ECLI:NL:RBROT:2025:3116

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
10/213633-23 en 10/126755-23 (gevoegd t.t.z)/ TUL VV: 10/167619-22 t.z.) /
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en diefstal in vereniging, bewezenverklaring openlijke geweldpleging, verminderd toerekeningsvatbaar

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag en diefstal van een scooter, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen twee slachtoffers. De feiten vonden plaats op 13 augustus 2023 en 21 juni 2022 in Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door hem te slaan en te steken, en tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door hen te schoppen en te slaan. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een psychische stoornis en een lichte verstandelijke beperking. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke jeugddetentie op die gelijk is aan de duur van het voorarrest, en verklaarde twee vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk, terwijl een vordering van een derde benadeelde partij werd toegewezen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkeling van de verdachte in de periode na de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/213633-23 en 10/126755-23 (gevoegd t.t.z.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/167619-22
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 6 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.J. du Croix, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 2 en 3 primair en het in de zaak met parketnummer 10/126755-23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 170 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 26 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar, met als bijzondere voorwaarden de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden en een contactverbod met de aangevers;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/213633-23 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 3 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 10/213633-23 onder 3 primair ten laste gelegde, te weten diefstal van een scooter in vereniging, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] de scooter van aangever [slachtoffer 1] gestolen. De verklaring van aangever [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat in de nacht van 13 augustus 2023 de scooter van [slachtoffer 1] is gestolen. Een dag later is deze scooter aangetroffen in een steegje. Bij de scooter stond een andere gestolen scooter. Een getuige heeft tegenover de politie verklaard dat hij, kort nadat hij het geluid van scooters hoorde, vier personen het steegje uit zag komen lopen. De verdachte ontkent de scooter van [slachtoffer 1] te hebben gestolen. Hij verklaart wel een scooter in het steegje te hebben neergezet, maar volgens hem was dat niet de scooter van [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat de verdachte degene is geweest die de scooter van [slachtoffer 1] heeft gestolen. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] dat hij de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de nacht van 13 augustus 2023 met een scooter zag en de verklaring van [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 1] tegen haar heeft gezegd dat hij samen met de verdachte een scooter heeft gestolen, zijn daarvoor niet voldoende. Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de scooter van [slachtoffer 1] . Met de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 10/126755-23 ten laste gelegde
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 2 ten laste gelegde. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/126755-23 ten laste gelegde. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/213633-23:
2
.hij op 13 augustus 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op de Grote Beer in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] door
- [slachtoffer 2] te duwen
en te slaan , waardoor voornoemde [slachtoffer 2] op
de grond is gevallen en
- meerdere malen, tegen het
hoofd entegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te
schoppen , terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de
grond lag en
- met een mes, meerdere malen, in de rug van voornoemde [slachtoffer 2] te steken.
Parketnummer 10/126755-23:
hij op 21 juni 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten, aan de Klerkstraat,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
door
- die [slachtoffer 3] meerdere malen tegen het hoofd en tegen het lichaam te
schoppen en te slaan, en
- die [slachtoffer 4] meerdere malen tegen het hoofd en tegen het lichaam te
schoppen en met een stok, te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestien- en zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Op 21 juni 2022 heeft de verdachte samen met anderen twee slachtoffers mishandeld door hen te schoppen en te slaan, onder andere tegen het hoofd. De verdachte heeft een van de slachtoffers zo hard geschopt dat het slachtoffer met beide benen van de grond kwam en op de grond viel.
Op 13 augustus 2023 heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte en zijn medeverdachten hebben ogenschijnlijk uit het niets fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Zij hebben het slachtoffer geduwd, geslagen en geschopt. Een van de medeverdachten heeft het slachtoffer twee keer met een mes in zijn rug gestoken. Het slachtoffer is daardoor ernstig gewond geraakt. De verdachte en zijn medeverdachten zijn daarna weggegaan zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Zij hebben hem - midden in de nacht – zwaargewond op straat achtergelaten, waar hij bij toeval door een voorbijganger werd gevonden. Dat het slachtoffer het heeft overleefd, is niet te danken aan de verdachten.
Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen pijn en letsel toegebracht. Dit soort zinloos geweld heeft grote impact op de slachtoffers, maar ook op anderen die hiervan getuige zijn. Bovendien brengen dergelijke geweldshandelingen, die op een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden, grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is sinds enkele jaren veelvuldig in contact gekomen met politie en justitie en reeds voor meerdere delicten veroordeeld. Ondanks de begeleiding door de jeugdreclassering sinds juli 2022 is de verdachte gerecidiveerd en lijkt de aard en heftigheid van de verdenkingen toe te zijn genomen. Het afgelopen jaar, sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft de verdachte een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Onlangs heeft de verdachte zijn behandeltraject bij Fivoor positief afgerond. Hierdoor zijn de risicofactoren ten aanzien van de recidivekans aanzienlijk verminderd. De Raad vindt het nog wel belangrijk dat de verdachte voor een langere periode onder verplicht toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering blijft staan, waarbij hij zich aan bijzondere voorwaarden dient te houden. Daarnaast is een werkstraf passend, zodat de verdachte leert en accepteert dat er consequenties zijn verbonden aan zijn gedrag.
De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich houdt aan de meldplicht en aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- meewerkt aan de ondersteuning en begeleiding door de jongerencoach vanuit het JOZ;
- naar school gaat en blijft gaan volgens rooster;
- een zinvolle invulling van zijn vrije tijd heeft middels sport dan wel werk;
- meewerkt aan hulpverlening dan wel begeleiding, indien de jeugdreclassering dit nodig acht.
Psycholoogdrs. [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 januari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een lichte verstandelijke beperking en een psychische stoornis in de zin van een norm overschrijdende-gedragsstoornis (met begin in de kindertijd en actuele ernst licht tot matig). Daarbij heeft hij een achterblijvende cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele en morele ontwikkeling. Dit alles tezamen heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De jeugdreclassering, vertegenwoordigd door [persoon B] , heeft ter zitting toegelicht dat de verdachte veel profijt heeft gehad van de behandeling bij Fivoor. Hij maakt nu een positieve ontwikkeling door.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter terechtzitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door zijn bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis die ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Het gaat om hele nare strafbare feiten, waarbij fors geweld is gebruikt en na afloop geen hulp is ingeroepen voor een zwaargewond slachtoffer. Bovendien is de verdachte al eerder veroordeeld voor het plegen van geweldsfeiten. De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en met het lange tijdsverloop sinds de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd (ruim tweeënhalf jaar en anderhalf jaar geleden). Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/213633-23 geldt bovendien dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) is overschreden. Uitgangspunt in een strafzaak tegen een minderjarige is dat eindvonnis wordt gewezen binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen op 28 augustus 2023, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. Nu bijna 18 maanden na aanvang van deze termijn eindvonnis wordt gewezen, is de redelijke termijn met bijna twee maanden overschreden. Dit leidt tot strafvermindering. Gelet op dit alles acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding en ruimte om daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte heeft na het feit van 13 augustus 2023 een positieve ontwikkeling doorgemaakt en de kans dat hij opnieuw een strafbaar feit pleegt is, mede doordat hij een behandeltraject heeft gevolgd, aanzienlijk afgenomen. Bovendien is de verdachte op 19 september 2023, dus na het plegen van de feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf en wordt hij in het kader daarvan voorlopig nog door de jeugdreclassering begeleid.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Parketnummer 10/213633-23 feiten 1 en 2: [slachtoffer 2]
Ter zake van de onder parketnummer 10/213633-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, bijgestaan door mr. M.A. Oosterveen te Rotterdam.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 13.515,- aan materiële schade en een bedrag van € 50.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is ten aanzien van de gevorderde materiële schade, omdat deze schade ziet op de steekverwondingen en de gevolgen daarvan en zij heeft gevorderd de verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht de vordering tot vergoeding van de immateriële schade gedeeltelijk toewijsbaar, namelijk tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de benadeelde partij over de groepsaansprakelijkheid is de verdediging van mening dat dit te ver gaat en dat de rechtbank moet aansluiten bij het vonnis in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 3] .
8.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat alle materiële en immateriële schade die de benadeelde partij vordert het gevolg is van de aan hem toegebrachte steekverwondingen. Nu de verdachte wordt vrijgesproken van (het medeplegen van) het toebrengen van die steekverwondingen, kan artikel 6:162, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen grondslag vormen voor de aansprakelijkheid van de verdachte.
Namens de benadeelde partij is subsidiair een beroep gedaan op groepsaansprakelijkheid, zoals neergelegd in artikel 6:166, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Om de verdachte op die grond aansprakelijk te houden voor de door de benadeelde partij geleden schade, zou moeten komen vast te staan dat een gedraging van de verdachte heeft bijgedragen aan het in het leven roepen van de kans dat de benadeelde partij werd gestoken. De rechtbank is van oordeel dat hiervan niet is gebleken. Op grond van de stukken kan niet worden vastgesteld dat een gedraging van de verdachte heeft bijgedragen aan de kans dat de benadeelde zou worden gestoken.
Het voorgaande maakt dat de benadeelde partij zowel voor wat betreft de gevorderde materiële als de gevorderde immateriële schade, niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.1.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Parketnummer 10/213633-23 feit 3: [slachtoffer 1]
Ter zake van het onder parketnummer 10/213633-23 onder 3 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 440,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen. Subsidiair verzoekt de verdediging € 125,- toe te wijzen, zoals door deze rechtbank is beslist in het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 1] .
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Parketnummer 10/126755-23: [slachtoffer 3]
Ter zake van het onder parketnummer 10/126755-23 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 97,48 aan materiële schade en een bedrag van € 300,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, met de toekenning van wettelijke rente, hoofdelijkheid en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/126771-23 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet is betwist en de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering in zijn geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 397,48, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 oktober 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte, ter zake van twee geweldsmisdrijven en overtreding van de Wet Wapens en Munitie veroordeeld, tot een jeugddetentie van 128 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 12 november 2022.
Bij vonnis van 19 september 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is ten aanzien van een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 30 dagen jeugddetentie, de tenuitvoerlegging bevolen. Nu resteren nog 70 dagen jeugddetentie.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de voorwaardelijke straf, te weten 30 dagen jeugddetentie, ten uitvoer moet worden gelegd, maar dan in de vorm van een werkstraf van 60 uren. Het is niet in het belang van de verdachte om hem terug te sturen naar de justitiële jeugdinrichting. De verdachte heeft zijn leven momenteel op de rit.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf moet worden afgewezen, omdat de verdachte momenteel positief bezig is. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd moet worden verlengd met een jaar, zodat de jeugdreclassering nog langer betrokken kan blijven.
9.4.
Beoordeling
Het in de zaak met parketnummer 10/213633-23 onder 2 bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 28 oktober 2022 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van het restant van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. In de eerder benoemde positieve ontwikkeling die de verdachte heeft doorgemaakt, ziet de rechtbank evenwel aanleiding om die last niet te geven.
Verlenging van de proeftijd is niet mogelijk, omdat de proeftijd op 22 november 2024 is verlopen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/213633-23 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/213633-23 onder 2 en onder parketnummer 10/126755-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 144 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering (parketnummer 10/213633-23);
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering (parketnummer 10/213633-23);
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 397,48 (zegge: driehonderdzevenennegentig euro en achtenveertig eurocent), bestaande uit € 97,48 aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening (parketnummer 10/126755-23);
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]te betalen
€ 397,48(hoofdsom,
zegge: driehonderdzevenennegentig euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 oktober 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie
(parketnummer 10/167619-22).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en H. Biemond, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2025.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/213633-23
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
met meerdere, althans een, mes(sen), althans scherpe en/of puntige voorwerp(en),
meerdere malen, althans eenmaal,
- in de buik en/of in de rug en/of in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
- stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de buik
en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een
(groot) blijvend litteken in/aan de buik van voornoemde [slachtoffer 2] ,
heeft toegebracht, door met meerdere, althans een, mes(sen), althans scherpe en/of
puntige voorwerp(en), meerdere malen, althans eenmaal, in de buik en/of in de rug
en/of in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
met meerdere, althans een, mes(sen), althans scherpe en/of puntige voorwerp(en),
meerdere malen, althans eenmaal,
- in de buik en/of in de rug en/of in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
- stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de buik
en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan de Grote Beer en/of aan het Cartagenapad, in elk geval
op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] door
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te duwen
en/of te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] op
de grond is gevallen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te
schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de
grond lag en/of
- met meerdere, althans een, mes(sen), althans scherpe en/of puntige
voorwerp(en), meerdere malen, althans eenmaal, in de buik en/of in de rug en/of in
het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te steken;
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter
(merk Riya, type Ry50QT-16 met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2023 tot en met 14 augustus 2023 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter
(merk Riya, type Ry50QT-16 met kenteken [kentekennummer] ), althans een goed heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 10/126755-23
hij op of omstreeks 21 juni 2022 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan de Klerkstraat, in elk geval op of aan de openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen personen te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
door
- die [slachtoffer 3] een of meerdere malen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te
schoppen en/of te slaan, en/of
- die [slachtoffer 4] een of meerdere malen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te
schoppen en/of met een stok, althans een hard voorwerp te slaan.