Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
Zowel [minderjarige 3] als [minderjarige 2] verklaren dat zij in de tenlastegelegde periode werden gedwongen om gedurende langere tijd in een hoek te staan. Zij hebben dit beide ervaren en tevens bij de ander waargenomen. Beide verklaringen kunnen derhalve als steunbewijs dienen. Er kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte deze, onder feit 2 en 3 tenlastegelegde, handeling heeft verricht. De verdachte zal worden vrijgesproken van het in vereniging begaan van deze handeling, nu niet is komen vast te staan dat [medeverdachte] hierin een aandeel heeft gehad.
5.Strafbaarheid feiten
2.
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind;
3.
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind;
4.subsidiair
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 31 (eenendertig) dagen;