ECLI:NL:RBROT:2025:2968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/10/669052 / FA RK 23-8439
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen met bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2025 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een man en een vrouw, die samen twee minderjarigen hebben. De man heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de kinderen en een zorg- en omgangsregeling. De vrouw heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de voorlopige omgangsregeling te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders problematisch is, wat heeft geleid tot een gebrek aan omgang tussen de man en de kinderen. De rechtbank heeft besloten dat de omgangsregeling voorlopig zal zijn dat de man iedere zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur omgang heeft met de kinderen, waarbij hij verantwoordelijk is voor het halen en brengen. De rechtbank heeft ook de bijzondere curator ontslagen en de zaak aangehouden voor verdere behandeling in afwachting van mediationgesprekken. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en het betrekken van de kinderen in het proces.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/669052 / FA RK 23-8439
Beschikking van 24 februari 2025 over vervangende toestemming erkenning, het ouderlijk gezag, de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) dan wel de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: de omgangsregeling), de informatie- en consultatieregeling
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. J. van der Stel te Schiedam.
In deze procedure is als bijzondere curator benoemd:
- mr. T.R. Hüpscher te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 17 november 2023;
  • de beschikking van 5 februari 2024;
  • de brief met bijlagen van de man van 19 januari 2024;
  • het rapport van de bijzondere curator van 14 maart 2024;
  • het F9 formulier van de vrouw van 17 april 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, gedateerd
23 januari 2025;
- het F9 formulier, met bijlagen van de man van 16 januari 2025;
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025, gelijktijdig met de behandeling van het verzoek van de man betreffende het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv, bij de rechtbank bekend onder zaak-/rekestnummer C/10/692704 / FA RK 25-333, waarop afzonderlijk wordt beslist.
Daarbij zijn verschenen:
  • partijen en advocaten voornoemd;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man/vrouw[[c]] een pleitnotitie overgelegd.
1.4.
De oudste minderjarige is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit de affectieve relatie van partijen zijn geboren de minderjarigen:
[minderjarige 1](hierna: [voornaam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2](hierna: [voornaam minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2022 te [geboorteplaats 2] .
2.2.
De man heeft [voornaam minderjarige 1] erkend op 30 november 2016.
2.3.
De man heeft [voornaam minderjarige 2] erkend op 15 december 2023. De vrouw en de man hebben bij de erkenning verklaard dat het ouderlijk gezag alleen door de vrouw wordt uitgeoefend. Deze verklaring is vastgelegd in de erkenningsakte als latere vermelding van de erkenning.
2.4.
Blijkens verkort proces-verbaal van de zitting gehouden op 17 november 2023 en de bijbehorende akte van dading zijn partijen in kort geding het volgende overeengekomen:
1. voorlopig zal de omgang tussen de man en de minderjarigen als volgt verlopen:
  • elke donderdag is er omgang na school tot 19.00 uur;
  • elke zondag is er omgang van 12.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur;
  • de man haalt en brengt de kinderen;
  • er is een videobelmoment, elke week, op maandag of dinsdag. Dit hangt af van het werkrooster van de vrouw. De vrouw zal tijdig aan de man laten weten wanneer er gevideobeld kan worden;
  • deze regeling gaat in vanaf zondag 19 november 2023;
2. een keer per maand zal de vrouw de man informatie geven over de ontwikkeling van de minderjarigen en belangrijke gebeurtenissen in hun leven;
3. de ouders zijn het erover eens dat [voornaam minderjarige 2] de dochter is van de man. Zij spreken af dat zij streven naar erkenning van [voornaam minderjarige 2] door de man. De vrouw zal daarvoor toestemming verlenen. De vrouw kan aan deze toestemming de voorwaarde verbinden dat het gezag niet gezamenlijk zal worden uitgeoefend. In dat geval kan erkenning bij de burgerlijke stand plaatsvinden met de gezamenlijke verklaring van de man en de vrouw dat het gezag niet gezamenlijk wordt uitgeoefend. Wanneer de man deze verklaring aflegt, doet hij geen afstand van het recht om later alsnog het gezamenlijk gezag te verzoeken aan de rechter.
4. De man en de vrouw zullen eerst kijken in hoeverre de gemaakte afspraken goed uitwerken in de praktijk. Wanneer het nodig is zoeken zij hulp voor verbetering van hun communicatie, bijvoorbeeld via mediation en/of via het wijkteam.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2024 is
mr. T.R. Hüpscher te Rotterdam benoemd tot bijzondere curator over [voornaam minderjarige 2] .

3.Ingetrokken verzoek

3.1.
De man heeft zijn verzoek de toestemming van de vrouw door de toestemming van de rechtbank te vervangen, zodat hij kan overgaan tot erkenning van [voornaam minderjarige 2] als zijn kind, ingetrokken, omdat hij de minderjarige inmiddels heeft kunnen erkennen. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere curator zijn taak volledig heeft vervuld. Om die reden zal hij worden ontslagen uit zijn functie van bijzondere curator over de minderjarige [voornaam minderjarige 2] .

4.De verzoeken

4.1.
De man verzoekt hem samen met de vrouw te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
Voorts verzoekt de man een zorg- dan wel omgangsregeling vast te stellen waarbij hij:
totdat hij zelfstandige woonruimte betrekt:
  • de minderjarigen iedere donderdag na school tot 19.00 uur en iedere zondag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij zich zal hebben, waarbij de vrouw zorgdraagt voor het halen en brengen van de minderjarigen en waarbij tijdens de vakanties en feestdagen de reguliere regeling in beginsel wordt voortgezet;
  • een videobelmoment heeft elke week op maandag of dinsdag, waarbij de vrouw tijdig laat weten wanneer er gevideobeld kan worden;
vanaf het moment dat hij een zelfstandige woonruimte betrekt:
  • de minderjarigen een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij zich zal hebben, waarbij de vrouw de minderjarigen naar hem toebrengt en hij de minderjarigen bij de vrouw terugbrengt;
  • de minderjarigen de helft van de vakanties en feestdagen bij zich zal hebben, in onderling overleg nader te bepalen.
Daarbij verzoekt de man een informatie- en consultatieregeling vast te stellen, inhoudende dat de vrouw de man elke maand informeert ter zake medische behandelingen, te zijner tijd school/kinderopvang en andere gewichtige aangelegenheden omtrent de minderjarigen en de man raadpleegt ter zake daaromtrent te nemen beslissingen, een en ander gelijktijdige toezending van een recente foto.
4.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek:
- de voorlopige omgangsregeling zoals is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting van 17-11-2023 van de voorzieningenrechter te wijzigen en opnieuw rechtdoende een voorlopige omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de man:
  • iedere week contact met de minderjarigen zal hebben via videobellen op maandag of dinsdag;
  • fysieke omgang met de minderjarigen voorlopig alleen onder begeleiding van een professionele hulpverleningsinstantie zal plaatsvinden en
  • de raad te gelasten onderzoek te doen naar de gezagvoorziening en de omgangsregeling alvorens een definitieve beslissing omtrent de omgangsregeling te nemen;

5.De beoordeling

5.1.
De relatie van partijen is sinds juli 2023 verbroken. De man heeft tot op dit moment nog geen zelfstandige woonruimte gevonden en woont bij zijn vader in. Partijen zijn in kort geding – voor zover thans van belang – een voorlopige omgangsregeling overeengekomen en een videobelmoment en tevens een informatieregeling.
De overeengekomen omgangsmomenten zijn niet vlekkeloos verlopen. Verzoeken van de vrouw tot terugkoppeling zijn niet succesvol gebleken, mede doordat de communicatie tussen partijen (hetgeen ook tijdens de mondelinge behandeling tot uiting kwam) heftig en emotioneel verlopen. Uiteindelijk is de situatie op 8 december 2024 geëscaleerd. Tijdens een omgangsmoment is [voornaam minderjarige 1] getuige geweest van (een in haar ogen) hoogoplopende ruzie tussen de man en zijn vader, waarbij de man fysiek geweld zou hebben gebruikt tegen zijn vader. Twee weken daarvoor zou er (volgens [voornaam minderjarige 1] ) ook al sprake zijn geweest van een incident, waarbij de man met zijn vuist op tafel zou hebben geslagen en hij een keukenrolhouder naar zijn vader heeft gegooid.
De kinderrechter heeft met [voornaam minderjarige 1] gesproken en begrijpt van [voornaam minderjarige 1] dat haar ouders heel verschillend zijn. De ruzies bij de man thuis hebben op haar grote indruk gemaakt. De man wordt door haar als zeer temperamentvol ervaren. Ook wordt er bij de man thuis een andere taal gesproken (Papiaments), een taal die [voornaam minderjarige 1] niet goed verstaat. [voornaam minderjarige 1] is juist bij haar moeder gewend dat alles op een heel rustige manier wordt besproken. Het contrast is groot.
[voornaam minderjarige 1] is een nog jong meisje en zij is, gezien het verleden (huiselijk geweld) gevoelig voor ieder incident dat neigt naar ruzie. [voornaam minderjarige 1] zegt veel van haar vader te houden en geeft aan dat zij ook graag weer contact met hem zou willen. Tegelijkertijd geeft zij daar wel bij aan dat zij dan wel wil dat er iemand bij deze contacten aanwezig is, zodat die direct kan ingrijpen zodra er weer ruzie dreigt te ontstaan.
Tijdens de mondelinge behandeling geeft de man aan dat de ruzie met zijn vader een gespeelde ruzie betrof, dat hij sowieso een harde stem heeft en dat hij nog harder praat in het bijzijn van zijn vader, omdat zijn vader doof is. Wat hier ook van zij, de gebeurtenissen bij de omgangsmomenten hebben op [voornaam minderjarige 1] diepe indruk gemaakt en zij is angstig dat dit nog een keer zal gebeuren. Niet helpend hierbij is dat de ouders (zonder in ruzie te vervallen) samen deze momenten niet met elkaar kunnen bespreken. Er lijkt sprake te zijn van veel boosheid en verwijten over en weer. Dit maakt dat ouders niet om op een rustige manier over hun kinderen kunnen communiceren om zo tot oplossingen te komen.
5.2.
Een en ander heeft ertoe geresulteerd dat de minderjarigen nu al zes weken geen omgang meer hebben gehad met hun vader, hetgeen de rechtbank niet in het belang van de minderjarigen acht. Hoewel er tussen de man en de minderjarigen nog wel videobelcontact plaatsvindt is de rechtbank van oordeel dat ook het fysieke contact tussen de man en de minderjarigen op korte termijn weer moet worden voortgezet, minimaal op de zondag.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij bij een volgend contact met [voornaam minderjarige 1] rustig met haar zal praten over de voorgevallen incidenten en haar zal proberen gerust te stellen.
5.3.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een voorlopige omgangsregeling bepalen waarbij de man omgang heeft met de minderjarigen op de zondag van 12.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur en waarbij de man het halen en brengen van de minderjarigen voor zijn rekening neemt.
De rechtbank gaat er dan wel vanuit dat de man rekening houdt met de angst van [voornaam minderjarige 1] en iedere confrontatie of gespeelde ruzie met zijn vader uit de weg zal gaan. Ook verwacht de rechtbank van de man dat hij zich stipt zal houden aan de tijden van het ophalen en terugbrengen van de minderjarigen bij de vrouw op de zondag. Daarbij verwacht de rechtbank van beide partijen dat zij géén ruzie maken in het bijzijn van de minderjarigen, ook niet telefonisch.
5.4.
Met partijen is vervolgens gesproken over het belang om met elkaar op een normale manier te kunnen communiceren over de minderjarigen en het gegeven dat mediationgesprekken hierbij partijen kunnen helpen. Met de raad is de rechtbank van mening dat het (op enig moment) betrekken van [voornaam minderjarige 1] bij deze gesprekken zinvol zou zijn.
Beide partijen zien in dat er iets moet gaan veranderen en hebben toegezegd open te staan voor mediationgesprekken. Ook zien partijen de meerwaarde van het betrekken van [voornaam minderjarige 1] bij deze gesprekken op enig moment.
Bij de mediationgesprekken kunnen ook de hervatte omgangsmomenten op de zondag worden geëvalueerd en kan (indien deze goed verlopen) worden bezien wat nog meer mogelijk is.
5.5.
Voor wat betreft de door partijen in kort geding overeengekomen informatie- en consultatieregeling begrijpt de rechtbank dat de vrouw (hoewel zij hierover haar twijfels heeft) deze afspraak tot op heden nakomt. De rechtbank verwacht van de vrouw dat zij dit zal voortzetten. Bij de mediationgesprekken zou deze in kort geding overeengekomen regeling nader kunnen worden besproken.
5.6.
De rechtbank zal in afwachting van het resultaat van het mediationtraject iedere verdere beslissing aanhouden tot hierna te noemen datum.
5.7.
Omdat ten aanzien van het ouderlijk gezag en de definitieve omgangsregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen voorlopig als volgt zal zijn:
- iedere zondag van 12.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur, waarbij de man zorgdraagt voor het halen en brengen van de minderjarigen;
6.2.
verklaart deze beschikking – tot zover – uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
ontslaat mr. T.R. Hüpscher uit zijn functie als bijzondere curator ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek;
6.4.
wijst af het verzoek van de man de toestemming van de vrouw tot erkenning van [voornaam minderjarige 2] door de toestemming van de rechtbank, te vervangen.
en voordat verder wordt beslist:
6.5.
bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van het gezag over de minderjarigen/ de definitieve zorg- dan wel omgangsregeling en de informatie- en consultatieregeling wordt aangehouden tot
1 mei 2025 PRO FORMA, met verzoek aan de advocaten van partijen uiterlijk twee weken vóór laatstgenoemde datum schriftelijk aan de rechtbank te berichten over de resultaten van de mediation en daarbij tevens gemotiveerd aan te geven op welke manier volgens partijen moet worden voort geprocedeerd;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 05 februari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.