ECLI:NL:RBROT:2025:3007

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
10/056249-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid van dagvaarding en veroordeling tot taakstraf wegens mishandeling van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van haar vijf minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de dagvaarding partieel nietig verklaard met betrekking tot de tenlastelegging van psychische mishandeling, omdat deze niet voldeed aan het bepaaldheidsvereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging met betrekking tot fysieke mishandeling voldoende concreet was en dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan het slaan van haar kinderen. De verdachte werd vrijgesproken van andere geweldshandelingen, zoals schoppen en het dichtknijpen van de keel van een van de kinderen, wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende kon worden onderbouwd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de complexe gezinssituatie van de verdachte en haar spijt over het gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/056249-22
Datum uitspraak: 3 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman mr. O. Albayrak, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank zal de dagvaarding partieel nietig verklaren, omdat met betrekking tot de ten laste gelegde psychische mishandeling (
schelden en/of kleineren en/of denigrerend toe te spreken) zonder verdere verfeitelijking niet is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit oordeel wordt inhoudelijk nader uitgewerkt onder de bewijsoverweging in paragraaf 5.1.
3.2.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank stelt, conform de vordering van de officier van justitie, vast dat op grond van artikel 70, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de ten laste gelegde feiten zijn verjaard voor zover deze zien op de periode van 1 januari tot en met 20 januari 2013. De officier van justitie zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging.
De verdediging heeft ook voor het overige de niet-ontvankelijkheid bepleit van de officier van justitie. De tenlastelegging beslaat een zeer lange periode, zonder nadere specificatie welke mishandelingen wanneer en hoe zouden hebben plaatsvonden. Daarbij is de omschrijving ‘slaan en/of schoppen’ zodanig breed geformuleerd dat niet duidelijk is of ook sprake was van strafbare gedragingen. Relevant is immers hoe, waar en met welke intensiteit er is geslagen.
Los van de vraag of dit verweer kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde fysieke mishandeling, waarbij gedurende een langere periode sprake zou zijn geweest van een patroon aan uiteenlopende geweldshandelingen, voldoende begrijpelijk en concreet is geformuleerd. Ter terechtzitting bleek dat ook bij de verdachte op dit punt geen misverstand bestond ten aanzien van de haar verweten gedragingen. De rechtbank verwerpt voor het resterende deel van de tenlastelegging het pleidooi tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde voor de periode van 21 januari 2013 tot en met 28 februari 2019;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur (te vervangen door 120 dagen hechtenis) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Beoordeling
Inleiding
Op 28 februari 2019 werden de vijf minderjarige kinderen van de verdachte en haar toenmalige echtgenoot voorlopig uithuisgeplaatst en onder toezicht gesteld. De voorlopige uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling is ten aanzien van de vier kinderen die toen nog minderjarig waren op 23 mei 2019 definitief geworden met een beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter was van oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd, waarbij de zorgen onder meer waren gelegen in de opvoedsituatie van de kinderen. De kinderen werden langere tijd belast door spanningen tussen de ouders, er was sprake van een chaotische thuissituatie vanwege alle spullen die de verdachte in de loop der tijd heeft verzameld en er was sprake van chronische ondervoeding bij het jongste kind, de destijds 3-jarige dochter [kind 5].
In de periode na de uithuisplaatsing hebben de kinderen in etappes aan de betrokken jeugdhulpverleners hun verhaal gedaan. Mede naar aanleiding daarvan heeft gezinsvoogd [naam 1] uiteindelijk op 4 oktober 2019 aangifte gedaan tegen de verdachte van mishandeling van haar kinderen. In de aangifte wordt een tijdlijn geschetst van de gebeurtenissen binnen het gezin en wordt de inhoud van de gesprekken met de kinderen samengevat. Uit deze gesprekken, de bij de aangifte overgelegde schriftelijke informatie en de in augustus 2020 door drie van de kinderen ([kind 4], [kind 2] en [kind 3]) bij de politie afgelegde verklaringen volgt een beeld van een gezin dat in de periode vanaf 2009 jarenlang in crisis verkeerde en toenemend in isolement leefde. Er was sprake van huwelijksproblemen en ruzies tussen de ouders, waarbij ook tegen de kinderen veelvuldig werd geschreeuwd en gescholden. Deze reageerden daarop angstig en ervoeren veel stress. De verdachte vertoonde grillig en dwangmatig gedrag, waarbij zij op grote schaal spullen verzamelde en de kinderen voortdurend op de foto moesten, waarover vaak ook weer ruzie ontstond. Deze ruzies worden door meerdere getuigen uit de woonomgeving van de verdachte bevestigd. Deels na confrontatie met elkaars verklaringen tegenover de betrokken hulpverleners, maakten meerdere kinderen na verloop van tijd ook melding van huiselijk geweld binnen het gezin. Daarbij zou door de verdachte onder meer zijn geschopt en geslagen. Uit de beschikbare medische informatie blijkt dat alle kinderen in meer of mindere mate psychische schade hebben opgelopen in de jaren voorafgaand aan de uithuisplaatsing.
Op basis van de geschetste bevindingen stelt de rechtbank vast dat sprake was van een langdurige, problematische gezinssituatie, die door de kinderen als zeer onveilig moet zijn ervaren. Aannemelijk is dat overbelasting en de huwelijksproblemen tussen de ouders, in combinatie met de genoemde psychische klachten van de verdachte, hierbij een rol hebben gespeeld. De vraag in hoeverre ook sprake was van strafbaar gedrag van de verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank met enige behoedzaamheid worden beantwoord. Door de wijze waarop het opsporingsonderzoek zich heeft voltrokken, kunnen gebeurtenissen soms moeilijk in de tijd worden geplaatst en op hun merites worden beoordeeld; de drempel qua wettig (steun)bewijs wordt daarbij niet in alle gevallen gehaald. Voor individuele incidenten die uit het dossier naar voren komen, kan ook het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het veroorzaken van pijn of letsel bij haar kinderen soms niet eenduidig worden vastgesteld.
De vraag of sprake is van psychische mishandeling is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de duur van de gedragingen van een verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank zonder nadere verfeitelijking de ten laste gelegde psychische mishandeling in deze zaak niet goed te beoordelen, zodat de dagvaarding op dit punt onder 3.1 partieel nietig is verklaard. Met betrekking tot de ten laste gelegde fysieke geweldshandelingen zal de rechtbank om de hiervoor besproken redenen de beoordeling concentreren op specifieke gedragspatronen die uit het dossier naar voren komen en waarvan buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte zich daarmee (structureel gedurende langere tijd) schuldig heeft gemaakt aan strafbare gedragingen.
Slaan
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend haar kinderen meermalen te hebben geslagen. Zij geeft aan dat dit nooit had mogen gebeuren en heeft hier veel spijt van. Daarnaast hebben [kind 4], [kind 2] en [kind 3] verklaard dat zij en ook hun zussen [kind 1] en [kind 5] werden geslagen. De kinderen geven ten aanzien van de momenten waarop dit gebeurde enigszins verschillende perioden aan, maar deze vallen allemaal binnen de ten laste gelegde periode. Uit de verklaringen van de verdachte en van de kinderen volgt dat sprake was van een patroon waarbij de verdachte haar kinderen regelmatig sloeg. Dit onderdeel van de tenlastelegging is wettig en overtuigend bewezen.
Schoppen
In de verklaringen van [kind 4], [kind 2] en [kind 3] wordt ook gesproken over schoppen en trappen. De verdachte verklaart hierover dat zij haar kinderen weleens een ‘schopje’ heeft gegeven als zij de trap op naar boven werden gestuurd, maar zij ontkent het schoppen in strafrechtelijke zin. Uit de beschikbare informatie wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk wanneer, op welke wijze en hoe vaak de verdachte zou hebben geschopt en of hierbij sprake was van strafbaar handelen. De verdachte zal op dit onderdeel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.
Keel dichtknijpen
[kind 2] heeft in gesprek met de hulpverlening verklaard dat de verdachte eenmaal haar keel heeft dichtgeknepen. Daarbij worden in het dossier geen nadere details en geen tijdsindicatie vermeld. In haar verklaring bij de politie heeft [kind 2] dit incident niet concreet benoemd en ook de andere kinderen verklaren hier niet over. De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat zij de keel van haar dochter zou hebben dichtgeknepen. Door het ontbreken van ondersteunend bewijs en van een concrete tijdsindicatie kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat de verdachte deze handeling in de ten laste gelegde periode heeft gepleegd. De verdachte zal daarom ook op dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ondervoeding
Met betrekking tot de ondervoeding en daardoor opgelopen groeiachterstand bij [kind 5] oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken dat de verdachte haar dochter [kind 5] opzettelijk eten heeft onthouden. Daarbij is ook niet uit te sluiten dat andere oorzaken ten grondslag hebben gelegen aan de door [kind 5] opgelopen groeiachterstand. De rechtbank zal de verdachte op dit punt eveneens vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan het slaan van haar vijf kinderen. Niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het schoppen van haar kinderen, aan het dichtknijpen van de keel van [kind 2] of aan het opzettelijk onthouden van voeding aan [kind 5]. De verdachte wordt op deze onderdelen van de tenlastelegging partieel vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in of omstreeks de periode van 21 januari 2013 tot en met 28 februari 2019 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
meermalen
haar kinderen
- [kind 1], geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] en- [kind 2], geboren op [geboortedatum 3] 2005 te [geboorteplaats 3] en- [kind 3], geboren op [geboortedatum 4] 2003 te [geboorteplaats 2] en
- [kind 4] geboren op [geboortedatum 5] 2008 te [geboorteplaats 2] en
- [kind 5], geboren op [geboortedatum 6] 2015 te [geboorteplaats 4],
heeft mishandeld door
- die [kind 1] meermalen tegen het lichaam te slaan
- die [kind 2] meermalen tegen het lichaam te slaan
- die [kind 3] meermalen tegen het lichaam te slaan
- die [kind 4] meermalen tegen het lichaam te slaan
- die [kind 5] meermalen tegen het lichaam te slaan
- ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan (ook) worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
Mishandeling, begaan tegen haar kinderen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf /en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan mishandeling van haar vijf minderjarige kinderen door hen meermalen te slaan. Dit slaan veroorzaakte bij de kinderen pijn en letsel, zoals blauwe plekken, en was ook beangstigend voor hen. De verdachte heeft hiermee stelselmatig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar kinderen, die thuis juist veilig behoorden te zijn en ook haar bescherming dienden te krijgen. De rechtbank rekent de verdachte deze gedragingen aan.
Tegelijkertijd heeft de rechtbank ook oog voor de complexe gezinssituatie, waarbij de verdachte er grotendeels alleen voorstond, er (financiële) problemen waren en zij ook kampte met psychische klachten. Alles tezamen heeft dit het leven van de verdachte gedurende vele jaren heel moeilijk gemaakt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard veel spijt te hebben van haar gedrag en vraagt haar kinderen daarvoor om vergeving.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een tweetal rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 10 april 2024 en op 10 februari 2025. Uit deze rapporten volgt dat de verdachte inmiddels in een stabielere situatie is komen te verkeren. Zij heeft vaste huisvesting, een baan waarmee zij in haar levensonderhoud kan voorzien en behandeling en begeleiding voor haar psychische problematiek. Zij heeft door deze behandeling een positieve ontwikkeling doorgemaakt in haar psychosociaal functioneren. Het lukt haar ook om (in enige mate) te reflecteren op haar gedrag. Het contact met haar kinderen wisselt per kind en heeft tijd nodig. De verdachte is inmiddels in staat de grenzen die de kinderen daarin aangeven, te respecteren. Op basis van de ontwikkelingen in het afgelopen jaar ziet de reclassering geen aanleiding meer voor interventies of toezicht in een strafrechtelijk kader. In geval van een veroordeling wordt daarom een straf geadviseerd zonder bijzondere voorwaarden.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, die plaatsvonden gedurende een langere periode, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij is van belang dat de bewezen verklaarde mishandelingen zich al langer geleden hebben afgespeeld, waarbij ook sprake is van overschrijding van de redelijke termijn die bij de vervolging in acht moet worden genomen, en dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast hebben de gebeurtenissen door de uithuisplaatsing van haar kinderen ook voor de verdachte zeer ingrijpende gevolgen gehad.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank in plaats van een gevangenisstraf een deels voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur opleggen. Anders dan gevorderd door de officier van justitie en conform het laatste advies van de reclassering ziet de rechtbank hierbij geen aanleiding tot het stellen van bijzondere voorwaarden. De op te leggen taakstraf markeert als geheel vooral de ernst van de bewezen feiten, waarbij het voorwaardelijk strafdeel er tevens toe dient om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarbij een langere proeftijd te stellen dan de reguliere termijn van twee jaar. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de verdachte de ingezette positieve ontwikkelingslijn zal weten vast te houden en daarbij op eigen kracht haar weg naar eventueel verdere hulpverlening zal weten te vinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering(en) benadeelde partij(en)/ schadevergoedingsmaatregel(en)

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd
[benadeelde partij 1]en [benadeelde partij 2] als wettelijk vertegenwoordiger voor zijn minderjarige zoon
[benadeelde partij 3]ter zake van het onder 1 bewezen feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partijen vorderen respectievelijk een vergoeding van € 11.000,- en € 10.000,- aan immateriële schade. Zowel [benadeelde partij 3] als [benadeelde partij 1] hebben vanuit het Schadefonds Jeugdbescherming een tegemoetkoming van € 4.000,- per persoon ontvangen en hebben verzocht dit bedrag in mindering te brengen op het schadebedrag dat in deze procedure wordt gevorderd.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De immateriële schade is het rechtstreekse gevolg van de gepleegde feiten en is door beide benadeelde partijen voldoende onderbouwd met bewijsstukken. Daarom acht de officier van justitie de vorderingen volledig toewijsbaar.
9.2.
Standpunt verdediging
Primair dient de vordering te worden afgewezen in verband met de bepleite niet-ontvankelijkheid. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vorderingen naar billijkheid te matigen vanwege de beperkte financiële mogelijkheden van de verdachte.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] immateriële schade hebben geleden. Uit de door hen overgelegde stukken blijkt dat sprake is van psychische klachten door de omstandigheden waaronder zij jarenlang zijn opgegroeid. Het slaan door de verdachte vormt een onderdeel daarvan, maar valt tegelijkertijd niet los te zien van de bredere problemen binnen het gezin. Daardoor valt de omvang van de psychische schade als gevolg van de bewezen feiten in deze strafprocedure niet goed te bepalen. De vorderingen van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] zullen niet-ontvankelijk worden verklaard en kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding partieel nietig voor zover de tenlastelegging ziet op psychische mishandeling (schelden en/of kleineren en/of denigrerend toe te spreken);
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover de ten laste gelegde feiten zien op de tijdsperiode van 1 januari 2013 tot en met 20 januari 2013;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet-voltooiing te vervangen door
60 dagen hechtenis;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenisniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren; tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] namens de minderjarige [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt genoemde benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. van Vuren, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 21 januari 2013 tot en met 28 februari 2019 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
meermalen, althans eenmaal
haar kind en/of kinderen
- [kind 1], geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] en/of
- [kind 2], geboren op [geboortedatum 3] 2005 te [geboorteplaats 3] en/of
- [kind 3], geboren op [geboortedatum 4] 2003 te [geboorteplaats 2] en/of
- [kind 4] geboren op [geboortedatum 5] 2008 te [geboorteplaats 2] en/of
- [kind 5], geboren op [geboortedatum 6] 2015 te [geboorteplaats 4],
heeft mishandeld door
- die [kind 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of schoppen en/of
- die [kind 1] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken en/of
- die [kind 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of schoppen en/of keel van die [kind 2] dicht te knijpen en/of
- die [kind 2] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken en/of
- die [kind 3] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of schoppen en/of
- die [kind 3] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken en/of
- die [kind 4] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of schoppen en/of
- die [kind 4] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken en/of
- die [kind 5] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of schoppen en/of
- die [kind 5] uit te schelden en/of kleinerend en/of denigrerend toe te spreken en/of
- die [kind 5] meermalen, althans eenmaal voldoende en/of adequate voeding te onthouden en/of meermalen, althans eenmaal onvoldoende voeding toe te dienen, ten gevolge waarvan die [kind 5] letsel heeft ondervonden, te weten in een toestand van ernstige ondervoeding is geraakt en/of een groeiachterstand heeft opgelopen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )