ECLI:NL:RBROT:2025:3143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
10.022835.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvaring tussen watertaxi en passagiersschip met levensgevaar voor opvarenden

Op 21 juli 2022 vond er een aanvaring plaats op de Nieuwe Maas te Rotterdam tussen de watertaxi MSTX21 en het passagiersschip Marco Polo. De verdachte, schipper van de watertaxi, heeft onvoldoende uitkijk gehouden en verkeerde beslissingen genomen, zoals het varen aan de bakboordzijde van het vaarwater en het niet geven van een noodzakelijk bericht via de marifoon. Hierdoor kwam de watertaxi in aanvaring met de Marco Polo, wat leidde tot het zinken van de watertaxi en levensgevaar voor de opvarenden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onachtzaam en nalatig heeft gehandeld, wat resulteerde in een taakstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen, waaronder het niet aanpassen van de snelheid aan de omstandigheden en het niet gebruiken van het AIS. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, ondanks zijn ervaring, niet de nodige voorzorgsmaatregelen heeft genomen om de veiligheid van de opvarenden te waarborgen. De zaak werd behandeld in tegenspraak, en de uitspraak vond plaats op 11 maart 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.022835.23
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadslieden mrs T. Sandrk en R.C.A. van ‘t Zelfde, beiden advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2025. Het onderzoek is gesloten op 11 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. W.D. van den Berg en mr. D.P.L. Ter Laak (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op de door de verdachte aangehouden snelheid;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis en tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde. Bij de verdachte is geen sprake van strafrechtelijke schuld als bedoeld in artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en van handelen in strijd met goed zeemanschap als bedoeld in artikel 1.04 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). De gedragingen van de verdachte hebben niet bijgedragen aan het ontstaan van de aanvaring.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast:
Op 21 juli 2022 heeft een aanvaring plaatsgevonden op het voor openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater de Nieuwe Maas te Rotterdam, tussen de ‘Marco Polo’ en de watertaxi ‘MSTX21’ (hierna: de watertaxi).
De watertaxi is een klein schip tevens zijnde een snelle motorboot (artikel 1.01 aanhef en sub A onder 4° jo. artikel 1.01 aanhef en sub A onder 17° van het BPR) met een lengte van 8,82 meter. De ‘Marco Polo’ is een groot schip tevens zijnde een passagiersschip (artikel 1.01 aanhef en sub A onder 3° jo 1.01 aanhef en sub A onder 6° van het BPR) met een lengte van 43,75 meter.
Op 21 juli 2022 omstreeks 13.16.18 uur vertrok de verdachte als schipper van de watertaxi vanuit de Veerhaven te Rotterdam richting de Erasmusbrug. Hij had vijf opvarenden aan boord. Om 13.18.52 uur voer de schipper van de ‘Marco Polo’ vooruit, richting de Willemsbrug (in de opvaart), nadat hij enkele minuten daarvoor zijwaarts was losgekomen van de vaste aanlegsteiger van het Spido bedrijf. Het passagiersschip ‘[naam schip]’ (hierna: de ‘[naam schip]’) voer richting de zee (in de afvaart) langs de ‘Marco Polo’. Beide schepen passeerden elkaar aan de stuurboordzijde. Tegelijkertijd voer de verdachte met de watertaxi in de opvaart aan de bakboordzijde van de ‘[naam schip]’. Vervolgens voer hij achter de ‘[naam schip]’ langs bakboord uit in de richting van de Leuvehaven. Toen de ‘[naam schip]’ de ‘Marco Polo’ was gepasseerd, voer de watertaxi steeds meer in de richting van de ‘Marco Polo’ en leek vervolgens voor de boeg van de ‘Marco Polo’ langs te willen kruisen. Om 13.19.11 uur kwamen de watertaxi en de ‘Marco Polo’ met elkaar in aanvaring, waarbij de watertaxi door de ‘Marco Polo’ werd overvaren. De watertaxi verdween onder water en kwam daarna ondersteboven in het water te liggen. De opvarenden en de verdachte bevonden zich nog in de watertaxi. Nadat de watertaxi na enige minuten door een schipper van een andere watertaxi na bekwame en doortastende bevestiging van een lijn aan de MSTX21 werd omgetrokken, keerde de watertaxi zich gedurende korte tijd rechtop met de achterzijde boven water, waarna de opvarenden en de verdachte, uit de watertaxi konden komen en in het water van de Nieuwe Maas terechtkwamen. Zij konden worden gered door schippers van andere watertaxi’s en politievaartuigen. De bij de aanvaring betrokken watertaxi is vervolgens gezonken. Een van de opvarenden, [naam 1] is door dit alles gewond geraakt.
De rechtbank stelt voorop dat de Nieuwe Maas een druk bevaren vaarwater is dat wordt gebruikt door vrachtverkeer, binnenvaartschippers en plezierjachten, zowel in de opvaart als in de afvaart. De verdachte voer ten tijde van de aanvaring reeds acht jaar voor de Schippers Centrale Rotterdam en daarvoor was het de watertaxi waarvoor hij sinds 1993 voer. Hij is daarom goed bekend op het vaarwater van de Nieuwe Maas en met de bijzonderheden rondom de Erasmusbrug, nabij de plek van de aanvaring.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte op grond van de tenlastelegging zoals die voorligt enig strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden gemaakt, dient de rechtbank mede te beoordelen of de verdachte als schipper van de watertaxi zich heeft gehouden aan de bepalingen van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), zoals die, mede gelet op de afmetingen en vermogen van de watertaxi en de ‘Marco Polo’, van toepassing zijn op het betreffende deel van het vaarwater van de Nieuwe Maas. In artikel 1.04 van het BPR is bepaald dat een schipper, ook bij ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften in dit reglement, gehouden is alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het schip zich bevindt worden vereist, met name om te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht, schade aan andere schepen wordt veroorzaakt of de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht.
De verdachte wordt door de officier van justitie verweten dat hij:
  • onvoldoende uitkijk heeft gehouden of een veilige vaart mogelijk was;
  • onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de in de stuurhut aanwezige AIS;
  • aan de bakboordzijde van het vaarwater heeft gevaren, tegen de richting in van het vaarverkeer;
  • niet een snelheid heeft aangehouden die is aangepast aan de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen en/of de plaatselijke omstandigheden;
  • geen noodzakelijk bericht heeft gegeven met de marifoon op VHF-kanaal 81;
  • geen voorrang heeft verleend aan een groot schip, het motorschip genaamd Marco Polo, terwijl sprake was van kruisende koersen;
met de watertaxi met de ‘Marco Polo’ in aanvaring is gekomen.
Met betrekking tot deze verweten gedragingen overweegt de rechtbank hierna respectievelijk als volgt.
-
Onvoldoende uitkijk gehouden of een veilige vaart mogelijk was
Uit de verkeersongevallenanalyse in het dossier en hetgeen de verdachte heeft verklaard op de terechtzitting blijkt dat geen externe factoren kunnen worden aangewezen die hebben kunnen bijdragen aan het ontstaan van de aanvaring. Aan de watertaxi waren geen technische gebreken en er waren geen zicht belemmerende weersomstandigheden, zoals een felle zon; die dag was het bewolkt, maar het regende niet. Er stond een zwakke wind en er was sprake van afnemend water. Niet is vastgesteld dat de verdachte onder invloed was van middelen die zijn vaargedrag beïnvloedden.
De verdachte heeft zowel tegenover de politie als op de terechtzitting verklaard dat hij niet heeft waargenomen dat de ‘Marco Polo’ de vaste aanlegsteiger reeds had verlaten. Hij heeft de ‘Marco Polo’in het geheel niet gezien bij het uitvaren naar bakboord richting de Leuvehaven. In de 12 seconden nadat de [naam schip] was gepasseerd tot aan de aanvaring had hij geen Marco Polo verwacht. De verdediging heeft betoogd dat die 12 seconden lang lijken, maar in feite kort waren. Client heeft voorts de taak gehad om het overige vaarverkeer in de gaten te houden, de golven in de schatten van de zojuist gepasseerde [naam schip], de informatie uit de apparatuur in de boot te verwerken en zijn zicht op de Leuvehaven te houden om vast te stellen of er vaarverkeer in of uit de Leuvehaven zou komen. Ter zitting heeft hij nog verklaard dat hij goed naar buiten keek, geen last had van de opvarenden die aan bakboord zaten, niet door hen werd afgeleid en dat hij de marifoon uitluisterde op VHF-kanaal 81.
De aanname van de verdachte dat de ‘Marco Polo’ nog aan de steiger lag, is naar de rechtbank vaststelt, evident onjuist geweest. Uit het dossier volgt dat de ‘Marco Polo’ de vaste aanlegsteiger reeds had verlaten en dat de verdachte met de watertaxi in de ruim halve minuut voor de aanvaring min of meer parallel met de ‘Marco Polo’, die inmiddels ook vaart maakte, in de opvaart voer. Vervolgens voer de ‘[naam schip]’ tussen beide schepen door. Vanaf het moment dat de ‘[naam schip]’ tussen de ‘Marco Polo’ en de watertaxi was doorgevaren tot aan het moment van de aanvaring had de verdachte de ‘Marco Polo’ (opnieuw) kunnen en ook moeten zien. Uit de beelden kan worden afgeleid dat dit vrije zicht van de verdachte op de ‘Marco Polo’ tenminste heeft bestaan gedurende een periode die ruim voldoende was om de nadering van de schepen waar te nemen. Dat de verdachte niet kan reconstrueren waarom hij de ‘Marco Polo’ niet heeft gezien, doet hieraan niet af. De verdachte kan dan ook worden verweten onvoldoende uitkijk te hebben gehouden of veilige vaart mogelijk was.
-
Onvoldoende gebruik gemaakt van AIS
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat op de AIS van de watertaxi niet zichtbaar was waar schepen in de buurt zich bevonden. De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging gekregen dat het onvoldoende gebruik maken van de AIS aan boord van de watertaxi heeft bijgedragen aan het ontstaan van de aanvaring en daarmee of er voldoende oorzakelijk verband bestaat tussen deze verweten gedraging en het ontstaan van de aanvaring. Bij deze stand van zaken moet de verdachte van dit onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
-
Aan bakboordzijde van het vaarwater varen
Uit de stukken in het dossier en de verklaring op de terechtzitting volgt dat de verdachte aan bakboordzijde van het water heeft gevaren. Hij was echter op grond van artikel 6.30, tweede lid, van het BPR gehouden zo veel mogelijk stuurboord aan te houden. Ondanks dat de watertaxi een minder groot vermogen had dan een andere watertaxi waarmee de verdachte gewoonlijk voer, is de watertaxi, anders dan de verdediging heeft gesteld, volgens de regels van de BPR aan te merken als een snelle motorboot. Dit betekent dat de verdachte zijn koers naar het midden van het water, aldus meer naar stuurboord, had moeten verleggen om vervolgens haaks de Leuvehaven in te varen. Een dergelijke koers is ook, zoals de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, in lijn met de afspraken met de Schippers Centrale Rotterdam en het Havenbedrijf die gelden voor snelle motorboten. De verdachte wordt dan ook terecht dit onderdeel van de tenlastelegging verweten.
-
Niet een snelheid aangehouden die is aangepast aan de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen en/of plaatselijke omstandigheden
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte niet een snelheid heeft aangehouden die is aangepast aan de omstandigheden op de Nieuwe Maas, aangezien het dossier hiervoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. Voor dit onderdeel van de tenlastelegging volgt vrijspraak.
-
Geen noodzakelijk bericht gegeven met de marifoon op VHF-kanaal 81
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is artikel 4.05, achtste lid, jo artikel 4.05, vierde lid, van het BPR ook voor de verdachte verbindend. Immers, deze regel gaat voor op lagere wet- en regelgeving, zoals de Nautische Instructies Watertaxi 2019. Dat er afspraken met de Schippers Centrale Rotterdam en het Havenbedrijf zijn gemaakt om geen melding te doen op de marifoon om ethervervuiling te voorkomen, maakt daarom niet dat voor de verdachte daartoe geen noodzaak bestond. Het verweer wordt verworpen.
-
Geen voorrang verleend aan een groot schip, het motorschip genaamd Marco Polo, terwijl sprake was van kruisende koersen.
De watertaxi is zoals hiervoor reeds is overwogen een klein schip tevens snelle motorboot. Een klein schip is ingevolge artikel 6.17, derde lid, van het BPR, in het geval dat geen der schepen de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, gehouden voorrang te verlenen aan een groot schip indien de koersen van een groot schip en een klein schip zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat. Hiervoor is eveneens overwogen dat de ‘Marco Polo’ een groot schip is. Vast is komen te staan dat zowel de ‘Marco Polo’ als de watertaxi vlak voor de aanvaring ongeveer parallel aan elkaar voeren aan de bakboordzijde van het vaarwater van de Nieuwe Maas. De ‘Marco Polo’ hield daarbij aan de bakboorzijde van het vaarwater koers richting de Willemsbrug en de verdachte veranderde de koers van de watertaxi door bakboord uit te varen richting de Leuvehaven. Door dit handelen van de verdachte is een kruisende koers ontstaan met gevaar voor een aanvaring. Daar waar de verdachte doorvoer, had hij voorrang dienen te verlenen aan de ‘Marco Polo’.
-
Aanvaring met de ‘Marco Polo’
Het verwijt dat de verdachte als schipper van de watertaxi in aanvaring is gekomen met de ‘Marco Polo’ behoeft geen nadere bespreking en volgt reeds uit hetgeen hiervoor is overwogen.
4.1.3.
Conclusies
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte als schipper van de watertaxi niet alles heeft gedaan wat volgens goed zeemanschap van hem mocht worden gevergd om gevaar voor aanvaring, het ontstaan van schade aan de ‘Marco Polo’ en levensgevaar voor personen te voorkomen. Hij had anders kunnen en moeten varen door zijn koers verder naar stuurboord aan te houden dan hij heeft gedaan. Ook had hij door betere uitkijk te houden ervan op de hoogte kunnen en moeten zijn dat de ‘Marco Polo’ de vaste aanlegplaats had verlaten. Verder had hij zijn aanwezigheid en intenties kenbaar moeten maken door dit te melden met de marifoon op VHF-kanaal 81. Ook als van deze gedragingen en nagelaten handelingen niet ieder afzonderlijk de relatieve bijdrage aan het ongeluk kan worden vastgesteld, geldt naar het oordeel van de rechtbank dat ze in samenhang bezien ervoor hebben gezorgd dat de verdachte als schipper van de watertaxi met een kruisende koers en onverminderde vaart in aanvaring is gekomen met de ‘Marco Polo’.
De rechtbank kwalificeert het handelen en nalaten van de verdachte als zodanig (zeer) onachtzaam en nalatig dat dit schuld in de zin van de wet oplevert.
Dat de schipper van de ‘Marco Polo’ zijn intenties evenmin kenbaar heeft gemaakt via de marifoon op VHF-kanaal 81 en daarmee ook niet alle voorzorgsmaatregelen heeft getroffen ter voorkoming van de aanvaring, is geen omstandigheid die de schuld van de verdachte in strafrechtelijke zin wegneemt.
Het ten laste gelegde onder 1 en 2 is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij,
op 21 juli 2022, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als schipper van een (klein) schip, te weten de watertaxi “MSTX 21”, heeft gevaren op een voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten de Nieuwe Maas en tijdens dit varen zeer, onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam en nalatig heeft gehandeld, als gevolg waarvan die watertaxi is gezonken en verongelukt en onbruikbaar is gemaakt en is beschadigd, ten gevolge waarvan levensgevaar voor aan boord van die watertaxi zich bevindende personen is ontstaan, immers heeft/is hij verdachte,
- onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of veilige vaart mogelijk was en
- geen noodzakelijke berichten gegeven op de marifoon via VHF kanaal 81, terwijl hij voer in de sector Maasbruggen en
- aan de bakboordzijde van het vaarwater gevaren en aldus tegen de richting van het vaarverkeer in gevaren en
- geen voorrang verleend aan een groot schip, het motorschip genaamd Marco Polo, terwijl sprake was van kruisende koersen en,
- met die watertaxi (MSTX 21) tegen dat grote schip (de Marco Polo) aangevaren en gebotst, ten gevolge waarvan die watertaxi is gezonken, waarbij voor de zich op en in die watertaxi bevindende [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] levensgevaar is ontstaan, in elk geval te duchten was en het aldus aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is, dat genoemde watertaxi is gezonken, waardoor levensgevaar is ontstaan en te duchten was voor genoemde [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5];
2
hij,
op 21 juli 2022, te Rotterdam, als schipper van een klein schip, te weten de watertaxi “MSTX 21”, met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand vaarwater, te weten de Nieuwe Maas en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevond waren geboden teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht en/of schade wordt veroorzaakt aan andere schepen die zich in de vaarweg daarvan bevinden immers heeft/is hij, verdachte,
- onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of veilige vaart mogelijk was en
- geen noodzakelijke berichten gegeven op de marifoon via VHF kanaal 81, terwijl hij voer in de sector Maasbruggen en
- aan de bakboordzijde van het vaarwater gevaren en aldus tegen de richting van het vaarverkeer in gevaren en
- geen voorrang verleend aan een groot schip, het motorschip genaamd Marco Polo, terwijl sprake was van kruisende koersen en,
- met die watertaxi (MSTX 21) tegen dat grote schip (de Marco Polo) aangevaren en/of gebotst, ten gevolge waarvan die watertaxi is gezonken, waarbij het leven van die op die watertaxi bevindende [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] in gevaar was gebracht, en/of waarbij schade aan de watertaxi werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
De eendaadse samenloop van
1.
het aan zijn schuld te wijten zijn dat een vaartuig zinkt, verongelukt, onbruikbaar gemaakt en beschadigd wordt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat, meermalen gepleegd.
2.
overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet, terwijl de overtreding is begaan op een andere scheepvaartweg,
juncto artikel 1.04 van het Binnenvaartpolitiereglement.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is op 21 juli 2022 op de Nieuwe Maas met zijn watertaxi MSTX21 in aanvaring gekomen met een schip van de Spido de ‘Marco Polo’. Hij heeft de ‘Marco Polo’ niet gezien terwijl hij van koers wijzigde en met onverminderde vaart bakboord uitvoer richting de Leuvehaven, waardoor hij met de bakboordzijde van de watertaxi in aanvaring kwam met de stuurboordzijde van de boeg van de ‘Marco Polo’. De verdachte heeft aldus gehandeld in strijd met de bepalingen van het BPR en niet voldaan aan de op hem als ervaren schipper van de watertaxi rustende zorgplicht.
De gevolgen zijn ernstig geweest. Naast het feit dat beide schepen schade opliepen, is de watertaxi als gevolg van de aanvaring omgeslagen. Het omslaan van de watertaxi, het zich gedurende minuten in de omgeslagen onder de waterlijn bevindende watertaxi moeten bevinden en het zich zwemmend naar de toegesnelde hulpverleners moeten begeven, is voor de opvarenden van de watertaxi zeer beangstigend geweest. Een van de opvarenden was een kind dat nog maar net had leren zwemmen. Een andere opvarende is daarbij ook gewond geraakt. Nadat alle opvarenden en verdachte zelf zich in veiligheid hadden weten te stellen, is de watertaxi gezonken. Dat relatief snel hulp werd geboden, neemt niet weg dat de opvarenden gevreesd hebben voor hun leven en dat dit een grote impact op hun leven heeft gehad. Ook heeft de aanvaring grote indruk gemaakt op de passagiers van de ‘Marco Polo’, de bemanning daarvan, waaronder de medeverdachte, en willekeurige getuigen.
De rechtbank vindt voor feit 1 een taakstraf van na te noemen duur geboden. In verband met de eendaadse samenloop zal de rechtbank voor feit 2 geen afzonderlijke straf opleggen. Bij de bepaling van de duur en de hoogte heeft de rechtbank meegewogen dat de ernst van de gevolgen van de aanvaring op zichzelf niet doorslaggevend zijn voor de op te leggen straf.
De rechtbank heeft er aandacht voor dat de verdachte, gezien een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2024, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft ook meegewogen dat de verdachte zelf ook in de omgeslagen watertaxi heeft gezeten en te water is geraakt. Sinds de aanvaring ruim twee en half jaar geleden is de verdachte niet meer werkzaam als schipper. Hieruit volgt dat er geen risico op herhaling is. De rechtbank zal ondanks dit laatste in afwijking van de eis van de officier van justitie een deel van de voorgenomen taakstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 1 jaar.
Eendaadse samenloop
In verband met de eendaadse samenloop zal de rechtbank uitsluitend een straf opleggen voor feit 1, nu daarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Redelijke termijn
De verdediging acht in deze zaak de redelijke termijn van artikel 6 EVRM overschreden, nu het incident 2,5 jaar geleden is, hetgeen in de strafmaat tot uitdrukking zou moeten komen.
De rechtbank ziet, gelet de hoogte van de hierna op te leggen straf, geen termen om – ook indien wordt uitgegaan van een overschrijding – afzonderlijk aan de duur van de procedure nog gevolgen te verbinden voor de hoogte van de straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de na te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 55, 57, 62 en 169 Sr;
  • 1.04 van het BPR;
  • 4 en 31 van de Scheepvaartverkeerswet;
  • 7a van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor feit 1 tot een
taakstraf voor de duur van tachtig (80) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen.
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
veertig (40) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
1 (één)jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
legt voor feit 2 in verband met de eendaadse samenloop geen afzonderlijke straf op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en M. van Seventer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 maart 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij,
op of omstreeks 21 juli 2022, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als schipper van een (klein) schip, te weten de watertaxi “MSTX 21”, heeft gevaren op een voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten de Nieuwe Maas en tijdens dit varen zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, als gevolg waarvan die watertaxi is gezonken en/of verongelukt en/of onbruikbaar is gemaakt en/of is beschadigd, ten gevolge waarvan levensgevaar voor aan boord van die watertaxi zich bevindende personen is ontstaan, immers heeft/is hij verdachte,
- onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of veilige vaart mogelijk was en/of
- onvoldoende gebruik gemaakt van de in de stuurhut aanwezige en in werking zijnde AIS en/of
- geen noodzakelijke berichten gegeven op de marifoon via VHF kanaal 81, terwijl hij voer in de sector Maasbruggen en/of
- aan de bakboordzijde van het vaarwater gevaren en aldus tegen de richting van het vaarverkeer in gevaren en/of
- niet een snelheid aangehouden die is aangepast aan de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen en/of de plaatselijke omstandigheden en/of
- geen voorrang verleend aan een groot schip, het motorschip genaamd Marco Polo, terwijl sprake was van kruisende koersen en/of,
- met die watertaxi (MSTX 21) tegen dat grote schip (de Marco Polo) aangevaren en/of gebotst, ten gevolge waarvan die watertaxi is gezonken, waarbij voor de zich op en/of in die watertaxi bevindende [verdachte] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] levensgevaar is ontstaan, in elk geval te duchten was en het aldus aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is, dat genoemde watertaxi is gezonken, waardoor levensgevaar is ontstaan en/of te duchten was voor genoemde [verdachte] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5];
2
hij,
op of omstreeks 21 juli 2022, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als schipper van een klein schip, te weten de watertaxi “MSTX 21”, met dat schip heeft gevaren op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaand vaarwater, te weten de Nieuwe Maas en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevond waren geboden teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt gebracht en/of schade wordt veroorzaakt aan andere schepen die zichin de vaarweg daarvan bevinden en/of de veiligheid en/of het vlotte verloop van de
scheepvaart in gevaar wordt gebracht, immers heeft/is hij, verdachte,
- onvoldoende uitkijk gehouden en/of visueel vastgesteld of veilige vaart mogelijk was en/of
- onvoldoende gebruik gemaakt van de in de stuurhut aanwezige en in werking zijnde AIS en/of
- geen noodzakelijke berichten gegeven op de marifoon via VHF kanaal 81, terwijl hij voer in de sector Maasbruggen en/of
- aan de bakboordzijde van het vaarwater gevaren en aldus tegen de richting van het vaarverkeer in gevaren en/of
- niet een snelheid aangehouden die is aangepast aan de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen en/of de plaatselijke omstandigheden en/of
- geen voorrang verleend aan een groot schip, het motorschip genaamd Marco Polo, terwijl sprake was van kruisende koersen en/of,
- met die watertaxi (MSTX 21) tegen dat grote schip (de Marco Polo) aangevaren en/of gebotst, ten gevolge waarvan die watertaxi is gezonken, waarbij het leven van die op die watertaxi bevindende [verdachte] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] in gevaar was gebracht, en/of waarbij schade aan de watertaxi werd veroorzaakt.