ECLI:NL:RBROT:2025:2979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
10/225651-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en schennis van de eerbaarheid door een moeder van haar minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van mishandeling van haar minderjarige kinderen en schennis van de eerbaarheid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dwingen van haar kinderen om gedurende langere tijd in een hoek te staan, wat als mishandeling wordt gekwalificeerd. Daarnaast heeft zij in het bijzijn van haar kinderen seksuele handelingen verricht met een medeverdachte, wat leidt tot de beschuldiging van schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, die als slachtoffers zijn aangeduid, gedetailleerde en consistente verklaringen hebben afgelegd over de mishandelingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan de mishandeling en schennis van de eerbaarheid. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/225651-23
Datum uitspraak: 18 februari 2025
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [plaats 1] op [geboortedatum 1] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [plaats 2] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De tenlastegelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden.
De in de tenlastelegging genoemde kinderen hebben verklaringen afgelegd over wat er is gebeurd. Daarbij verklaren zij niet alleen over wat henzelf is aangedaan, maar ook over de andere kinderen. De verklaringen van de kinderen ondersteunen elkaar in voldoende mate. Daar komt bij dat zij consequent hebben verklaard en ook over details. Naast de verklaringen van de kinderen zijn er verklaringen van de personen die in hetzelfde huis als de kinderen woonden en de maatschappelijk werker van de school van de kinderen.
4.2.
Beoordeling
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of zij op basis van het procesdossier kan komen tot het oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde.
In de zaak hebben de kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] apart van elkaar in een studioverhoor gedetailleerd en consistent verklaard over de door de verdachte gepleegde mishandelingen waarvan zij het slachtoffer waren. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit en betrouwbaarheid van die verklaringen. Tegenover deze belastende verklaringen staat geen verklaring van de verdachte. Bij de politie heeft de verdachte zich op haar zwijgrecht beroepen. Beoordeeld moet worden of de verklaringen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Naast de verklaringen van de kinderen bevat het dossier meerdere verklaringen van getuigen die direct of indirect van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] over de handelingen van de verdachte hebben gehoord. De verklaringen van deze getuigen vormen geen onafhankelijk steunbewijs voor de verklaringen. Wat deze getuigen over de handelingen kunnen verklaren, komt immers steeds uit dezelfde bewijsbron, namelijk de kinderen. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben niet alleen verklaard over wat henzelf is overkomen, maar ook over wat er met andere kinderen is gebeurd. In zoverre kunnen de verklaringen van de kinderen als steunbewijs dienen, voor zover zij uit eigen waarneming verklaren (dus niet van horen zeggen). De tenlastegelegde handelingen kunnen dus alleen worden bewezen indien [minderjarige 1] , [minderjarige 2] of [minderjarige 3] verklaart de handelingen zelf te hebben ervaren en die verklaring wordt ondersteund door wat één van de andere kinderen zelf heeft gezien of gehoord.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat hiervan wat feit 1 betreft geen sprake is. Naast de verklaring van [minderjarige 1] is er geen andere directe eigen waarneming geweest van één van de andere kinderen. Aldus levert geen van de getuigenverklaringen het vereiste steunbewijs op voor het aan de verdachte gemaakte verwijt. Ook de verklaringen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in onderlinge samenhang bezien leveren geen overtuigend steunbewijs op. Bij die stand van zaken is er onvoldoende wettig bewijs en komt niet buiten redelijke twijfel vast te staan dat de verdachte de haar onder 1 verweten gedragingen heeft verricht.
Feit 2 en 3
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde oordeelt de rechtbank als volgt.
Zowel [minderjarige 3] als [minderjarige 2] verklaren dat zij in de tenlastegelegde periode werden gedwongen om gedurende langere tijd in een hoek te staan. Zij hebben dit beide ervaren en tevens bij de ander waargenomen. Beide verklaringen kunnen derhalve als steunbewijs dienen. Er kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte deze, onder feit 2 en 3 tenlastegelegde, handeling heeft verricht. De verdachte zal worden vrijgesproken van het in vereniging begaan van deze handeling, nu niet is komen vast te staan dat [medeverdachte] hierin een aandeel heeft gehad.
Hoewel de kinderen gedetailleerd verklaren over de andere onder feit 2 en 3 genoemde handelingen die zij zelf hebben ervaren, is er wat die handelingen betreft geen directe eigen waarneming geweest van één van de andere kinderen. Bovendien komen de verklaringen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] omtrent de gebeurtenissen die in de kamer zouden hebben plaatsgevonden, op diverse onderdelen niet met elkaar overeen en lijken zij verschillende gebeurtenissen te beschrijven. Van deze overige onder feit 2 en 3 ten laste gelegde handelingen zal de verdachte daarom worden vrijgesproken, nu daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is.
Feit 4
Voor een veroordeling op grond van artikel 248d (oud) van het Wetboek van Strafrecht dient te worden bewezen dat de verdachte opzettelijk met ontuchtig oogmerk een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Er is sprake van seksueel corrumperen als een minderjarige ertoe wordt bewogen daadwerkelijk uitgevoerde seksuele handelingen te aanschouwen of bij te wonen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat de twee kinderen werden bewogen om getuige te zijn van seksuele handelingen. Er zijn geen aanwijzingen dat de kinderen op enigerlei wijze verplicht waren de uitgevoerde seksuele handelingen te aanschouwen of bij te wonen. De verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde schennis van de eerbaarheid oordeelt de rechtbank als volgt. Opzet is vereist op het schenden van de eerbaarheid. Daarbij wordt betekenis toegekend aan de context van bepaalde gedragingen. Voorwaardelijk opzet is hierbij toereikend en kan in dit geval ook worden aangenomen. Uit de verklaringen van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] komt naar voren dat de verdachte meermalen seks heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] in aanwezigheid van de minderjarige kinderen. Door het seksueel gedrag van de verdachte en haar medeverdachte in de kamer waar zij met de twee kinderen verbleven, is de eerbaarheid wat deze beide kinderen betreft geschonden. Het subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
zij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, haar kind, te weten [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, heeft mishandeld door die [minderjarige 2]
- te dwingen om gedurende langere tijd, in een hoek te staan en
3.
zij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, haar kind, te weten [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2012, heeft mishandeld door die [minderjarige 3]
- te dwingen om gedurende langere tijd, in een hoek te staan en/of
4.
zij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander , zich (meermalen) opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats heeft bevonden, te weten in een woning aan [adres 2] in Rotterdam, immers heeft zij, verdachte, seks gehad met [medeverdachte] , terwijl daarbij de minderjarige kinderen van die [verdachte] , [minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] 2012 en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, huns ondanks tegenwoordig waren.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2.

mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind;

3.

mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind;

4.subsidiair

schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van haar minderjarige kinderen door hen te dwingen om gedurende langere tijd in een hoek te staan. De slachtoffers hebben door het handelen van de verdachte pijn ervaren. Verder heeft de verdachte met haar handelen het vertrouwen van haar kinderen, die zich in het bijzijn van hun moeder veilig moesten kunnen voelen, ernstig geschaad.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door in haar kamer seks te hebben met medeverdachte [medeverdachte] in het bijzijn van haar twee minderjarige kinderen. Het gedrag van de verdachte moet als onfatsoenlijk worden aangemerkt en is in strijd met de algemene moraal. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van haar handelen voor deze kwetsbare slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Nu het gaat om oude feiten en de rechtbank beduidend minder bewezen acht dan ten laste is gelegd, zal de rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank acht verder de hierna te noemen voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [vertegenwoordiger] namens [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij [minderjarige 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden met betrekking tot een feit waarbij [minderjarige 1] slachtoffer zou zijn.
De benadeelde partijen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu geen bedragen op de vordering zijn ingevuld en de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 239 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 31 (eenendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 28 (achtentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en Z. Benguedda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 februari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, haar kind, te weten [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2010, heeft mishandeld door
- ( veelvuldig, althans meermalen) die [minderjarige 1] met een hand in/op/tegen het gezicht en/of (andere delen van) het lichaam van die [minderjarige 1] te slaan en/of te stompen en/of
- die [minderjarige 1] met een slipper, althans een voorwerp, te slaan en/of
- een controller, althans een voorwerp, tegen een been en/of arm, althans het lichaam, van die [minderjarige 1] te gooien;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, haar kind, te weten [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, heeft mishandeld door die [minderjarige 2]
- ( veelvuldig, althans meermalen) met een hand in/op/tegen het gezicht en/of (andere delen van) het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- te bekogelen met voorwerpen, althans voorwerpen tegen/op haar te gooien, en/of
- te schoppen en/of trappen en/of
- te krabben en/of
- over de grond te slepen en/of
- te dwingen om urenlang, althans gedurende langere tijd, in een hoek te staan en/of
- onvoldoende eten en drinken te geven;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, haar kind, te weten [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2012, heeft mishandeld door die [minderjarige 3]
- ( veelvuldig, althans meermalen) met een hand en/of voorwerpen in/op/tegen het gezicht en/of (andere delen van) het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- te bekogelen met voorwerpen, althans voorwerpen tegen/op hem te gooien, en/of
- te schoppen en/of trappen en/of
- te krabben en/of
- tegen een muur en/of op de grond te gooien en/of
- bij zijn keel te pakken en/of op hem te gaan zitten, waardoor hij geen/onvoldoende lucht kreeg en/of
- te dwingen om urenlang, althans gedurende langere tijd, in een hoek te staan en/of
- onvoldoende eten en drinken te geven;
4.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, één of meer personen, te weten haar kind(eren) [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2012 en/of [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, van wie zij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn van die [minderjarige 3] en/of [minderjarige 2] seks te hebben met [medeverdachte] , terwijl die [minderjarige 3] en/of [minderjarige 2] zich met verdachte en/of zijn medeverdachte in een afgesloten ruimte bevond(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich (meermalen) opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats heeft bevonden, te weten in een woning aan [adres 2] in Rotterdam, immers heeft zij, verdachte, seks gehad met [medeverdachte] , terwijl daarbij de minderjarige kinderen van die [verdachte] , [minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] 2012 en/of [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011, huns ondanks tegenwoordig waren.