ECLI:NL:RBROT:2025:3072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
11010676 CV EXPL 24-8343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering wegens gebrekkige dossiervorming rond bilvergrotingsoperatie met bilimplantaten

In deze zaak vordert eiseres, die een bilvergrotingsoperatie heeft ondergaan, schadevergoeding van gedaagde wegens gebrekkige dossiervorming. Eiseres heeft op 15 maart 2019 een operatie ondergaan bij gedaagde, maar twijfelt over de implantaten die zijn ingebracht en stelt dat zij niet volledig geïnformeerd is over haar medisch dossier. Eiseres eist onder andere de kosten voor het verwijderen van de implantaten, immateriële schadevergoeding van € 5.000, en afgifte van haar medisch dossier. Gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat deze verjaard zijn en dat er geen tekortkomingen zijn. De kantonrechter oordeelt dat de vordering niet is verjaard en dat gedaagde tekort is geschoten in haar dossiervorming. Eiseres krijgt een schadevergoeding van € 1.000 toegekend, maar andere vorderingen worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11010676 CV EXPL 24-8343
datum uitspraak: 28 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. D. Uygul-van Dam,
tegen
[gedaagde], voorheen genoemd [naam praktijk] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Arakelyan.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 maart 2024;
  • de akte indienen producties en toelichting van [eiseres] , met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 25 oktober 2024 van [eiseres] , met bijlagen;
  • de mail van 6 november 2024 van [gedaagde] , met één bijlage;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde] ;
  • de akte uitlaten stand van zaken namens beide partijen;
  • de brief van 31 december 2024 van [eiseres] , met één bijlage;
  • de akte uitlaten met producties van [gedaagde] , met bijlagen;
  • de akte ten behoeve van de rolzitting van 30 januari 2025 van [eiseres] .
1.2.
Op 7 november 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres] met haar gemachtigde en namens [gedaagde] mevrouw
[persoon A] met de gemachtigde van [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] houdt zich bezig met het verrichten van cosmetische ingrepen. [eiseres] heeft op 15 maart 2019 een bilvergrotingsoperatie met bilimplantaten ondergaan bij [gedaagde] . [eiseres] is op een gegeven moment gaan twijfelen over welke implantaten in haar lichaam zijn ingebracht tijdens die operatie. Volgens [eiseres] is ze bovendien geopereerd door een andere arts dan was afgesproken. Zij heeft bij [gedaagde] haar medisch dossier opgevraagd, maar heeft dat volgens haar niet volledig ontvangen. [eiseres] stelt dat zij daarom in onzekerheid verkeert over welke bilimplantaten bij haar zijn ingebracht en dat dat stress, zorgen en mentale problemen veroorzaakt. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] tegenover haar wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
2.2.
[eiseres] wenst nu op kosten van [gedaagde] de bilimplantaten te laten verwijderen en een hersteloperatie uit te laten voeren. Zij eist dan ook in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de kosten daarvan aan haar te vergoeden. Daarnaast eist zij terugbetaling van het bedrag dat zij aan [gedaagde] heeft betaald voor de bilimplantaten en de operatie, € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding en afgifte van haar medisch dossier door [gedaagde] , op straffe van een dwangsom.
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Zij stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiseres] verjaard zijn, dan wel dat [eiseres] in ieder geval haar rechten heeft verwerkt doordat ze te laat heeft geklaagd. Verder voert [gedaagde] aan dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen en dat zij ook niet onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] , en als dat wel het geval zou zijn, de tekortkomingen of onrechtmatige gedragingen toewijzing van schadevergoeding niet rechtvaardigen. [gedaagde] vraagt zich af wat het causale verband is tussen de door [eiseres] gestelde tekortkomingen/ onrechtmatige handelen en de door haar gestelde schade.
Het medische dossier heeft [gedaagde] inmiddels aan [eiseres] verstrekt, zodat [eiseres] geen belang meer heeft bij de afgifte daarvan, aldus [gedaagde] .
Het beroep op verjaring wordt verworpen
2.4.
Het beroep op verjaring wordt verworpen. De vordering van [eiseres] is niet verjaard. Kort gezegd begint voor een schadevergoedingsvordering op grond van wanprestatie of onrechtmatige daad de verjaringstermijn van vijf jaar te lopen wanneer de benadeelde met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (artikel 3:310 BW). In deze zaak is niet duidelijk geworden wanneer dat precies is geweest, maar vaststaat dat dat niet eerder kan zijn geweest dan de datum waarop de operatie heeft plaatsgevonden. Doordat [eiseres] [gedaagde] binnen vijf jaar nadat de operatie heeft plaatsgevonden heeft gedagvaard (op 14 maart 2024) is de verjaring in ieder geval op tijd gestuit (artikel 3:316 BW).
Het beroep op de klachtplicht wordt verworpen
2.5.
Op grond van artikel 6:89 BW kan de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar daarover heeft geprotesteerd. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de ratio van dit artikel is dat de schuldenaar erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat deze, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks, eveneens met spoed, aan de schuldenaar meedeelt (TM, Parl. Gesch. BW Boek 6, p. 316).
In deze zaak is er, gelet op de aard van de overeenkomst, naar het oordeel van kantonrechter geen duidelijk moment aan te wijzen waarop [eiseres] moest onderzoeken of [gedaagde] al dan niet gebrekkig had gepresteerd. Mede daarom kan niet worden gezegd dat er een duidelijk moment is geweest waarop de klachttermijn is gaan lopen, terwijl er bovendien geen vaste klachttermijn geldt. Nadat [eiseres] twijfels kreeg over haar bilimplantaten, heeft ze haar medisch dossier opgevraagd op 31 augustus 2023. De kantonrechter acht geen feiten en/of omstandigheden aanwezig om dit als ‘te laat’ te bestempelen. Hoewel [eiseres] daarmee niet officieel heeft geklaagd over een gebrek, kon [gedaagde] daaruit afleiden dat [eiseres] in dat dossier gegevens wilde controleren en had [gedaagde] daarop kunnen anticiperen. [eiseres] heeft niet veel later de dagvaarding in deze zaak uitgebracht. Uit niets kan afgeleid worden dat [gedaagde] op enige manier in haar belangen is geschaad doordat [eiseres] niet eerder bij [gedaagde] heeft geklaagd. De kantonrechter acht geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit afgeleid zou moeten worden dat [eiseres] (te lang) heeft stilgezeten. Het beroep op de klachtplicht wordt dan ook verworpen.
Verplichtingen zorgverlener
2.6.
Tussen partijen is er sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst, op basis waarvan [gedaagde] zich tegenover [eiseres] heeft verbonden een bilvergroting te realiseren door bilimpantaten in het lichaam van [eiseres] te brengen met behulp van een operatie (artikel 7:446 BW). [gedaagde] moet bij haar werkzaamheden de zorg betrachten die de redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht (artikel 7:553 BW). Zij heeft op grond van de wet een informatieplicht (artikel 7:448 BW) en een dossierplicht (7:454 BW).
Meer specifiek voor operaties waarbij implantaten worden ingebracht bestaat er regelgeving over het medische dossier en registratie over ingebrachte implantaten in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en het Besluit registratie implantaten.
2.7.
Er bestaat een zogenoemde implantatenregister, waarin ten behoeve van de bescherming van de gezondheid van cliënten gegevens worden verzameld over bij cliënten ingebrachte implantaten (artikel 7a Wkkgz). De zorgverlener heeft de verplichting om de gegevens over het implantaat te verstrekken ten behoeve van het implantatenregister (artikel 7b Wkkgz). Het implantatenregister is te raadplegen op het internet.
2.8.
De zorgverlener is ook verplicht om in het patiëntendossier aantekening te maken van een implantatie op een wijze dat traceerbaarheid van het implantaat mogelijk is. De herleidbaarheid van het implantaat tot de cliënt geschiedt met behulp van het BSN (burgerservicenummer) (artikel 7b lid 1 Wkkgz). De gegevens die moeten worden aangetekend in het patiëntendossier zijn in ieder geval de naam van de zorgaanbieder, de naam van de fabrikant van het implantaat, de productnaam, het producttype en het serie- of lotnummer van het implantaat en de datum van de implantatie (artikel 2 Besluit registratie implantaten).
[gedaagde] moet € 1.000,00 aan [eiseres] betalen
2.9.
In deze procedure is vast komen te staan dat [gedaagde] de bij [eiseres] ingebrachte implantaten niet heeft geregistreerd in het implantatenregister en dat in eerste instantie in het patiëntendossier niet de naam van de implantaten is vermeld, althans dat de stickers van de implantaten niet in het operatieverslag zijn geplakt. Hiermee is [gedaagde] tekortgeschoten in haar verplichting tegenover [eiseres] tot (zo goed mogelijke) dossiervorming. De kantonrechter vindt het aannemelijk en gerechtvaardigd dat [eiseres] als gevolg hiervan onzeker is geworden over welke implantaten zij in haar lichaam heeft.
De kantonrechter acht op basis van de stellingen van [eiseres] voldoende aannemelijk dat zij angstklachten heeft ontwikkeld door die onzekerheid en ziet daarin voldoende aanleiding om aan immateriële schadevergoeding een bedrag van € 1.000,00 aan [eiseres] toe te kennen ten laste van [gedaagde] . De kantonrechter vindt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [eiseres] zo veel immateriële schade heeft geleden of lijdt dat toewijzing van een hoger bedrag gerechtvaardigd zou zijn.
2.10.
[eiseres] heeft zich niet op het standpunt gesteld dat de operatie gebrekkig is uitgevoerd, dat er bij de operatie gebruik is gemaakt van gebrekkige implantaten of dat zij fysieke klachten heeft door de bilimplantaten. De kantonrechter ziet dan ook niet in hoe de stellingen van [eiseres] kunnen leiden tot toewijzing van de andere vorderingen tot schadevergoeding. Dat de implantaten niet zijn geregistreerd in het implantatenregister en de naam daarvan niet in het patiëntendossier voorkwam betekent niet dat er daarom van uitgegaan zou moeten worden dat de bij [eiseres] ingebrachte implantaten gebrekkig zijn of dat [gedaagde] andere implantaten heeft gebruikt dan waarvan zij – met naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwing - stelt die te hebben gebruikt, namelijk van het merk Polytech.
De enkele onzekerheid bij [eiseres] door de gebrekkige dossiervorming, hoe begrijpelijk én vervelend ook, kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een zodanige tekortkoming of onrechtmatig handelen dat dat rechtvaardigt dat [gedaagde] de kosten voor de operatie aan [eiseres] terug moet betalen en moet opdraaien voor de kosten van nieuwe (herstel)operaties. Het causaal verband tussen de gebrekkige dossiervorming en deze gestelde schade, waaronder toekomstige kosten, kan niet worden aangenomen.
De eis tot afgifte medisch dossier wordt afgewezen
2.11.
[eiseres] wordt geacht geen belang meer te hebben bij haar vordering tot afgifte van haar medisch dossier. [eiseres] heeft, nadat in deze procedure aanvullende documenten uit het medisch dossier van [eiseres] door [gedaagde] zijn overgelegd, niet gesteld dat zij niet haar volledige patiëntendossier van [gedaagde] heeft ontvangen. De kantonrechter acht geen aanknopingspunten aanwezig om ervan uit te gaan dat [gedaagde] nu nog stukken of informatie uit het medisch dossier van [eiseres] achterhoudt. De vordering tot afgifte van het medisch dossier op straffe van een dwangsom wordt dan ook afgewezen bij gebrek aan belang.
De proceskosten worden gecompenseerd
2.12.
Omdat beide partijen deels ongelijk krijgen, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.000,00;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
757