In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 11-jarig meisje, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder. Eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders, had een aanvraag ingediend voor een aangepaste buggy op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres geen gebruik had gemaakt van een eerder toegekende buggy en verweerder van mening was dat er geen noodzaak bestond voor de toekenning van een nieuwe buggy. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks haar beperkingen door het syndroom van Down, in staat is om zich te verplaatsen met een driewielfiets en dat de eerder toegekende buggy niet noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de toekenning van de buggy op goede gronden was gebeurd en dat de afwijzing van de aanvraag voor een nieuwe buggy gerechtvaardigd was. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten, en het beroep is ongegrond verklaard.