4.1.1.Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde feiten kunnen bewezen worden verklaard. De verdachte heeft als schipper van een passagiersschip, de ‘ Marco Polo ’, van de Koninklijke Rederij Spido B.V. aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig gehandeld. De verdachte is daardoor varend op de Nieuwe Maas met de ‘ Marco Polo ’ in aanvaring gekomen met een ander schip, te weten de watertaxi ‘ MSTX21 ’, (hierna: de watertaxi). Het is daarom aan zijn schuld te wijten dat de watertaxi is omgeslagen en gezonken, waarbij levensgevaar voor de opvarenden van de watertaxi is ontstaan (feit 1). Tevens heeft hij zich niet gehouden aan de bepalingen van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), doordat hij heeft nagelaten voorzorgsmaatregelen te nemen ter voorkoming van voornoemd gevaar (feit 2).
4.1.3.Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 21 juli 2022 heeft een aanvaring plaatsgevonden op het voor openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater de Nieuwe Maas te Rotterdam, tussen de ‘ Marco Polo ’ en de watertaxi ‘ MSTX21 ’ (hierna: de watertaxi).
De ‘ Marco Polo ’ is een groot schip tevens zijnde een passagiersschip (artikel 1.01 aanhef en sub A onder 3° jo 1.01 aanhef en sub A onder 6° van het BPR) met een lengte van 43,75 meter. De watertaxi is een klein schip tevens zijnde een snelle motorboot (artikel 1.01 aanhef en sub A onder 4° jo. artikel 1.01 aanhef en sub A onder 17° van het BPR) met een lengte van 8,82 meter.
Op 21 juli 2022 omstreeks 13.16.18 uur vertrok de schipper van de watertaxi vanuit de Veerhaven te Rotterdam richting de Erasmusbrug. Hij had vijf opvarenden aan boord. Om 13.18.52 uur voer de verdachte als schipper van de ‘ Marco Polo ’ vooruit, richting de Willemsbrug (in de opvaart), nadat hij enkele minuten daarvoor zijwaarts was losgekomen van de vaste aanlegsteiger van de rederij. Het passagiersschip ‘ [naam schip] ’ (hierna: de ‘ [naam schip] ’) voer richting de zee (in de afvaart) langs de ‘ Marco Polo ’. Beide schepen passeerden elkaar aan de stuurboordzijde. Tegelijkertijd voer de watertaxi in de opvaart aan de bakboordzijde van de ‘ [naam schip] ’. Vervolgens voer de watertaxi achter de ‘ [naam schip] ’ langs bakboord uit richting Leuvehaven. Toen de ‘ [naam schip] ’ de ‘ Marco Polo ’ was gepasseerd, voer de watertaxi steeds meer in de richting van de ‘ Marco Polo ’ en leek vervolgens voor de boeg van de ‘ Marco Polo ’ langs te kruisen. Om 13.19.11 uur kwamen de ‘ Marco Polo ’ en de watertaxi met elkaar in aanvaring, waarbij de watertaxi door de ‘ Marco Polo ’ werd overvaren. De watertaxi verdween onder water en kwam daarna ondersteboven in het water te liggen. De opvarenden en de schipper bevonden zich nog in de watertaxi. Nadat de watertaxi na enige minuten door een andere watertaxi na bekwame en doortastende bevestiging van een lijn werd omgetrokken, keerde de watertaxi zich gedurende een korte tijd rechtop, met de achterzijde boven water, waarna de opvarenden en de schipper uit de watertaxi konden komen en in het water van de Nieuwe Maas terechtkwamen. Zij konden worden gered door schippers van andere watertaxi’s en politievaartuigen. De bij de aanvaring betrokken watertaxi is vervolgens gezonken. Een van de opvarenden, [naam 1] , is door dit alles gewond geraakt.
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of de verdachte een strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden gemaakt. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst ervan en de overige omstandigheden van het geval. De schuld in de zin van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid moet betrekking hebben op het verweten handelen of nalaten dat de oorzaak is van de aanvaring. De ernst van de gevolgen is daarbij niet redengevend voor de mate van schuld.
De verdachte wordt door de officier van justitie verweten dat hij:
- onvoldoende uitkijk heeft gehouden of een veilige vaart mogelijk was;
- onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de in de stuurhut aanwezige radar, navigatiesystemen en AIS;
- is vertrokken zonder zich te vergewissen of dit zonder gevaar mogelijk was;
- geen noodzakelijk bericht heeft gegeven met de marifoon op VHF-kanaal 81;
- met de ‘ Marco Polo ’ in aanvaring is gekomen met de watertaxi.
De rechtbank stelt voorop dat de Nieuwe Maas een druk bevaren vaarwater is dat wordt gebruikt door vrachtverkeer, binnenvaartschippers en plezierjachten, zowel in de opvaart als in de afvaart.
De verdachte is een schipper met ruime ervaring. Hij is tevens goed bekend met het vaarwater de Nieuwe Maas en met de bijzonderheden rondom de Erasmusbrug, nabij de plek van de aanvaring. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij zijn vertrek niet per marifoon had gemeld op het daar geldende VHF-kanaal 81, omdat hij goed om zich heen had gekeken. Toen de ‘ [naam schip] ’ de ‘ Marco Polo ’ net was gepasseerd, zag hij voor het eerst dat de watertaxi aan de stuurboordzijde van de ‘ Marco Polo ’ meevarend was in de opvaart alsmede dat de watertaxi plots bakboord uitvoer in de richting van de Leuvehaven. Net voordat (de stuurboordzijde van de boeg van) de ‘ Marco Polo ’ in aanvaring kwam met (de bakboordzijde van) de watertaxi heeft de verdachte handmatig de twee zogenoemde Thrusters van de ‘ Marco Polo ’ 180 graden gedraaid teneinde de vaart uit het schip te halen. De aanvaring was evenwel niet meer te voorkomen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de marifoon slechts gebruikt bij bijzondere manoeuvres, dat hij het afvaren teneinde op te gaan varen niet als een zodanige manoeuvre aanmerkt en dat hij er geen verklaring voor heeft dat hij de watertaxi niet eerder heeft gezien dan op het moment waarover hij op de zitting heeft verklaard.
Op grond van de inhoud van het dossier en de verklaring van de verdachte op de terechtzitting, kan worden vastgesteld dat er geen technische gebreken waren aan de ‘ Marco Polo ’. Er waren geen zicht belemmerende weersomstandigheden en er was vrij zicht naar voren op het vaarwater van de Nieuwe Maas. De verdachte kon ook gebruik maken van camera’s aan bakboord en stuurboord die zicht gaven naar voren en van een camera op het achterschip met zicht naar achteren. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het feit dat de verdachte de watertaxi niet eerder dan kort voor de aanvaring heeft waargenomen, oorzakelijk verband houdt met de aanvaring. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte geen rekening had behoeven te houden met de plotse koerswijziging van de watertaxi die vol gas richting de Leuvehaven voer. Ook kan de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de verdachte onvoldoende gebruik heeft gemaakt van het navigatiesysteem AIS of dat hij was afgeleid.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte het vertrek van de ‘ Marco Polo ’ vanaf de vaste aanlegsteiger niet met de marifoon heeft gemeld op VHF-kanaal 81 het gevaar voor het ontstaan van een aanvaring als hier aan de orde onnodig heeft vergroot. Het standpunt van de verdediging dat het vertrekken met de ‘ Marco Polo ’ geen bijzondere manoeuvre is en daarmee niet als voor de veiligheid van de scheepvaart noodzakelijke bericht gemeld behoeft te worden, deelt de rechtbank niet. Evenmin wordt het standpunt gedeeld dat de goede orde van de scheepvaart maakte dat de melding hiervan achterwege kon worden gelaten, nu de goede orde niet gebaat is bij te veel meldingen, zoals ook door de verdachte is verklaard op de terechtzitting. Het betrof immers een situatie waarbij de ‘ Marco Polo ’ vanaf zijn vaste aanlegsteiger ging deelnemen aan het scheepvaartverkeer. Op de Nieuwe Maas, alsmede de havens aan deze vaarweg geldt een marifoonverplichting (Bijlage 9 van het BPR) en de
‘melding van het vertrek‘ heeft te gelden als ‘een noodzakelijk bericht voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer’ in de zin van artikel 4.05, vierde lid, van het BPR. Deze bepaling ziet niet alleen op de eigen veiligheid van de ‘ Marco Polo ’ en haar passagiers, maar ook op de veiligheid van het overige vaarverkeer, dat op die wijze geïnformeerd wordt over de intenties van de ‘ Marco Polo ’. Die intenties zijn immers vrij specifiek: de rondvaartschepen van ‘Spido’ varen, zoals de verdachte heeft uitgelegd, “altijd eerst een stukje in de opvaart en dan draaien ze ongeveer ter hoogte van de evenementenlocatie Boompjes Rotterdam richting de afvaart om de vaartocht voort te zetten”. Dat de verdachte als schipper van de ‘ Marco Polo ’ deze wijze van afvaren en eerst opvaren langs de linkeroever om vervolgens te draaien, vaak uitvoert, maakt deze intenties voor andere schippers niet op voorhand vanzelfsprekend, wat het belang van een melding slechts benadrukt. Het vorenstaande klemt temeer omdat het, zoals de verdachte heeft verklaard, wel gebruikelijk is om een melding te doen via de marifoon en dat het desbetreffende gedeelte van de Nieuwe Maas druk bevaren wordt.
Het enkele niet melden van het vertrek met de ‘ Marco Polo ’ via de marifoon op VHF-kanaal 81 is echter onvoldoende om de conclusie te kunnen trekken dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gevaren als bedoeld in artikel 169 Sr. De mate van de aan de verdachte toe te rekenen schuld is daarvoor te beperkt.
De verdachte wordt hierom vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verdachte kan worden verweten dat hij artikel 1.04 van het BPR heeft overtreden. In artikel 1.04 van het BPR is bepaald dat een schipper, ook bij ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften in dit reglement, gehouden is alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap en door de omstandigheden worden vereist om met name gevaar voor aanvaring en het ontstaan van schade aan het schip en levensgevaar voor personen te voorkomen. Zoals hiervoor is overwogen, valt het de verdachte te verwijten dat hij zich als groot schip dat vertrok niet heeft gemeld met de marifoon op VHF-kanaal 81. Hij heeft dientengevolge niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die wel van hem gevergd mochten worden.
Dat de schipper van de watertaxi mede schuldig is geweest aan de aanvaring is geen omstandigheid die het gedrag van de verdachte rechtvaardigt of diens schuld in strafrechtelijke zin wegneemt.