In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025, is de rechtspersoon Riverty GmbH, gevestigd in Verl, Duitsland, als eiseres opgetreden tegen een gedaagde woonachtig in Rotterdam. De procedure begon met een dagvaarding op 13 september 2024, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder mondelinge reacties van de gedaagde en haar gemachtigde. Riverty heeft in haar akte aangegeven dat zij de zaak wil doorhalen, maar de gedaagde heeft aangegeven dat zij geen onvoorwaardelijke instemming geeft voor het doorhalen en dat zij een vergoeding voor gemaakte kosten wenst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de zaak niet doorgehaald kan worden zonder instemming van beide partijen, zoals bepaald in artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).