ECLI:NL:RBROT:2025:3068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/2874
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een aangepaste buggy op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 11-jarig meisje, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder. Eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders, had een aanvraag ingediend voor een aangepaste buggy op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres geen gebruik had gemaakt van een eerder toegekende buggy en verweerder van mening was dat er geen noodzaak bestond voor de toekenning van een nieuwe buggy. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks haar beperkingen door het syndroom van Down, in staat is om zich te verplaatsen met een driewielfiets en dat de eerder toegekende buggy niet noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de toekenning van de buggy op goede gronden was gebeurd en dat de afwijzing van de aanvraag voor een nieuwe buggy gerechtvaardigd was. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten, en het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart in de zaak tussen

[eiseres] , uit Rotterdam, eiseres,

wettelijk vertegenwoordigd door [persoon A] en [persoon B] ,
(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. D.J.J. Straver).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 6 december 2023 (primair besluit 1) heeft verweerder de toekenning van een handbewogen rolstoel/aangepaste buggy op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan eiseres per 11 mei 2021 beëindigd.
1.2.
Met het besluit van 13 december 2023 (primair besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een aangepaste buggy/rolstoel (hierna: buggy) op grond van de Wmo 2015 afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 12 maart 2024 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift met aanvullende stukken.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de gemachtigde van eiseres mr. I. Car, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres is een thans 11-jarig meisje met het syndroom van Down. Er is sprake van een verminderde conditie en motoriek. In verband met deze beperkingen hebben de ouders van eiseres, tevens de wettelijke vertegenwoordigers, op 10 mei 2021 voorzieningen in de vorm van een buggy en een driewielfiets aangevraagd voor eiseres. Met de besluiten van
19 mei 2021 zijn deze voorzieningen in bruikleen toegekend op grond van de Wmo 2015. De ouders van eiseres hebben destijds wel de driewielfiets afgenomen van de leverancier, maar niet de buggy.
3. Op 31 oktober 2023 hebben de ouders van eiseres opnieuw een melding gedaan met het verzoek om in aanmerking te komen voor een buggy. Naar aanleiding van deze melding is op 4 december 2023 telefonisch contact geweest tussen de Wmo-adviseur en de moeder van eiseres. Hierna heeft verweerder op 6 december 2023 de toekenning van de buggy ingetrokken met ingang van 11 mei 2021 en op 13 december 2023 de aanvraag om een buggy afgewezen. Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit wat betreft de intrekking van de verstrekte buggy ten grondslag gelegd dat er nooit gebruik is gemaakt van de toegekende buggy. Wat betreft de aanvraag van de buggy bestaat volgens verweerder geen noodzaak een buggy toe te kennen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De toepasselijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Namens eiseres is aangevoerd dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de eerder toegekende buggy, onder meer omdat de moeder van eiseres kampt met een ernstige vorm van smetvrees en daarom geen tweedehands buggy kan gebruiken. Verder is namens eiseres aangevoerd dat een buggy noodzakelijk is om haar beperkingen te compenseren, zodat zij kan deelnemen aan de maatschappij zoals bedoeld in de Wmo 2015. Eiseres is niet in staat om zelfstandig langere afstanden af te leggen en raakt snel vermoeid. Verweerder heeft het besluit slechts gebaseerd op een verklaring van de medewerker van de school van eiseres en had voor een deugdelijke motivering van het besluit medisch onderzoek moeten laten verrichten naar de mobiliteit van eiseres. Daarnaast is een buggy noodzakelijk omdat eiseres zich, anders dan bij de driewielfiets, in een buggy niet zelfstandig kan bewegen. Bij de driewielfiets bestaat het gevaar dat eiseres zelfstandig kan gaan fietsen en zich zelfstandig kan gaan bewegen in het verkeer als niemand de duwbeugel van de fiets vasthoudt. De ouders van eiseres hebben meerdere jonge kinderen die ook aandacht behoeven als ze buiten zijn, dus zij kunnen niet altijd de duwbeugel vasthouden.
7. Nu vaststaat dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de door verweerder in 2021 toegekende buggy, heeft verweerder deze toekenning op goede gronden ingetrokken op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, onder e, van de Wmo 2015. De enkele, niet met medische stukken onderbouwde stelling van eiseres dat haar moeder geen tweedehands buggy kan gebruiken vanwege haar smetvrees, maakt niet dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid de toekenning van de maatwerkvoorziening in te trekken.
8. Verweerder heeft voorts voldoende gemotiveerd dat er geen noodzaak bestaat tot het toekennen van een voorziening in de vorm van een buggy. Eiseres heeft nooit gebruik gemaakt van de eerder toegekende buggy, zodat die kennelijk niet noodzakelijk was om haar beperkingen te compenseren. Uit gesprekken met de moeder van eiseres en de school van eiseres is bovendien gebleken dat eiseres zich lopend – over een redelijke afstand – dan wel door middel van de driewielfiets kan verplaatsen buiten de woning. Volgens moeder kan eiseres 10 minuten lopen, volgens de school kan eiseres 25 minuten aaneen in een stevig tempo doorlopen. Dit laatste is geen schatting, maar kennelijk feitelijk geconstateerd, want het gaat over de afstand van de school naar het sportveld. Verweerder heeft daarom geen reden hoeven zien aan deze concrete informatie te twijfelen of zelfs een medisch onderzoek te laten verrichten, te minder nu deze informatie van de school ook is vastgelegd in het ondersteuningsverslag van 3 augustus 2023, dat op 27 oktober 2023 namens eiseres voor akkoord is ondertekend. Als zij dit niet heeft gelezen of heeft gedacht dat zij het wel moest ondertekenen, zoals ter zitting namens haar gemachtigde is geopperd, komt die omstandigheid voor haar rekening.
9. Namens eiseres is ten slotte aangevoerd dat zij in een driewielfiets met duwbeugel zelfstandig kan gaan fietsen, zodat om gevaar te voorkomen, een ouder continu de duwbeugel moet vasthouden. Dit zou moeilijk te handhaven zijn in de situatie dat de ouders van eiseres met al hun jonge kinderen buiten zijn. De rechtbank kan hen in dit betoog niet volgen, in aanmerking genomen dat de andere kinderen 8, 12, 14 en 15 jaar oud zijn en behoudens wellicht de jongste niet voortdurend toezicht nodig hebben in het verkeer. Daarbij heeft verweerder terecht aangetekend dat de driewielfiets juist omdat eiseres daarin zelf kan fietsen, de zelfredzaamheid meer vergroot dan de buggy.
10. Al met al is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de belemmeringen van eiseres bij het verplaatsen buiten de woning voldoende worden gecompenseerd met de driewielfiets waar zij thans over beschikt. Verweerder heeft daarom de aanvraag van de buggy mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.T. Nguyen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving

Wmo 2015
Op grond van artikel 1.2.1, aanhef en onder a, komt een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Op grond van artikel 2.1.3, eerste lid, stelt de gemeenteraad bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, onder e, is het college bevoegd om een beslissing in de zin van artikel 2.3.5 te herzien dan wel in te trekken, als het college vaststelt dat de cliënt de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.
Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018
Op grond van artikel 3.2.2, tweede lid, kan een cliënt alleen in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening indien naar het oordeel van het college bij de cliënt de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk, of met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere voorzieningen afwezig of ontoereikend zijn om:
a. de beperkingen die de cliënt ondervindt in de zelfredzaamheid of participatie te verminderen of weg te nemen en de cliënt met een, al dan niet aanvullende, maatwerkvoorziening in staat wordt gesteld zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven functioneren; of
b. de problemen die de cliënt ondervindt bij het zich handhaven in de samenleving, als sprake is van een cliënt met psychische of psychosociale problemen of die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te verminderen of weg te nemen en de cliënt met de, al dan niet aanvullende, maatwerkvoorziening in staat wordt gesteld om zich uiteindelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.