ECLI:NL:RBROT:2025:3117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
09/141195-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot explosie bij een woning in het jeugdstrafrecht

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van poging tot explosie. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 27 februari 2024, waarbij geprobeerd werd een cobra 6 te laten ontploffen bij een woning in Den Haag. De officier van justitie eiste vrijspraak van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar ook een veroordeling voor het meer subsidiair ten laste gelegde, met een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot explosie te bevestigen. De verklaringen van medeverdachten waren inconsistent en niet verifieerbaar, waardoor de rechtbank tot de conclusie kwam dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had gepleegd. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 09/141195-24
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering);
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde poging tot het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De betrokkenheid van de verdachte levert het meer subsidiair ten laste gelegde op. Dit is gebaseerd op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , de telefoongegevens van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] en de connectie tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte degene is die, via Snapchat, de opdracht heeft uitgezet om een cobra 6 tot ontploffing te brengen. Die opdracht is in een groepschat op Snapchat geplaatst door het snapchataccount ‘ [accountnaam 1] ’. Dit account is van medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte op 27 februari 2024 gebruik heeft gemaakt van zijn, [medeverdachte 1] ’s, snapchataccount. De verklaring van [medeverdachte 1] over de rol van de verdachte wordt ondersteund door telefoongegevens van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Daaruit blijkt namelijk dat de verdachte op 27 februari 2024 omstreeks 19:30 uur meermalen telefonisch contact heeft gehad of poogde te hebben met medeverdachte [medeverdachte 1] . Op datzelfde moment zijn via het snapchataccount van [medeverdachte 1] instructies gestuurd naar één van de uitvoerders. Daarnaast heeft de verdachte in de periode vóór 27 februari 2024 telefonisch contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 2] , die ook een belangrijke rol heeft gespeeld bij de poging tot ontploffing.
4.1.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan de officier van justitie is betoogd, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 27 februari 2024 geprobeerd is een cobra 6 te laten ontploffen bij de woning gelegen aan de [adres delict] in Den Haag. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte hierbij betrokken is geweest als medepleger. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ook niet kan worden bewezen dat de verdachte een ander ertoe heeft bewogen dit feit te plegen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat op 27 februari 2024 via het snapchataccount ‘ [accountnaam 1] ’ in een groepschat is gevraagd wie een cobra 6 wil laten ontploffen in Den Haag. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat ‘ [accountnaam 1] ’ zijn snapchataccount is. Hij verklaart vervolgens dat hij op 27 februari 2024 geen beschikking had over zijn account, maar dat een jongen genaamd [persoon A] die dag wel toegang had tot zijn snapchataccount. Uit het dossier blijkt dat met ‘ [persoon A] ’ de verdachte wordt bedoeld. Later in hetzelfde verhoor verklaart [medeverdachte 1] dat hij op 27 februari 2024 vanaf 19:30 uur wel zelf weer gebruik heeft gemaakt van het snapchataccount ‘ [accountnaam 1] ’. [persoon A] zou hem rond dat tijdstip hebben gebeld en tegen hem hebben gezegd dat hij, [medeverdachte 1] , via zijn snapchataccount ‘ [accountnaam 1] ’ instructies moest geven aan de personen die de opdracht zouden uitvoeren.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] onvoldoende consequent is. Hij wisselt in zijn verklaring over zijn eigen rol en de rol van de verdachte. Waar hij in eerste instantie verklaart dat de verdachte de hele dag gebruik heeft gemaakt van zijn snapchataccount ‘ [accountnaam 1] ’, zegt hij daarna dat hij vanaf 19:30 uur zelf weer gebruik heeft gemaakt van zijn snapchataccount. Rond dat tijdstip zijn via het account van [medeverdachte 1] instructies gegeven aan de uitvoerders. Dat deze instructies in opdracht van de verdachte zijn gegeven, zoals [medeverdachte 1] heeft verklaard, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] en de verdachte blijkt dat hun telefoons, en daarmee mogelijk ook zijzelf, op dat moment ruim tien kilometer bij elkaar vandaan waren. Wel heeft er rond dat tijdstip telefonisch contact plaatsgevonden tussen de telefoon van [medeverdachte 1] en die van de verdachte, maar de duur van die telefoongesprekken is zo kort (telkens enkele seconden) dat dit onvoldoende steun geeft aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat de instructies zijn gegeven in opdracht van de verdachte. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is dus, naast wisselend, niet verifieerbaar. Hierbij komt dat [medeverdachte 1] de dag voor 27 februari 2024 en de dag daarna zelf gebruik heeft gemaakt van zijn snapchataccount, terwijl de politie concludeert dat ook dan berichten worden verstuurd die wijzen op het ronselen van personen voor het plegen van strafbare feiten. Omdat ook anderszins niet uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte degene is die de poging tot het laten ontploffen van een cobra 6 heeft doen plegen, moet hij (ook) hiervan worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt integraal vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

5.1.
Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde 1] , mede namens zijn echtgenoot [benadeelde 2] en hun minderjarige kind, ter zake van het ten laste gelegde feit, bijgestaan door mr. M.P. de Klerk, advocaat in Den Haag. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 10.637,28 aan materiële schade en een bedrag van € 96.064,50 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte integraal wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Biemond en T. Urbanus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2025.
De voorzitter, oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 februari 2024 te ’s-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (het portiek van) de woning gelegen
op/aan de [adres delict] en/of naburige woningen en/of goederen
die zich in dat portiek en/of die woningen bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
zijn mededader(s), de in die woningen aanwezige personen, en/of voorbijgangers te
duchten was
- zich met een aansteker en/of vuurwerkbom (twee met tape aan elkaar
vastgemaakte flesvormige projectielen Shellvuurwerk), naar/in het portiek van de
woning op/aan de [adres delict] en/of naburige woningen
hebben/heeft begeven en/of
- en terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader in dat portiek en/of voor de deur
van die woning gelegen op/aan de [adres delict] stond(en)
telefonisch en/of via videoverbinding bij zijn mededader(s) geverifieerd of zij/hij bij
het juiste adres waren/was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 februari 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten
brandstichting en/of een ontploffing teweeg brengen (art. 157 Wetboek van
Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- een aansteker
- een vuurwerkbom (twee met tape aan elkaar vastgemaakte flesvormige
projectielen Shellvuurwerk) en/of
- een telefoon(s) (om contact met mededader(s) te onderhouden),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 februari 2024 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of
Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
heeft gepoogd om een of meer andere(n), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
door (een) gift(en), beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen,
te bewegen om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (het portiek van) de woning gelegen
op/aan de [adres delict] en/of naburige woningen en/of goederen
die zich in dat portiek en/of die woningen bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
zijn mededader(s), de in die woningen aanwezige personen, en/of voorbijgangers
te duchten was
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- via het Snapchat-account [accountnaam 1] ( [naam] ) een oproep geplaatst in een chat
met meerdere gebruikers met de tekst: 'Wie wilt c6 in agga doen je wordt opgehaald
en thuis gebracht' en/of een (geldelijke) vergoeding (500) in het vooruitzicht gesteld
en/of
- via Snapchat-account [accountnaam 1] ( [naam] ) instructies gegeven aan de een persoon
met Snapchat-account ' [accountnaam 2] ' ( [slachtoffer 1] ) over de locatie naar waar hij zich
moet begeven en/of dat hij moet luisteren naar (andere) personen.