Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
schelden en/of kleineren en/of denigrerend toe te spreken) zonder verdere verfeitelijking niet is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit oordeel wordt inhoudelijk nader uitgewerkt onder de bewijsoverweging in paragraaf 5.1.
4.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde voor de periode van 21 januari 2013 tot en met 28 februari 2019;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur (te vervangen door 120 dagen hechtenis) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener.
5.Waardering van het bewijs
6.Strafbaarheid feiten
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straf /en maatregel
9.Vordering(en) benadeelde partij(en)/ schadevergoedingsmaatregel(en)
[benadeelde partij 1]en [benadeelde partij 2] als wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige zoon
[benadeelde partij 3]ter zake van het onder 1 bewezen feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partijen vorderen respectievelijk een vergoeding van € 11.000,- en € 10.000,- aan immateriële schade. Zowel [benadeelde partij 3] als [benadeelde partij 1] hebben vanuit het Schadefonds Jeugdbescherming een tegemoetkoming van € 4.000,- per persoon ontvangen en hebben verzocht dit bedrag in mindering te brengen op het schadebedrag dat in deze procedure wordt gevorderd.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet-voltooiing te vervangen door
60 dagen hechtenis;
60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenisniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;