ECLI:NL:RBROT:2025:2758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/11164
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afzonderlijk beroep na eerdere uitspraak leidt niet tot dubbele dwangsommen bij uitblijven besluit op bezwaar

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Dienst Toeslagen van 4 juni 2024, met kenmerk UHT-DCHO. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op dit bezwaar. De Dienst Toeslagen heeft hierop een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen zitting nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had eerder al beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op bezwaren tegen andere beschikkingen, die inhoudelijk samenhangen met de huidige zaak. De rechtbank oordeelt dat de beschikkingen die zijn gegeven op basis van dezelfde bepaling van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) zodanig samenhangen dat er slechts één dwangsom verbeurt kan worden als er niet tijdig op de bezwaren wordt beslist. Dit betekent dat het instellen van een afzonderlijk beroep niet leidt tot dubbele dwangsommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het maximum van de eerder opgelegde dwangsom nog niet is bereikt en dat het beroep van eiseres te vroeg is ingesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter L.A.C. van Nifterick, in aanwezigheid van griffier A.R. de Groot, en is openbaar gemaakt op 5 maart 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11164
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak,
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 4 juni 2024 met kenmerk UHT-DCHO.
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
Eiseres heeft eerder beroepen ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar gericht tegen de beschikking van 29 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA, zie de uitspraak ROT 23/7153 van 18 december 2023 en de uitspraak ROT 24/6546 van
5 september 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank hangen beschikkingen over dezelfde aanvrager die zijn gegeven op grond van dezelfde bepaling van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) zodanig inhoudelijk samen, dat verweerder slechts één dwangsom verbeurt als hij niet tijdig beslist op de bezwaren tegen die beschikkingen. Bij die beschikkingen is immers sprake van dezelfde herstelregeling, hetzelfde toetsingskader en (grotendeels) hetzelfde feitencomplex.
De beschikkingen met de kenmerken DCHA en DCHO betreffen de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Uit het voorgaande volgt, en dat veronderstelt de rechtbank ook bekend bij partijen, dat bij beroepen over die beschikkingen aan verweerder slechts eenmaal een dwangsom moet worden opgelegd, omdat de beschikkingen in die zaken zijn gegeven op grond van dezelfde bepaling van de Wht. Afzonderlijk beroep instellen leidt niet tot dubbele dwangsommen en heeft dus geen zin.
Verweerder had dat duidelijker in zijn verweerschrift naar voren kunnen brengen.
Eiseres heeft op 6 december 2024 beroep ingesteld.
In de (samenhangende) uitspraak van 5 september 2024 heeft verweerder opdracht gekregen binnen twintig weken na 5 september 2024 een besluit bekend te maken op het bezwaar van eiseres onder verbeurte van een dwangsom voor de duur van 300 dagen.
De rechtbank stelt vast dat het maximum van de in de uitspraak van 5 september 2024 opgelegde rechterlijke dwangsom nog niet is bereikt.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat te vroeg beroep is ingesteld.
De rechtbank acht het aangewezen dat verweerder de bezwaren van eiseres in samenhang bezien afdoet.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in aanwezigheid van
A.R. de Groot, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 maart 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.