31 juli 2025, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 11 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw).