ECLI:NL:RBROT:2025:2999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
10/643130 HA ZA 22-658
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de legitimaire massa en legitieme aanspraak in een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de vaststelling van de legitimaire massa en de legitieme aanspraak van de eiseres, in het kader van de nalatenschap van haar moeder. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.C. de Bakker, heeft de gedaagden, die als executeurs van de nalatenschap optreden, aangeklaagd om de legitimaire aanspraak vast te stellen. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en akten van beide partijen, en een tussenvonnis waarin werd geoordeeld dat een onafhankelijke deskundige de waarde van de woningen in de nalatenschap moest taxeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op een bedrag van € 320.000,- is bepaald, terwijl de waarde van andere woningen in de nalatenschap op € 270.000,- is vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de legitimaire massa, die de activa en passiva van de nalatenschap omvat, op een totaal van € 1.241.710,37 moet worden vastgesteld. De legitieme aanspraak van de eiseres is vastgesteld op € 206.951,73, en de gedaagden zijn veroordeeld om een bedrag van € 156.092,23 aan de eiseres te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk moeten voldoen aan de veroordeling, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rolrechter en ondertekend door mr. E.A. Vroom.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel en haven
locatie Dordrecht
zaaknummer/rolnummer: C/10/643130 HA ZA 22-658
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van:
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. A.C. de Bakker,
tegen
1. [gedaagde 1] ,in persoon en in hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [persoon A] ,
woonplaats: [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
2. [gedaagde 2] ,in persoon en in hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [persoon A] ,
woonplaats: [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden,
advocaat: mr. J.M. van der Wulp.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde 1] c.s.’/‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord van 9 november 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling;
  • de akte, tevens vermeerdering van eis, van 1 maart 2023, met bijlagen;
  • de antwoordakte van 29 maart 2023, met bijlagen;
  • de akte uitlating producties van de zijde van [eiseres] van 28 juni 2023;
  • de antwoordakte van de zijde van [gedaagde 1] c.s. van 23 augustus 2023;
  • het tussenvonnis van 1 november 2023;
  • de akte uitlaten en overlegging producties van de zijde van [gedaagde 1] c.s. van 4 september 2024;
  • de akte van de zijde van [eiseres] van 30 oktober 2024;
  • de antwoordakte van de zijde van [gedaagde 1] c.s. van 11 december 2024.

2.De verdere beoordeling

[adres 1] , Oud-Beijerland

2.1.
In het tussenvonnis van 1 november 2023 is geoordeeld dat gelet op de discussie tussen partijen, een onafhankelijk deskundige de waarde van de woning in het economisch verkeer per peildatum 17 juli 2018 zal moeten vaststellen. Uit het taxatierapport van 26 juni 2024 blijkt dat de waarde van de woning door de taxateur op een bedrag van € 320.000,- is bepaald. Beide partijen gaan in hun berekeningen uit van dit bedrag.
[adres 2] en [adres 3] te Oud-Beijerland
2.2.
Ook ten aanzien van deze woningen heeft de rechtbank in het tussenvonnis geoordeeld dat er een nieuwe taxatie moet komen om vast te kunnen stellen of de overdracht van deze woningen/percelen tegen een marktconforme waarde heeft plaatsgevonden. De waarde van de woningen is door de taxateur bepaald op € 270.000,- met als aantekening “marktwaarde kosten koper met bijzondere uitgangspunten”. De marktwaarde “bijzonder uitgangspunt leeg en vrij van huur” is door de taxateur bepaald op € 325.000,-. De taxateur heeft in het rapport van 26 juni 2024 opgemerkt dat [adres 2] en [adres 3] kadastraal gezien één object is en er voor het gehele object een waarde in verhuurde staat is bepaald én een waarde waarbij geen rekening wordt gehouden met huurcontracten.
In haar berekening van de legitimaire massa gaat [eiseres] uit van een waarde van € 320.000,- en [gedaagde 1] c.s. gaan uit van een waarde van € 270.000,-. [eiseres] is van mening dat het waarderen van de woningen als één object, ten nadele van [gedaagde 1] c.s. moet worden uitgelegd omdat [eiseres] niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het concepttaxatierapport. Dit laatste wordt door [gedaagde 1] c.s. betwist, zij voeren aan dat [eiseres] na ontvangst van het rapport wel degelijk had kunnen reageren.
Wat daar ook van zij, de rechtbank vindt de toelichting van de taxateur over de verhuurde en onderverhuurde staat voldoende duidelijk. Het waarde drukkend effect van de verhuur van [adres 3] heeft, doordat het feitelijk een ondeelbaar object is, ook een waarde drukkend effect op [adres 2] . Dat sprake is van één kadastraal object wordt ook niet door [eiseres] weersproken, zodat in de berekening van de legitimaire massa uitgegaan zal worden van de waarde van het totale object in verhuurde staat (€ 270.000,-). In de verkoop van de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] ligt daarom een gift besloten van € 86.000,-.
Koopsom voor aankoop [adres 4] , Oud-Beijerland
2.3.
Met betrekking tot de betwiste betaling van € 144.230,23 voor de aankoop van de [adres 4] , zijn [gedaagde 1] c.s. in de gelegenheid gesteld een afschrift van de gestelde betaling over te leggen. Zij hebben daarop een afrekening van Schilperoort Netwerk Notarissen van 28 maart 2011 en een bankafschrift overgelegd. Hieruit blijkt dat op 4 april 2011 door de Maatschap [naam maatschap] een bedrag van € 144.230,23 is overgeboekt naar Schilperoort Netwerk Notarissen.
Restant koopsom overdracht mei 2010
2.4.
Een ander geschilpunt tussen partijen betreft de restant koopsom van € 241.883,- waarmee [eiseres] haar eis bij akte van 1 maart 2023 heeft vermeerderd. Volgens [eiseres] ontbreekt het aan bewijs dat [gedaagde 1] c.s. de geldlening met betrekking tot de restant koopsom hebben betaald. [gedaagde 1] c.s. blijven bij hun verweer dat die schuld al in 2013 is afgelost. In het tussenvonnis is daar niet afzonderlijk over geoordeeld, maar uit de overgelegde grootboekkaarten van de Maatschap [gedaagde 1] van 2010 t/m 2013 en uit de grootboekkaarten van moeder blijkt dat de schuld in de periode van 2010 t/m 2013 is afgelost. Anders dan [eiseres] kent de rechtbank aan de grootboekkaarten wel bewijskracht toe. Dat er geen accountantscontrole is toegepast, maakt dit oordeel niet anders. Het door [eiseres] in haar berekening opgevoerde bedrag van € 332.992,58 (€ 241.883,- + € 91.109,50 aan rente), zal door de rechtbank dan ook niet bij de vaststelling van de legitimaire massa worden betrokken.
Schenkingen/giften
2.5.
Zoals in het tussenvonnis overwogen, was het begrijpelijk dat de argwaan bij [eiseres] was versterkt door het niet eerder vermelden door [gedaagde 1] c.s. van een tweetal schenkingen. Haar vordering tot veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot het doen van een opgave van alle door hun van moeder ontvangen schenkingen, is om die reden toegewezen.
[gedaagde 1] c.s. hebben in reactie daarop bij akte van 4 september 2024 het volgende verklaard:
“ [gedaagde 1] heeft de administratie (voor zover beschikbaar) er op nageslagen en buiten de schenkingen die eerder in deze procedure aan de orde zijn gekomen heeft hij geen andere schenkingen aangetroffen”.[eiseres] vindt die
“proceshouding/mededeling ongeloofwaardig, omdat men niet uitlegt welke stukken men er op na heeft geslagen en welke moeite men zich precies heeft getroost”.Men had volgens [eiseres] bijvoorbeeld de eerdere jaarstukken en grootboekkaarten ter zake het maatschapsvermogen erop na kunnen slaan. De eerder door [eiseres] ontdekte schenkingen bleken ook uit de mutatieoverzichten in het overnameplan. Zij verzoekt daarom om daaraan de consequenties te verbinden die de rechtbank geraden acht. Wat daarvan zij, niet is gebleken van objectieve aanknopingspunten voor andere schenkingen. Dat [eiseres] de mededeling ongeloofwaardig acht, is geen grond om bij het vaststellen van de legitimaire massa met ‘andere schenkingen’ rekening te houden.
2.6.
Gelet op het voorgaande en de al in het tussenvonnis op bepaalde onderdelen gegeven beslissing, zal de rechtbank de legitimaire massa en de hoogte van de legitimaire aanspraak van [eiseres] als volgt vaststellen:
ACTIVA
a. Woning [adres 1] € 320.000,00
b. Roerende zaken € 750,00
c. Bank- en spaarrekeningen € 16.086,00
d. Contanten € 50,00
e. Effectenportefeuille € 206.672,00
f. Vorderingen op [gedaagde 1] € 131.229,37
g. Vordering op [gedaagde 1] c.s. i.v.m. Plaatseweg € 184.000,00
h. Vordering op [persoon B] € 120.000,00
i. Vordering op [gedaagde 1] c.s. i.v.m. [adres 4] € 150.000,00
j. Vordering Moree Uitvaartverzorging € 1.142,00
k. Teruggave IB € 2.031,00
Totaal € 1.131.960,37
PASSIVA
l. Vaderlijke erfdelen € 104.484,00
m. Huishoudelijke schulden € 500,00
n. Lening [eiseres] € 2.269,00
o. Lening [gedaagde 1] c.s. € 132.934,00
p. Uitvaartkosten € 19.863,00
Totaal € 260.050,00
GIFTEN
q. [gedaagde 1] (22 januari 2018) € 122.000,00
r. [persoon B] (15 juni 2018) € 100.800,00
s. [gedaagde 1] c.s. i.v.m. Plaatseweg € 86.000,00
t. Diverse schenkingen € 25.000,00
u. Auto Peugeot € 18.500,00
v. Schenkingen in 2006 en 2007 € 17.500,00
Totaal € 369.800,00
Legitimaire massa (activa – passiva + giften) € 1.241.710,37
Legitimaire aanspraak/legaat [eiseres] € 206.951,73
Reeds ontvangen € 49.155,00
Taxatiekosten (helft van € 3.509,00) € 1.704,50
Totaal € 156.092,23
2.7.
Gelet op het bepaalde in artikel 4:80 lid 1 BW zijn [gedaagde 1] c.s. als gezamenlijke erfgenamen gehouden de vordering die [eiseres] uit hoofde van haar legitimaire aanspraak heeft, te voldoen. [gedaagde 1] c.s. zullen dan ook worden veroordeeld een bedrag van € 156.092,23 aan [eiseres] te betalen. [gedaagde 1] c.s. zullen eveneens worden veroordeeld de wettelijke rente over dat bedrag te betalen, vanaf 24 september 2020, zijnde 14 dagen na de datum waarop [eiseres] haar legaat en legitieme portie heeft opgeëist.
Proceskosten
2.8.
Gelet op de aard van het geschil en de familierelatie van partijen, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
De rechtbank zal het vonnis, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de legitimaire massa uit hoofde van de nalatenschap van moeder op het moment van haar overlijden vast op een bedrag van € 1.241.710,37;
3.2.
stelt de omvang van de legitimaire aanspraak van [eiseres] in de nalatenschap van moeder vast op een bedrag van € 206,951,73;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot het voldoen aan [eiseres] van de nog aan haar toekomende legitimaire aanspraak van € 156.092,23, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 september 2020 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 12 februari 2025.
3092